Na Christus’ hemelvaart worden de apostelen uitgezonden. Ze gingen uit en preekten overal het Woord. God werkt door Zijn Geest en maakt mensen bekwaam in Zijn dienst. Het is Zijn werk tot opbouw van Zijn Koninkrijk.

Markus 16 vers 20: ‘En zij, uitgegaan zijnde, predikten overal, en de Heere wrocht mede, en bevestigde het Woord door tekenen, die daarop volgden. Amen’.

Door de wereld gaat het Woord
1. Het werk van de discipelen;
2. Het werk van de Heere.

1. Het werk van de discipelen

Gemeente, jongens en meisjes, wat is er in korte tijd veel veranderd. Want gaat u maar na, de discipelen, toen de Heere Jezus was opgestaan uit de doden, zaten zij angstig, bang bij elkaar achter gesloten deuren bevreesd voor de Joden. Wat waren ze bang, onzeker, kleingelovig. Want we horen dat als een refrein terugkeren. Elke keer nieuwe opstandingsgetuigen en de discipelen die het niet geloofden totdat de Heere Jezus er Zelf aan te pas moest komen en hun hardheid van hun harten verweet.

En nu, uitgegaan om overal te preken. De deur opengegaan. Wat een verschil. En Markus vat dat samen met twee woorden: uitgaan en prediken. Uitgaan. Dat is een woord waar iets oncomfortabels in zit. Omdat het buiten de vertrouwde kaders gaat. De discipelen, wat hadden ze het goed met elkaar. Na met angst bij elkaar, maar toch vonden ze elkaar. En na het hemelvaart, toch nog binnen die muren van de opperzaal. Een van verlangen. Die 120. Binnen de vertrouwde kring van de opperzaal, de tempelstad. En dan na uitgaan omdat de Heere Jezus niet wil dat ze op elkaar blijven richten.

Gaat heen, predik het Evangelie aan alle creatuur. Zo zendt Hij ze de wereld in voorbij de vertrouwde kaders van wat hen lief en comfortabel was. Iets oncomfortabels in voor hen en ons. Hebben wij dat ook niet? De veilige, vertrouwde kaders van uw eigen huis. Of u nou alleen woont of met anderen. Waar u uzelf kunt zijn. Maar u buren, overburen, die staan heel anders in het leven. Die kijken u meewarig aan. Wat kan de neiging dan groot zijn om je terug te trekken.

Of binnen de veilige kaders van de gemeente. Waar je niet uit hoeft te leggen dat je in de Bijbel leest, dat je bidt. Natuurlijk, er zijn verschillen. Maar toch de vertrouwde kaders. Maar ja, daarbuiten, in het dorp, daar is het heel anders. U hebt er misschien wel elke dag mee te maken. Oncomfortabel dat uitgaan. Maar ook als het gaat om de veilige kaders van onze gezindte. Reformatorische school, instelling waar u werkt. Ook daar kunnen er verschillen zijn maar wees eens eerlijk: gaat het niet vaak om kleine dingen? Veilig binnen die gezindte. Maar daarbuiten, zo liberaal en progressief, uitleven wat erin zit. Maar is het niet begrijpelijk? Dat terugtrekken. Wat is de afstand groot en wordt de weerstand meer, dat proeven we allemaal.

Was het nou wezenlijk anders voor de discipelen? Toen ze voorbij die vertrouwde opperzaal kwamen. Paulus vat het kernachtig samen: voor de Joden een ergernis, voor de Grieken een dwaasheid. In de godsdienstige wereld was het een ergernis. Als Hij alles heeft gedaan, dan telt er van mij echt niets mee. Voor de Joden een ergernis. Stefanus gedood door de godsdienstige mensen. En voor de Grieken, alles wat niet Joods is. Paulus op de Areopagus. Dat vonden ze wel interessant. Maar ook daar tegenstand toen het over hen ging.

De wereld is niet wezenlijk veranderd toen en nu. En dan uitgaan en prediken, dat tweede woordje. Prediken. Wat zijn de discipelen dan gehoorzaam. Wat een modeldiscipelen. We moeten niet vergeten dat de Heere er soms ook wat druk op moest zetten om ze uit te laten gaan. U moet vanmiddag maar een Handelingen 8 lezen.

Dan is daar Paulus blazende dreiging en moord. Die gemeente in Jeruzalem wordt verstrooid. En dan komen in dat dorpje er twee, dat drie. Dan gaan ze vertellen. De Heere heeft ze soms naar buiten moeten slaan. Met Zijn Vaderlijke hand. Om de mensen te bereiken met Zijn Woord. Het is nog zo, dat de Heere er soms druk op zet om uit te gaan en te preken.

Wat betekent dat, vraagt een jongere misschien wel. We kunnen toch niet allemaal dominee worden, allemaal zendeling. Dat is waar. Dat is niet om op een achternamiddag over te besluiten. Toch wil ik je een vraag stellen. Misschien zit je in de examenklas. Komende de donderdag, spannend. Misschien wel een stip aan de horizon gezet waar je naartoe wilt. Ik zeg niet dat daar iets mis mee, maar heb je je weleens afgevraagd of de Heere je roept in Zijn dienst?

De Heere roept hele eenvoudige mensen. Visser. Tollenaars. Die waren niet geliefd, die hadden wij niet uitgekozen. Roept de Heere mij?! Met dat je die vraag stelt, druk je die weg. Ik wil dit nog, en dat nog. Als God je roept, dan zal Hij je ervoor inwinnen. Dan moet je de wapens van verzet inleveren. Ik wil het vanmorgen breder trekken. Ik kan niet preken. Maar als je er een letter voorzet: spreken. Uitgaan en spreken.

Wie moet ik dan spreken? Mensen die God uw pad laat kruisen. Dat heb je toch ook wel: dat je bedenkt dat die op mijn pad kwam. Niet alleen maar om herinneren op te halen, maar hierover te spreken. Spreken op straat, op het werk. Spreken in het Evangelisatiewerk. En als u zegt, dat ligt mij niet? Zou de Heere Jezus het hebben gevraagd: ligt het jullie? Nee, Hij heeft ze er wel voor toegerust.

Mijn rechterbuurman is vannacht gestorven, en ik heb nooit een woord tot zijn behoud gezegd. Wat zal die rechterbuurman tegen u of tegen jou zeggen op de oordeelsdag. Zal hij niet zeggen: waarom heb je gezwegen? Je ging altijd naar de kerk, je las uit het Woord, en als je er dan vanuit ging dat het waar was, waarom heb je mij dan laten doorleven? Wat moet je dan zeggen? Wat laten wij anderen makkelijk verloren gaan. U zegt: dat mag u niet zeggen. Dat is toch het werk van de Heere die verkiest en redt. Toch laat ik het staan.

Wat zit er nu achter? Stuk onverschilligheid. Misschien zijn we wel even werelds. Ben ik mijn broeders hoeder?! Onverschilligheid. Heilsegoïsme. Als ik het maar goed heb. Als ik maar bekeerd ben. Als ik maar zalig mag worden. Als ik het maar heb. Dat is geen vrucht van de Geest overigens. Natuurlijk, het begint altijd bij jezelf. Dat is waar. Maar daar kan het niet bij blijven. Er kan ook nog wat anders achter schuil gaan. Geloven we eigenlijk het zelf nog wel? Dat er een hel is, dat er een eeuwige rampzaligheid is? Dat iedereen die de Heere Jezus Christus niet kent, eeuwig verloren gaat.

Het kan maar zo zijn dat je in een winkelstraat denkt, zouden al die mensen verloren gaan? En meteen denkt: dat kan ik mij niet voorstellen. Dat kan ik met je meemaken. Maar wij moeten nooit uitgaan van wat wij denken maar van de Heere. De Heere Jezus die aan het kruis neerdaalde tot in de hel om te verlossen van de hel. Geloven we het voor anderen, geloven we het voor onszelf? Het zal wel meevallen voor mij. Dan geloven wij het zelf niet meer en ook niet voor anderen.

Paulus, wetende de schrik des Heere, bewoog de mensen tot het geloof. We kunnen niet allemaal preken. Maar toch we moeten uitgaan. Soms wel makkelijk om tegen Jan en alleman te vertellen. Terwijl het niet besproken wordt met je eigen man en kinderen. Uitgaan richting de man of vrouw, de kinderen, die je van de Heere gekregen hebt. Ik weet wel, het is wel lastig. Als je gisteren dat korte lontje had, en voelt wel dat het eigenlijk niet goed was, dan vormt dat een blokkade en houd je het achter de kiezen. Maar dat mag niet. Eerst uit de weg ruimen.

Ja, maar je kunt het er toch niet altijd over hebben?! Maar om het er dan nooit over te hebben. Hoe meer we erover nadenken, visualiseren. Hoe meer je daar je eigen leven naast legt, hoe meer je deze tekst je verlegen, beschaamd maakt. Niet de mouwen opstropen en uitgaan. Maar bidden tot de Heere. Bidden om een gespreksopening. Bidden om woorden om te spreken. Bidden om Zijn werk. Hoe meer we over deze roeping nadenken, hoe meer de verzuchting uit ons hart oprijst, dat kan ik niet, daar heb ik mijzelf tegen, Heere, wilt U werken. Hij laat ons niet achter met discipelen die we zien uitgaan en overal preken. Nee, de Heere bevestigde het Woord en wrocht mede.

2. Het werk van de Heere

We zien in gedachten die elf discipelen uitgaan en preken. Dan ben je geneigd om te zeggen: wat moet er van terecht komen. Misschien geen vraag meer maar daar moet niets van terecht komen.
Elf onmetelijke mensen. En dan is hun Meester ook nog eens opgevaren naar de hemel. Maar Hij laat ze niet alleen. Hij werkt mee, de Kurios.

Een mooie gedachte, zegt u misschien. Maar misschien ook wel een gedachte die u wat moeilijk valt. God en mens medewerkers. Als u er zo over denkt, dat Markus dit bedoelt, dan hebt u helemaal gelijk dat Markus deze gedachte naar beneden haalt. Wat bedoelt hij dan? De Heere wrocht mede. 1 Korinthe 3 vers 9. Wij zijn Gods medearbeiders. Het is waar, zegt u, wij als medewerker van God klinkt ons net wat anders dan God medewerker van ons.

We hoeven niet bij dat gevoel te blijven. Paulus laat het ook zien. Wat is het werk van mensen? Planten en natmaken. Dat is heel belangrijk. Om het te begieten. Maar draait het daar uiteindelijk om? God geeft de wasdom, God geeft de groei. Denk eens mee, jongens en meisjes, als we die twee dingen naast elkaar zetten: de discipelen die planten en natmaken, en God die laat groeien. Daar gaat het allemaal om, om de groei. Het is alles Gods werk.

Aandeel doen van het stukje waar Hij voor instaat, wat Hij voor Zijn rekening neemt. Het zou hopeloos zijn als het van hen afhing, al was het maar voor 1%. Het is Zijn werk, het laten uitgaan van predikanten en het werk van ouderlingen in 2021. Voor dat werk wil Hij voor een stukje van Zijn werk hen inschakelen. Tegelijkertijd is Hij er niet van afhankelijk. Het is Zijn werk.

Dan zie ik twee gevaren. Wij moeten getuigen, Evangeliseren. Alsof het daar van afhangt. En dan komt er niks van terecht. Wij, u en jij, kunnen er geen een bekeren. Tegelijkertijd kunnen we teveel gericht zijn op Zijn werk. We moeten dat heel dicht bij elkaar houden. De Heere wrocht mede. Laat ik mij vanmorgen richten tot de ambtsbroeders, er zitten er een paar in de kerk zie ik. Wat kunt u voor uw ambtswerk geven, en ik voor het mijne. Uiteindelijk niets. Zo vaak dat ik had moeten spreken terwijl ik zweeg, zo vaak dat ik sprak terwijl ik had moeten zwijgen. Zo vaak zit ik er zelf tussen. Al die keren dat ik lauw op bezoek ging. Het is Zijn werk, de Heere wrocht mede.

Bidt u daar ook elke dag om? Heere, dat ik als een instrument gebruikt mag worden? Wilt U Uw werk doen en daarvoor mij inschakelen? Toch kan het zijn dat er ergens een laag van moedeloosheid zit, van een ouder, jeugdwerkleider, mentor. Die ondergrond is zo hart. Als ik hoor dat de Heere werkt, dan komt er even een lichtstraal komt. Maar als ik die puber zie, dan ontvalt mij alle hoop.

De Heere doet het Zelf. Het zit eigenlijk in ditzelfde spanningsveld. Van menselijke verantwoordelijkheid en Gods werk. Heb je dat weleens afgevraagd: hoe werkt de Heere in het hart? Ik hoop dat je daarmee worstelt. We moeten altijd met twee woorden spreken. Het zal voor die jongere altijd afhankelijk zijn van Gods werk. Laten we recht doen aan die koepel. Daar val je zelf helemaal buiten. Vraag het maar aan je vader of moeder. Ik was geestelijk dood. Hij heeft mij tot leven gewekt door het Woord. Zijn werk. Dat zet een streep door alle vormen van remonstrantisme heen. Dat er ergens weer afhangt van jouw werk.

En, we zouden met twee woorden spreken, als nou een Geest het hart van een mens opent, wat gebeurt er dan? Hoofdstuk 3/4 artikel 12 Dordtse Leerregels. Dan ga je geloven. Dan ga je de Heere Jezus omhelzen. Dat gaat de Geest niet voor je doen, daar stelt Hij je toe in staat. Ik doe niet omdat ik denk dat u uw hart kunt openzetten, maar wel omdat ik geloof dat de Geest onder het Woord komt en de deur van het hart open kan zetten. Als je dat voor het eerst hoort. De toevlucht neemt. AL is het aarzelend, bevend, al is het van achteren dat je de zoom van Zijn kleed aanraakt.

Dat is het werk van de Heere. Dan zul je niet zeggen: dat heb ik gedaan. Maar Hij trok je naar Zich toe. Wonderlijk is dat: dan maakt Hij van een tegenwerker een medewerker. Als je in de kerk zit en zegt: dat gaat allemaal zo niet. Het begint al warm te worden, wanneer zou hij ‘Amen’ zeggen. Dan ben je allemaal aan het tegenwerken.

Neem mijn leven, laat het toegewijd aan Uw eer. Wat een troost voor moedeloze ambtsdragers, ouders. Het is Zijn werk. Wat een troost. Markus gebruikt twee woorden voor het werk van de mensen: uitgaan en preken. En zo gebruikt hij ook twee woorden voor het werk van de Heere: bevestigen en meewerken. Tekenen. Wat is dat? Markus schrijft er zelf over. Ze zullen zieken de hand opleggen en ze worden gezond, slangen zullen ze opnemen. Dan kan het zijn dat je denkt: wat is het maar heel karig hier in de kerk gebeurt.

Alleen maar het Woord verkondigd. Hoezo alleen maar het Woord?! Het gaat niet om de tekenen. Dat is een heel groot gevaar. U volgt Mij alleen om het brood, zei de Heere Jezus Zelf. Die tekenen leiden dan alleen maar af, zand in de machine. Tekenen volgen op de verkondiging van het Woord. Om dat Woord dat verkondigd te bevestigen. Ik heb een keer een voorbeeld gelezen van een akker en een trekker. Als je nou die akker ziet als de hele wereld, het werkterrein van de discipelen. En die trekker op die akker. Overal waar die trekker komt, zien we de tekenen. Zo zien we dat op het zendingsveld.

Die Heere doet dat, Hij bevestigt het Woord door de tekenen. Goddelijke patroon. Als die tekenen steeds minder nodig zijn, dan doet het Woord het op eigen gezag. Die trekker gaat over het land. Stel je voor dat hij aan het ploegen is. Wat volgt er dan? Zwerm vogels. Om die wormen eruit te halen. En soms zie ergens anders ook nog een vogel die iets gevonden heeft. Dit is het grondpatroon. Omdat God wil dat Zijn kinderen bij het Woord te leven. En niet elke keer uit zijn op iets bijzonders.

Ik heb dat weleens meegemaakt met iemand die toeleefde naar de Avondmaalstafel: als dat versje opgegeven wordt, dan mag ik aangaan. Is het dan vertrouwen op Hem of op het teken? De tekenen zijn ons gegeven vanwege onze grovigheid, zo zei Guido de Bres in de Nederlandse Geloofsbelijdenis. Niet om erop te leunen, op te vertrouwen. Daar ligt het niet in vast. Wees een eerlijk. Als dit of dat gebeurd, dan weet ik dat ik bekeerd ben. Dat is niet waar. Denk maar aan Gideon. Heel de aarde nat, dat kleedje droog. Dan zou ik nooit meer twijfelen. Wat doet Gideon? Doe het nog een keer en dan andersom.

Het is Zijn Goddelijke opvoedkunde dat Zijn kinderen blind zullen varen op Zijn Woord en niet alleen op de tekenen. Wat moeten we zeggen aan het einde van deze dienst: wat heeft Hij veel werk aan, niet alleen de bekeerden, maar Zijn kinderen. Hij voedt op opdat het minder en minder nodig zou zijn, en meer zou vertrouwen op Zijn Woord. Omdat je in het Woord Hem ziet en naar Hem toegetrokken wordt.

Ik had het zo-even over het werk van de Geest. Dat doet Hij in het Woord. Om het in de nacht van de strijd uit te roepen: ik hoop in al mijn klachten, en wat kunnen dat er veel zijn, op Zijn onfeilbaar Woord, Psalm 130.

De Heere geve dat wij zo bevestigd worden door het Woord van Hem. En van tegenwerkers? Hij wil van tegenwerkers nog medewerkers maken onder de verkondiging van het Woord. En dat, en dat alleen, geeft houvast.

Amen.

 

Zondag 6 juni 2021 – Hersteld Hervormde Gemeente Putten – ds. D.J. Diepenbroek – Schriftlezing Markus 16 vers 15-20
en 1 Korinthe 3 vers 1-19