Nehemia, een dienstknecht van God die als schenker in het paleis van de koning werkte, heeft verdriet over de verwoesting van de stad Jeruzalem. Hij bidt tot God. En wat gebeurt vervolgens? God laat hem wachten. Zo kunnen we het ook pijnlijk herkennen op deze biddag aan de begin van het seizoen. Misschien wel op de puinhopen zoals Nehemia toen of dat de puinhopen zullen volgen in dit seizoen. God wil ons leren wachten, aanhoudend te bidden en te vertrouwen. Om ons afhankelijk van Hem te maken en voor te bereiden. Al ons werken wordt ingeklemd door de God van de hemel die alles regeert en leidt naar de raad van Zijn Goddelijke wil.

Nehemia 2 vers 4b: ‘Toen bad ik tot God van den hemel’.

Een biddende bouwer
1. Wachten;
2. Bidden;
3. Spreken;
4. Vertrouwen.

1. Wachten

Gemeente, jongens en meisjes, het kan ontzettend knagen van binnen. Een onverhoord gebed. Als we ons gebed opgezonden hebben naar de hemel, als we onze nood bij de Heere gebracht hebben, als we ons hart aan Hem hebben uitgestort. En het bleef vervolgens stil.

Wat kan het dan gaan stormen van binnen. En het kan zijn dat u of jij dat vanmiddag pijnlijk herkent. Gebeden, ernstig, indringend, aanhoudend om gezondheid, om kracht, om hulp, om zegen, om bekering. Niet een keer maar steeds weer. En het is stil gebleven.

Wat kun je dan moedeloos in de kerk zitten, op biddag. Met dat knagende van binnen van die onverhoorde gebeden. En dan biddag houden. En wat is het dan belangrijk om te onthouden dat God ons soms laat wachten. Omdat Hij niet direct geeft waar wij om vragen.

Wachten. Ja, dat moest Nehemia ook. De biddende bouwer. En als je dat op je in laat werken: de biddende bouwer. Dan kan er maar zo de gedachten zijn: de man leefde dicht bij God, zo een man van God. Als de Heere Zijn gebed

De Heere heeft Nehemia laten wachten. Wachten op de verhoring van het gebed. Wij hebben Nehemia 2 gelezen. Daar gaat een hoofdstuk aan vooraf. Nehemia 1. Je moet dat thuis vandaag maar eens aan tafel lezen. Hij vertelt hoe Jeruzalem eruit ziet. De muren ingestort. De nood voor de Heere uitgestort. Dat gebed kunnen we ook lezen in Nehemia 1.

Hij eindigt dat gebed met een klemmend beroep. Doe het toch Uw knecht heden wel gelukken. Zo heeft Nehemia met God geworsteld. En dan haal ik er een woordje uit: heden. Heden, vandaag, nu wel mag gelukken. Wanneer heeft hij dat gebeden? Het staat in het begin van hoofdstuk 1. In de maand Chisleu.

Dan was ongeveer de maand november/december van de kalender daar. Laat het toch heden wel gelukken, nu ik met de nood tot U kom. En dan lezen we verder hoofdstuk 2 en dan lijkt dat ook dat dat direct gebeurt. Direct zijn nood bij de koning neer te leggen? Nee. We lezen over de maand Nisan, maart. Nehemia moest wachten.

Laat het toch wel gelukken. Een dag, een week, een maand, twee maanden, drie, vier maanden en het bleef maar stil. Laat dat tot vertroosting zijn als u vanmiddag moedeloos in de kerk zit. U moet het misschien wel van uzelf toegeven dat vaak zoveel gebeden zo slap zijn en zo lauw zijn. Dat je soms na het ‘Amen’ van het gebed al heel eerlijk moet zeggen, wat moet ik voor dit gebed geven?! Laat staan als het gaat om de vraag hoe moet de Heere daar naar horen. Maar er zijn soms ook weleens gebeden dat je je nood echt bij de Heere kwijt kunt. En als het dan een dag is, en een dag wordt een week, en een week wordt een maand, en dan vier maanden later.

Als het misschien wel op uw hart drukt, de nood van uw leven. In gebed gebracht. Teleurstellingen in mensen. Gebeden om heiliging, toewijding aan de Heere. Vuur in uw leven omdat het allemaal zo uitgedoofd is. Wachten leert Nehemia. We weten niet hoe Nehemia die weken doorgebracht heeft. Of het gestormd heeft.

En toch, het valt aan zijn gezicht af te lezen hoe hij daar zijn werk doet in de maand Nisan. Hij heeft gevast. Is blijven bidden. Heeft op de Heere gewacht. Blijven bidden, smeken, vasten zodat het op zijn gezicht af te lezen is.  Wat kunnen we daarvan leren aan het eind van de eerste gedachte, gemeente, jongens en meisjes? Dat we moeten blijven wachten op de Heere. Wachten, is dat makkelijk? Nee, wachten ligt ons niet. Als we al even op een bus moeten wachten, iets heel gewoons en alledaags, hebben we daar soms al moeite mee.

En dan wachten op de Heere, niet een dag, niet een week, niet een maand maar nog veel langer. Toch zegt Nehemia ons als het ware: blijf op de Heere wachten. In de moedeloosheid, in de troosteloosheid. Als de duivel u bestookt: dat bidden heeft geen zin, laat het maar na, de Heere hoort het toch niet. Tevergeefs op Hem gehoopt, op Hem gewacht. Nee, zegt Nehemia. Blijven wachten, blijven bidden. Niet weggaan bij de troon van Zijn genade. Ook als het zo knaagt van binnen. Als u moet zeggen het gaat niet, het lukt niet. Bid dan maar of Hij wil leren om te blijven wachten op Hem.

En wat zien we dan in dit gedeelte? Dat Nehemia niet voor niets gewacht heeft. De Heere verhoort het gebed. Hij doet dat echter wel op Zijn eigen wijze, op Zijn eigen tijd en eigen manier. En dan zorgt de Heere er Zelf voor dat de dag komt dat hij niet langer op de Heere hoeft te wachten omdat de Heere overkomt. En dat de Heere openingen geeft. Ja, onverwachts en op een manier waar Nehemia nooit van te voren aan gedacht had. Wachten, maar ook bidden daar willen we bij stil staan in onze tweede gedachte.

2. Bidden

En gemeente, het lijkt eigenlijk wel een dag zoals veel andere dagen in het leven van Nehemia. Nehemia doet zijn werk als schenker in het paleis van de koning. Hij doet zijn werk; biddag voor gewas en arbeid. Wat had Nehemia een bijzondere werkplek. De jongens en meisjes denken misschien aan het paleis en aan alles wat daar zo mooi is, zo indrukwekkend uitziet, en al het zilver en het goud en alle lakeien. Dan denk je wat een bijzondere werkplek maar ik bedoel eigenlijk iets anders.

Want aan het slot van vers 1 staat, ‘nu was ik nooit treurig geweest voor zijn aangezicht’. En dat is echt niet omdat het zo’n hele makkelijke, eenvoudige werkplek was die Nehemia had, integendeel. Nehemia mocht er niet bedroeft uitzien. Het is echt een woord van het afgelopen jaar geworden, het woord bubbel.

We kunnen zeggen, de koning Arthahsasta leeft ook in een bubbel. Een bubbel van blijdschap. Niemand mag daar met een treurig gezicht rondlopen en iedereen moet de schijn hooghouden dat het leven vrolijk, blij en gelukkig is. En natuurlijk met alle verschillen die er zijn, daar kunnen we niet zomaar overheen kijken vanmiddag, toch zie ik wel een lijn lopen naar onze tijd.

Is dat ook niet om ons heen zien? Alles moet leuk zijn. Heel pijnlijk aan het licht gekomen ook in het afgelopen jaar. Een jaar van Corona, een jaar van beperkingen. Dat er steeds meer ongeduld in de samenleving waarneembaar is. Niet om bij een eenzame oudere op bezoek te gaan, ja dat vast ook wel, maar wat hoor je nu het meeste? Dat we weer naar een festival kunnen, naar een terrasje kunnen. Al onze leuke dingen zijn ons afgepakt. Over een bubbel gesproken.

Alles moet leuk zijn. En dat zit in de lucht en die lucht ademen u, jij en ik ook in. Daar zijn we niet immuun voor, daar moeten onze ogen voor open gaan. Anders gaan we daar op onze eigen manier, op onze eigen dingen die wij leuk vinden gewoon in mee. Dat zit in ons Adamshart. Leeg eigenlijk, toch?! Als dat je leven is: van terras naar terras, van festival naar festival, en misschien voor u van visite naar visite. Van weekend naar weekend, van feestje naar feestje. Terwijl we weten dat het straks echt een keer ophoudt of als de Heere Jezus terugkomt op de wolken van de hemel of als wij sterven moeten.

En dat kan ook als je jong bent, als je kind bent. We hebben het begin van deze week nog gehoord uit onze vorige woonplaats. Een jongetje van vijf jaar aan het buiten spelen. En een auto moest uitwijken voor een landbouwvoertuig en het jongetje werd geschept en een kwartier later aan zijn verwondingen bezweken. Dan hebben we alle reden om te bidden vanmiddag dat die bubbel van ons doorgeprikt wordt en dat we de dingen gaan zien zoals ze echt zijn.

We gaan terug naar het paleis van de koning want wat komen daar de dingen in een stroomversnelling. Nehemia hij is er helemaal niet op bedacht, op voorbereid, en dan opeens die vraag: waarom is uw aangezicht treurig terwijl u niet krank bent? Denk dan aan die bubbel en iedereen moest vrolijk zijn, en die koningen konden grillig zijn in die tijd.

Die verschrikte reactie. Nehemia zegt: de koning leeft in eeuwigheid en hoe zou ik niet treurig zijn over de stad die in puin ligt. Voor hij het weet komt het eruit. Hij doet het heel voorzichtig. De koning vraagt hem: wat is nu je vraag? Wat moet Nehemia nu zeggen? Hij voelt dat het een geladen moment is. En toen bad ik tot God in de hemel. Als de koning vraagt wat is je verzoek.

Eigenlijk moeten we het in een adem lezen. Het einde van vers 4 en vers 5. Niet tot de koning maar tot God. Als in een adem. De jongens en meisjes voelen wel aan dat het een paar seconden is geweest. Een woordeloze zucht naar de hemel. Om kracht, om wijsheid, om antwoord te geven op de vraag van de koning.

Wat ontvangen we daarin gebedsonderwijs op deze biddag. Ja het is goed om vaste gebedstijden te hebben. Ik denk aan die andere balling, Daniel. Vaste gebedsmomenten. Heb jij ze ook, u ook? Dan doet het niet toe wanneer het op de dag is maar vaste tijden. Die structuur, die discipline hebben we nodig. Het gaat me nu om iets anders, dat is niet minder belangrijk op biddag.

Het wordt wel genoemd: bidden met de pet op. Het klinkt misschien vreemd, uitdrukking van vroeger. Je voelt misschien wel aan wat ermee bedoeld wordt. Zucht van Nehemia. Nood met een paar woorden bij de Heere brengt. Achter het stuur, tijdens het stofzuigen, op het land, als de repetitie wordt uitgedeeld op school, als je op het punt staat de vergadering binnen te gaan. Tot een zucht naar de Heere God in de hemel. Moet je dan niet je handen vouwen en je ogen sluiten?

Nee, bidden met de pet op is niet oneerbiedig. Natuurlijk, in de vaste gebedstijden eerbied in je houding, in hoe je de Heere aanspreekt. Handen gevouwen, ogen gesloten om je af te sluiten van de indrukken van buiten je te richten op de ontmoeting met de Heere, met het spreken met Hem. Maar ook bidden met de pet op. Zomaar opeens als een situatie zich voordoet waar je je niet op voor hebt kunnen bereiden, dan mag je die zucht naar boven doen, als het ware een pijl naar boven sturen zoals Nehemia dat deed. Hij kon zich hier niet op voorbereiden, hij wist niet dat dit de dag was waarop de Heere hem maanden had laten wachten. En opeens was er die vraag van de koning en hij kon geen bedenktijd vragen. Vandaar: ik bad tot de God van de hemel en ik zei tot de koning.

Zou dat het niet zijn wat de apostel Paulus bedoelt als hij de gemeente aanspoort bid zonder ophouden. Natuurlijk wil dat niet zeggen dat je onophoudelijk met je handen samen en met je ogen gesloten zit. Want je moet ook je werk doen, je moet ook naar school, je hebt ook taken van de Heere gekregen. Maar betekent het niet veel meer de bereidheid, de open verbinding met de Heere, dat als er zich een onverwachte situatie aandoet, je weet welke weg je in moet slaan. En je die ook daadwerkelijk bewandelt en je nood misschien wel zonder woorden bij de Heere neerlegt.

Dat is bidden zonder ophouden. Een open verbinding met de hemel. Ja, dat klaagt ons aan want wat is die verbinding van onze kant vaak verstopt. Doordat we druk zijn, doordat we vul het zelf maar in. Het ligt niet aan de Heere, het ligt aan ons. Om de Heere op elk moment van de dag, onder alle omstandigheden heel vaak onverwachts zonder dat je je erop voor kunt bereiden om Hem aan te lopen als een waterstroom. Te bidden met een zucht zonder woorden: Heere, hoor, Heere, help, Heere, geef wijsheid, Heere, hoe moet ik dit doen, Heere, bewaar me voor de zonden, Heere, houd U mij vast. En zo komen we Nehemia biddend tegen. En ik bad tot God. Maar tegelijkertijd ook: ik sprak tot de koning. Daar willen we bij stilstaan in de derde gedachte. Dan gaat het in een adem door, zijn bidden en zijn spreken.

3. Spreken

Wonderlijk eigenlijk. Nehemia heeft drie tot vier maanden moeten wachten op de Heere. Drie tot vier maanden moeten wachten op de verhoring van zijn gebed. En als dat nu aan het begin van de preek zo-even uit het hart gegrepen was: m’n nood, zo vaak met zoveel klem voor de Heere neergelegd en het blijft stil. Na een dag, na een week, na een maand.

En als dan de duivel je aanmoedigt om het bidden maar te laten want het heeft toch geen zin en de twijfel wortel schiet heeft het wel zin. En dan de vraag: waarom doet de Heere het? Waarom laat Hij Nehemia wachten en waarom laat Hij mij wachten? Hij heeft daar Zijn wijze bedoelingen mee. En laat ik er maar meteen aan toevoegen dat Hij dat vaak niet laat zien.

Dat het anders gaat dan je gehoopt en verwacht had. Om afhankelijk van Hem te maken. De Heere heeft de tijd gebruikt tussen de maand Chisleu en de maand Nisan. In het spreken voorbereid op de ontmoeting met de koning.

In de eerste plaats: Nehemia heel voorzichtig, ik zou het bijna tactisch willen noemen. Hoe dan? Hij heeft het over de stad van de begrafenissen van mijn vader. Hij noemt er geen naam bij. Daarmee probeert hij bij koning Arthahsasta een beroep te doen niet op iets maar om de stad van de begrafenissen van mijn vader. In die samenleving ging het om aanzien maar ook om zorg om de begraafplaatsen van het voorgeslacht.

En als Nehemia dan iets preciezer wordt, waar die staat van de begrafenissen van zijn vader ligt, dan heeft hij het over Juda. Maar we horen Nehemia het woord Jeruzalem in zijn mond nemen. Tactisch, voorzichtig. En we merken ook uit de reactie van Sanballat, Tobia, Gesem die we in het vervolg van hoofdstuk 2 tegenkomen, die hebben er heel veel moeite mee dat de stad weer opgebouwd zal worden en de muren weer opgericht zal worden. Wilt u dan in opstand komen tegen de koning komen?

Jeruzalem stond toch bekend als de hoofdstad van die afvallige provincie die altijd tegenstand was, waar altijd die wens van onafhankelijk te zijn. Als Nehemia meteen over Jeruzalem was begonnen, dan was het waarschijnlijk heel anders gegaan dan het gegaan is. Maar de Heere heeft die maanden van wachten gebruikt om Nehemia te leren, voor te bereiden op dit moment.

Voorzichtig en tactisch. En tegelijkertijd heeft hij ook oog voor detail. Hij vraagt om verschillende brieven om aanbevelingen erin voor de landvoogden aan de overkant van de rivier, een brief voor Asaf die leider was van de lusthof van de koning. Die lusthof was een plek waar ook veel bomen groeien en de plek waar Nehemia hout van wil ontvangen om zijn bouwproject te kunnen uitvoeren. Oog voor detail.

Nu het moment zich aandient dat hij zijn hart mag luchten voor de koning. Nu de Heere al die dingen wonderlijk geleid heeft, heeft hij in die periode van wachten geleerd om het zo bij de koning neer te leggen, om dit te spreken. Stel je nu eens voor jongens en meisjes, zo is het niet gegaan, maar stel je nu eens voor dat, neem nog even dat woordje heden waar Nehemia het over had aan het einde van vers 1.

Geef dat het heden wel mag gelukken. Stel nu dat de Heere in dat heden op die dag in de maand Chisleu Nehemia de gemeenheid had gegeven om direct bij de koning binnen te komen om zijn verzoek neer te leggen. Hij had zomaar op een verkeerde manier de koning kunnen benaderen. In zijn vuur, in zijn enthousiasme, in hoe hij geraakt werd over hoe Jeruzalem eraan toe was. Hij had in zijn ijver voor Jeruzalem zomaar iets verkeerds kunnen zeggen wat bij de koning argwaan had gehad en dat had zijn dood kunnen betekenen.

Maar de Heere heeft de wachttijd gebruikt om Nehemia voor te bereiden op deze dag die de Heere hem gaf. En dan moet u zo eens naar dat wachten van u en van jou kijken. Misschien wil de Heere u, jou, tijdens de periode van wachten, welke nood u op het hart ligt en hoe vaak die ook bij de Heere gebracht heeft en hoezeer u het wel voelt knagen van binnen, dat Hij u wil leren, wil oefenen, wil kneden, wil voorbereiden. Ja maar waarop dan? Ja, dat kan ik u nu nog niet zeggen. Dat wist Nehemia ook nog niet gedurende die drie, vier maanden dat hij moest wachten.

Als dan tegen hem gezegd was: de Heere is je misschien aan het voorbereiden, dan had hij gezegd: ja maar, waarop?! Pas achteraf ziet hij hoe wonderlijk de Heere alles geleid heeft. Dat hij juist in die maanden waarin die misschien dit gesprek wel keer op keer voor zichzelf gerepeteerd heeft, als ik het een keer kan zeggen: Heere, kan ik het dan zeggen en zal ik het dan op deze manier inbrengen? Zo heeft hij gebeden, zo heeft hij gevast en zo heeft God hem voorbereid.

Moeten we dan niet zeggen: wat een zegen dat de Heere zijn gebed niet direct verhoord heeft?! Maar dat Hij Nehemia heeft laten wachten tot de dag waarvan de Heere wist dat is de goede dag, dat is Mijn dag. En laat dat ook uw gebeden vermenigvuldigen, juist als u moet wachten. Als dat wachten zo lang duurt, dat wachten zo zwaar valt. Nee, dat kunt u nu nog niet overzien. Maar zou het bij u, bij jou niet zo kunnen zijn, of hoeft u niet voorbereid te worden, heeft de Heere geen werk aan u?! Hoeft hij u als het ware niet te kneden, bent u al volmaakt?! Niet toch?!

Mag u het Hem bidden: Heere, wilt U die wachttijd gebruiken om mij te leren, mij te oefenen, mij voor te bereiden? Heere, ik weet nog niet eens waarop maar alle dingen zijn in uw hand en U leidt alle dingen naar de raad van Uw wil. Ja, dan ga je met andere ogen naar de wachttijd kijken waarin u of jij je misschien in bevindt. Dat wordt dan niet makkelijker, het wordt dan niet eenvoudiger maar er valt wel ander licht over.

Wachttijd is nooit verloren tijd. Hij wil u leren om af te zien van uzelf. Ja, maar dat doe ik al. Misschien wel om nog meer af te zien van uzelf. En om te leren om te vertrouwen. Ja, maar ik vertrouw al op Hem. Ja, om nog meer op Hem te vertrouwen. Misschien moet u wel terugdenken aan een wachttijd in uw leven waarvan u nu zegt: wat is het goed voor mij geweest dat ik verdrukt ben geweest, dat de Heere me niet direct gaf waar ik om vroeg. Als je terugkijkend zegt, ja de Heere heeft die tijd van wachten gebruikt om mij bij het nulpunt te brengen, om alles af te breken van mijzelf. En mij zo voor te bereiden voor zijn hulp, zijn leiding, voor de gelegenheid die Hij op het juiste moment geeft, op Zijn heil, op Zijn genade.

Nee, Nehemia heeft niet voor niets gewacht. Hij heeft gewacht op de dag die de Heere gaf en de gelegenheid die de Heere bewerkte dat hij de koning kon spreken over wat hem op het hart lag, wat God hem op het hart gelegd had. En zo blijft alleen maar de Heere over, Zijn wonderlijke leiding in hoe Hij Nehemia voorbereid heeft en hoe Hij op dat moment dat de Heere geeft ook de woorden geeft om te spreken.

Nee, dan moeten we niet kijken naar de koningin die naast hem zat, die zal hem vast wel gunstig gestemd hebben. Dan moeten we ook niet kijken naar de overredingskracht in de woorden van Nehemia. Het is uiteindelijk de Heere die dit alles bij elkaar gebracht heeft en zo Nehemia woorden geeft om te spreken. De juiste woorden op het juiste moment op de juiste toon. Omdat de Heere dat allemaal bij elkaar heeft gebracht. Spreken. We gaan naar onze laatste gedachte: vertrouwen.

4. Vertrouwen

Want ja, de Heere heeft alles wonderlijk geleid. En dan zien we in het tweede deel van Nehemia 2 dat Nehemia op pad is. Soldaten gekregen van de koning om hem te begeleiden naar Juda, brieven voor de landvoogden op zak, een brief voor Asaf de opzichter van de lusthof zodat het hout er straks ook zal zijn om het werk te doen. En dan zouden we kunnen zeggen: wat kan hem nu nog overkomen? Ik zet daar een streep op biddagmiddag een streep onder want dat kan zomaar bij u of bij jou ook zo zijn. Misschien wel omdat de Heere wegen wonderlijk geleid heeft. Dat je eigenlijk op biddag wel dankdag zou willen houden omdat de Heere op zo’n wonderlijke manier, zonder dat je dat zelf had kunnen uitdenken, de dingen geleid heeft, de dingen samengebracht heeft.

En dan kan het zomaar zijn dat u op de drempel van een nieuw seizoen denkt het zal allemaal wel gaan. Hij heeft op zo’n wonderlijke manier geleid, dan zou de Heere het ook afmaken. Nou, dat laatste is waar maar nooit zonder strijd, nooit zonder aanvechting, nooit zonder dat de boze erop afkomt. Want dat zien we gebeuren. We zouden zeggen: wat kan Nehemia nu nog overkomen? De Heere heeft hem die nood van Jeruzalem op het hart gelegd, Hij heeft hem maandenlang voorbereid op het gesprek met de koning. Hij heeft het hart van de koning geneigd zoals het in het Spreukenboek staat, dat het hart van de koningen is voor de Heere als waterbeken, Hij neigt ze waarheen Hij wil. Wat kan er dan nog gebeuren?

Nou, als u op die manier naar het komende jaarseizoen kijkt op deze biddag, dan moet ik u toch waarschuwen. Nee, niet waarschuwen dat u niet teveel van de Heere moet verwachten en niet teveel op Hem moet hopen. Dat niet. Maar vanuit die gedachte: wat kan er nu nog misgaan? Wat kan er nu nog gebeuren? Ik ben op de weg van de Heere. Hij heeft het beloofd, Hij staat er Zelf voor in. Hij heeft alle dingen wonderlijk geleid, dus!? Ja, niet dus!

Want dan zijn daar ineens die dissonanten, Sanballat, Tobia en later in het hoofdstuk Gesem, de Arabier. Een coalitie van tegenstand. Wat heeft Nehemia daar ook mee te maken gekregen, deze biddende bouwer. En we kunnen het tegen elkaar zeggen als we een lange autorit gemaakt hebben. We zijn er. Er zit altijd iets van opluchting in, zeker als de reis lang was. De reis is voorbij, de bestemming is bereikt, we zijn er.

En je hoort dat als het ware ook doorklinken als Nehemia het zelf schrijft in het begin van vers 11 ‘En ik kwam te Jeruzalem’ na alles wat er gebeurd is. Na maanden van wachten waarvan hij later ziet dat hij voorbereid is, hoe de Heere de dingen samengebracht heeft. Hoe hij onderweg naar Jeruzalem maar naar die wachten hoefden te kijken die de koning meegestuurd had en elke keer was er weer die verwondering over de trouwe zorg van de Heere. Ook als hij in zijn binnenzak voelde die brieven van aanbeveling voor de landvoogden en voor de opzichter van de lusthof.

En ik kwam te Jeruzalem. Nu gaat het beginnen. Ja, inderdaad nu gaat het beginnen. Maar wel de tegenstand, wel de strijd. Want wat zal dat voor Nehemia geweest zijn, dan komt hij in Jeruzalem, de stad die de Heere op zijn hart gelegd had en die al die maanden niet van zijn hart afgeweest is. Waarmee hij geworsteld heeft voor het aangezicht van de Heere. En het is een grote  ruïne. Het is zo’n grote puinhoop dat hij bij zijn nachtelijke inspectietocht een paar dagen later zelfs van zijn rijdier af moet stappen omdat het dier niet eens door het puin verder kan lopen.

En dan op de achtergrond die driekoppige coalitie, Sanballat, Tobia, Gesem, die maar aan het stoken zijn. Aan het verdachtmaken zijn. Die maar proberen de arbeidsmoraal onder het volk te breken zodat die muren niet herbouwd zullen worden. Met het Woord van de Heere, met de beloften van de Heere, de leiding van de Heere vol vertrouwen de reis aangegaan en dan eindigt het zo.

Zo kan het ook in het komende jaarseizoen gaan. Vol goede moed, met het Woord van de Heere, de leiding van de Heere, de weg die Hij gewezen heeft en met al die blijken van Zijn gunst onderweg. En dat u in de loop van het seizoen vastloopt op een puinhoop, op een ruïne. Wat doet Nehemia? Geeft hij op, buigt hij teleurgesteld, gaat hij teleurgesteld terug? Nee, hij gaat niet alleen zijn volksgenoten daar in Juda en Jeruzalem bemoedigen. Ja dat doet hij ook wel.

Maar niet met zo’n goedkope, positieve speech. We gaan de schouders eronder zetten en stropen de mouwen op. Bijna zoals dat ook met het coronavirus is, samen krijgen we het eronder. Nee, zo niet. God van de hemel Die zal het ons doen gelukken. En wij, Zijn knechten, zullen ons opmaken en bouwen. Hier gemeente, jongens en meisjes, zien we het verschil tussen het schijngeloof en het ware geloof.

Het schijngeloof kan vaak heel mooi praten. Durft ook nog wel met alles wat ze gekregen hebben op pad te gaan. Nee, hier een woord en daar een belofte, het kan niet op. Maar zodra ze op de puinhopen staan, dan blijft er ook helemaal niets van over. Dan smelt dat als sneeuw voor de zon weg. Dan druipen ze teleurgesteld af. Schijngeloof dat het wel doet, wel goed doet in tijden van voorspoed als de wind in de rug is maar dat verdampt als er zorgen komen. Schijngeloof.

En dat was het bij Nehemia niet. Waar geloof. Schijngeloof keert zich op zulke momenten teleurgesteld van God af maar waar geloof klampt zich op zulke momenten aan de Heere vast. En dat is wat Nehemia doet. In vertrouwen klampt hij zich aan de Heere vast. Geloofsvertrouwen. En ik weet het, het is een woord dat veel los kan maken. Misschien raakt dat wel aan dat gebed van mij, aan dat wachten van mij. Geloofsvertrouwen. Als je zo heen en weer geslingerd kan worden, is het schijn of is het echt? Ik kan het nu wel zeggen, ik kan het nu wel geloven en er nu wel troost uit vinden maar hoe moet dat straks als ik op de puinhopen vast kom te zitten?

Misschien daar wel om gebeden waarnaar het stil bleef. Wat is dat geloofsvertrouwen? Het zijn eigenlijk maar twee dingen. In de eerste plaats dat je vertrouwen in jezelf, je zelfvertrouwen, stukje bij beetje wordt afgebroken en tegelijkertijd dat het vertrouwen in de Heere wordt opgebouwd. Dat is nu de Geest aan het werk. Zelfvertrouwen afbreken, dat wordt dan een puinhoop, een ruïne. En tegelijkertijd het vertrouwen in God opbouwen.

Zo mag Nehemia zich vastklemmen aan zijn God. Juist op het moment dat alles wat hij om zich heen ziet daartegen pleit. God van de hemel. Ja, dat gebruikte hij ook in zijn gebed, weten jullie het nog jongens en meisjes? Vers 4: toen bad ik tot God van de hemel. De God tot wie hij gebeden heeft was geen vreemde God voor hem, Die kende hij, dat had hij omgaan mee. Zo mocht hij ook op het moment dat hij in de puinhoop vastliep zich tot zijn God wenden. Nee, hij leunt niet op zijn ervaring, op zijn kracht, op zijn inzicht, op zijn roeping, wat God op zijn hart gelegd had en alle leidingen maar alleen op de God van de hemel zelf. Die zal het ons doen gelukken.

Ook daarin ligt een machtige aansporing bij de begin van een nieuw seizoen. Als u nu op de puinhopen zit of in de loop van het seizoen, van het gezin, huwelijk, geestelijk leven. Het werk dat de Heere gewerkt heeft klemt zich op zulke momenten aan God vast. Ik blijf de Heer verwachten, mijn ziel wacht ongestoord, ik hoop in al mijn klachten, op Zijn onfeilbaar Woord.

Er staat niet God van de hemel zal alles doen gelukken en dan staat er een punt?! Nee. En wij Zijn knechten zullen bouwen. In die volgorde. Afhankelijk van de Heere te bouwen. Het is toch niet anders dan in het komende seizoen. In afhankelijk van de Heere. Niet achterover te leunen, niet passief te zijn. Dat geldt in het geestelijke maar niet minder in het alledaagse.

De jongens en meisjes begrijpen dat wel. Je vader zal niet zeggen, of je grote broer, de wekker gaat wel, maar de God van de hemel zal het doen gelukken en je draait je nog een keer om. Nee, je komt uit bed. Nee, je kunt het niet pakken, niet maken. De Heere schakelt je er niet bij uit maar bij in. Op school, op het werk, op school, in de gemeente, en ook in de binnenkamer. En wij zullen ons opmaken en bouwen. En op het moment dat dat je weer bij de handen afbreekt, dan kom je weer bij het begin van de tekst: God van de hemel. Je zou kunnen zeggen dat opmaken om te bouwen zit nu ingeklemd met God van de hemel, Die zal het ons doen gelukken. Daar begint het mee, daar eindigt het mee. Daar zit het bouwen bij ingeklemd.

Om zo in het nieuwe seizoen op al die terreinen van het leven, maar ook in dat verticale in het staan ten opzichte van de Heere. Te zoeken, te bidden, te worstelen, te bouwen op hoop van Zijn zegen. En dan zal Hij, Hij het doen gelukken. Amen.

 

Woensdag 10 maart 2021, biddag voor gewas en arbeid – Hersteld Hervormde Gemeente Putten – ds. D.J. Diepenbroek – Schriftlezing Nehemia 2