Het Hemelvaartsevangelie naar de beschrijving van de evangelist Markus is heel compact: De Heere dan, nadat Hij tot hen gesproken had, is opgenomen in den hemel, en is gezeten aan de rechter hand Gods. Het bepaalt ons bij Zijn spreken aangaande de dingen van het Koninkrijk van God na Zijn opstanding uit de doden en voor Zijn hemelvaart. Bij Zijn heengaan naar de hemel door de opneming van God de Vader. En van Zijn zitten aan de rechterhand van God, de ereplaats, waar Hij priesterlijk en koninklijk zit. Hij is dé Hogepriester die eenmaal en voor altijd de zonden van de Zijnen verzoend heeft.
Markus 16 vers 19: ‘De Heere dan, nadat Hij tot hen gesproken had, is opgenomen in den hemel, en is gezeten aan de rechter hand Gods‘.
De hemelvaart van de Heere
1. Zijn spreken;
2. Zijn heengaan;
3. Zijn zitten.
1. Zijn spreken
Gemeente, jongens en meisjes, waarom is de Heere Jezus na Pasen niet direct naar de hemel gegaan? Waarom is Hij nog veertig dagen op aarde gebleven? Was Zijn werk nog niet klaar, kon Hij nog niet terug naar de hemel? Nee, dat niet. Zijn werk op aarde was klaar. Hij heeft het uitgeroepen aan het kruis, aan het einde van dat bittere lijden: het is volbracht. En in die uitroep heeft Hij Zich niet vergist. De straf is gedragen, de schuld is verzoend, de toorn van Zijn Vader is gestild. De weg naar de hemel ligt voor Hem open.
We moeten het antwoord dan ook niet zoeken bij de Heere Jezus, het antwoord op de vraag waarom is Hij dan niet meteen na Pasen naar de hemel gegaan, maar we moeten het antwoord op die vraag zoeken bij de discipelen. Hij is voor hen nog veertig dagen op de aarde gebleven. Wat zal dat een heerlijke tijd geweest voor de discipelen. Toch, na alles wat er gebeurd was. Hoe zij heen en weer geslingerd zijn, eerst hun hoop die vergaan was, en toen Pasen. Langzaam maar zeker brak het Paaslicht door. Bij de een eerder dan bij de ander maar uiteindelijk is het bij het allen binnengekomen dat Paaslicht. Hij leeft. Zo mochten ze nog veertig dagen Zijn onderwijs horen. Een heerlijke tijd. Want wat waren ze aan Hem verknocht, wat hadden ze Hem hartelijk lief en tegelijkertijd ook wat een vreemde tijd. Want het was hen direct wel duidelijk: het is niet meer zoals voor Goede Vrijdag, toen ze onafgebroken bij Hem waren. Toen Hij niet bij hen wegging en zij dus bij Hem mochten blijven. Altijd in Zijn nabijheid en dat is niet meer zo. Hij verschijnt, ja wat is het dan heerlijk en wat is het dan goed, en wat drinken ze Zijn woorden dan in. Maar ook Hij verdwijnt, en wat doet weer zeer, wat missen ze Hem dan weer.
Hij is voor hen nog veertig dagen op de aarde gebleven. Zij moesten voorbereid worden op het vertrek van hun Meester. Ze moesten toegerust worden voor de taak die op hen wachtte. En Christus laat hen niet verweesd achter. Dan kijken we de Heere Jezus toch in Zijn hart vanmorgen, want dat doet Hij toch nooit?! Hij laat de Zijnen toch nooit verweesd achter?!
Ik weet wel, het voelt soms anders. Misschien als net als bij de discipelen als Hij weer weg was. Eigenlijk is Hij nooit weg. Hij verliest hen niet uit het oog ook al kunnen zij Hem niet zien. En wat bloeit dat weer heerlijk op als Hij dan verschijnt en als Hij dan weer gaat spreken. En als Hij daarmee toont dat Hij ze niet verweesd achterlaat. En zo is het toch nog steeds. Hij laat de Zijnen niet verweesd achter ook al voelt het soms zo. Maar dan is het uw gevoel dat u bedriegt. Al ziet u Hem niet, Hij verliest u niet uit het oog.
En wat is het dan weer een wonder toch als Hij dan weer verschijnt, als Hij dan weer gaat spreken. Zo heeft Hij het ook gedaan met Zijn jongeren. Verschijnen en verdwijnen. En als Hij dan kwam, dan sprak Hij met hen. Ja waarover eigenlijk? Nou het waren soms strenge woorden, vermanende woorden. Hij verweet hun hun ongelovigheid, de hardheid van hun hart dat ze het niet geloofd hadden. Ja dat ook. Discipel van Hem zijn betekent ook nog geregeld vermaand worden, gecorrigeerd worden. Maar Hij heeft ook met hen gesproken over het werk dat op hen wacht. Ga heen predik het Evangelie alle creaturen. Die geloofd zal hebben en gedoopt zal zijn zal zalig worden, en die niet geloofd zal hebben zal verdoemd worden. Hij heeft met hen gesproken over de tekenen. Nee, niet wat zij in hun vingers hebben. Dat zij zieken kunnen beter maken, dat zij slangen kunnen opnemen en de slangenbeet zal hen niet schaden. Nee, zo niet. Maar als een volmacht dat ze van Hem ontvangen om het Woord te bevestigen.
Hij heeft met hen gesproken. Uiteindelijk zoals Lukas het samenvat in Handelingen 1. Hij heeft met hen gesproken over de dingen die het Koninkrijk van God aangaan. En dat Koninkrijk dat is Hij Zelf in eigen persoon. En wanneer gaat de Heere Jezus Christus naar de hemel? Nadat Hij met hen gesproken heeft. Als Hij alles gezegd heeft wat Hij met hen wil bespreken. Hij heeft er de tijd voor genomen, veertig dagen lang. Hij heeft ze opgezocht. Hij heeft tot hen gesproken. Pas nadat Zijn onderwijs klaar is, nadat Hij tot hen gesproken heeft, breekt het moment aan van Zijn heengaan. Onze tweede gedachte.
2. Zijn heengaan
Want dan schrijft Markus, we zouden het zijn Hemelvaartsevangelie kunnen noemen, heel kort, heel compact, in een vers: de Heere dan, nadat Hij tot hen gesproken had, is opgenomen in de hemel. Opgenomen. Dat is wel een ander woord dan in het woord hemelvaart zit. Het is vandaag, jongens en meisjes, Hemelvaartsdag, geen hemelopnemingsdag. Een ander woord. Opgevaren, dat zit in Hemelvaartsdag. Dat Hij naar de hemel is gevaren. Ja dan valt het licht op de Heere Jezus Christus. Op Zijn macht. Op Zijn verlangen naar het huis van Zijn Vader. Hoe Hij Zich koninklijk van de aarde losmaakt om naar de hemel te gaan. Hemelvaart. Opgevaren naar de hemel.
Maar Markus schrijft niet over opgevaren naar de hemel maar over opgenomen in de hemel. Dan valt het licht meer op de Vader. Niet Christus die naar de hemel vaart, maar de Vader die Zijn Zoon naar de hemel trekt, die Hem opneemt, die Hem optilt, Zijn Zoon om Hem thuis te brengen. Het is een lijdende vorm: Hij is opgenomen in de hemel. Dan valt het licht op de Vader. Het is eigenlijk net als met Pasen.
Hij is opgestaan. Hij leeft. Dan ziet het op de Zoon, op Zijn kracht. Hij die de opstanding en het leven is. Die verrezen is uit de dood, Die het graf is uitgegaan. Maar met Pasen kunnen we ook zeggen dat Hij is opgewekt. Dan valt meer het licht op de Vader. Die op die stille Paasmorgen Zijn Zoon wakker gekust heeft. Het is genoeg, Mijn Zoon. Het is volbracht. Sta op. Zo wekt de Vader Zijn Zoon op. We moeten dat maar heel dicht bij elkaar houden zowel op Pasen als op Hemelvaartsdag. Hij is opgenomen in de hemel. Dat heeft de Vader gedaan.
We kunnen dat niet in woorden uitdrukken wat dat voor de Vader geweest moet zijn. Om Zijn Zoon op te tillen. Om Hem op te heffen van de aarde. Om Hem naar huis te dragen. Wij kunnen er geen woorden aan geven. De Vader heeft er wel woorden aan gegeven, tot twee keer toe. Bij de doop van de Heere Jezus in de Jordaan en bij de verheerlijking op de berg: Deze is Mijn geliefde Zoon in Wie Ik Mijn welbehagen heb. Wat een heerlijke dag als de Vader zo Zijn Zoon optilt en Hem naar huis trekt. Met koorden van Goddelijke liefde.
Maar ook wat het voor de Zoon geweest moet zijn. Opgenomen. Toen Hij als het ware de armen van Zijn Vader voelde die Hem opnam van deze aarde. Waar Hij geleden had, waar Hij gestorven was. En ook dan moeten we zeggen: onze woorden schieten tekort. Maar heeft de Heere Jezus niet gedurende Zijn hele omwandeling getuigd van dat wat er in Zijn hart leefde, namelijk dat te doen wat de wil van Zijn Vader was. Hemelvaartsdag, hoe anders was het op Goede Vrijdag? Toen ging de hemel niet open voor de Zoon. Toen was de hemel van koper. Toen heeft Hij het uitgeroepen aan het hout van het kruis, Mijn God, Mijn God, de Vadernaam kon Hij niet meer op Zijn lippen nemen, Mijn God, Mijn God, waarom U Mij verlaten? En dat gebed dat kwam er niet doorheen. Toen ging de hemel niet open, toen was de hemel van koper. Hij riep en het bleef stil. God van God ontdaan, zei Luther daarover, wie kan dat verstaan?!
En in die weg, van de Godverlatenheid, waarin de hemel voor de Middelaar gesloten, vanaf die weg heeft Hij vanaf het kruis een weg gebaand naar het Vaderhuis. Opdat een wederhorig kroost altijd bij Hem zou wonen. Daarom Hemelvaartsdag is een heilsfeit. De hemelvaart van de Heere Jezus Christus, een heilsfeit. Wat is dat eigenlijk, jongens en meisjes? Nou heel vaak wordt er dan gezegd nou dat de Heere Jezus Christus echt ten hemel is opgevaren, dat Hij echt is opgenomen naar de hemel. Dat de discipelen zich niet vergist hebben toen ze daar stonden en zagen hoe de voeten van hun Meester zich losmaakte van de aarde en Hij werd opgenomen steeds hoger en hoger totdat die wolk Hem wegnam uit hun gezicht. Dat het echt waar is. En het is goed om daar in deze tijd, juist in deze tijd, een streep onder te zetten. Het is echt gebeurd. Ja maar, de zwaartekracht dan? Het is echt gebeurd. Zou God die de zwaartekracht geschapen heeft de zwaartekracht niet kunnen doorbreken door Zijn Zoon op te nemen in de hemel? Een feit is het.
En toch we het woord heilsfeit dan tekort. Ja, want het is waar, het is een feit, het is gebeurd. Elf getuigen hebben het gezien, Galilese mannen. Maar het is wel een heilsfeit en waar is dan het heil in dat opgenomen worden van de Heere Jezus Christus naar de hemel? Waar is het heil dat dit feit een heilsfeit maakt? Als we nog een keer dat compacte Hemelvaartsevangelie van Markus lezen en op ons in laten werken, Hij is opgenomen in de hemel, dan is Hij opgenomen met Zijn menselijke vlees. Met Zijn lichaam.
Ik heb het in het gebed al genoemd: toen kwam er voor het eerst menselijk vlees in de hemel. En als u zich afvraagt waarom ik vlees zeg in plaats van lichaam, dan heeft dat te maken met het feit dat we dat woord vlees op zoveel momenten in de Bijbel, in het Nieuwe Testament tegenkomen, om de broosheid, om de zwakheid, maar ook om de zondigheid van het menselijke vlees aan te geven. Menselijk vlees kon niet in de hemel komen. Dat was onmogelijk. Want wie is God? God is een verterend vuur, een eeuwige gloed bij wie niemand wonen kan. Zo heilig, zo zuiver, zo volkomen. Als daar menselijk vlees bij zou komen, dat kan dat vlees niet verdragen. Zelfs Mozes die zo nauw met de Heere mocht omgaan, die met de Heere sprak zoals een man met zijn vriend, kon God niet zien. Menselijk vlees kon de hemel niet binnengaan.
Hoe komt dat? Nou dat komt door de zonde. Omdat Adam en Eva tegen God gekozen hebben. Omdat Adam en Eva geluisterd hebben naar de slang. Omdat Adam en Eva voor zichzelf gekozen hebben, dat leek ze wel wat, op ooghoogte met God staan. Niet meer onder Hem staan en naar Hem luisteren maar op ooghoogte met Hem. Als God wezen, kennend het goed en het kwaad. En vanaf dat moment zijn ze vlees, nog veel meer dan ze daarvoor waren, vlees. Sterfelijk, onderworpen aan de zonde, onderworpen aan de gevolgen van de zonde, lijden, ziekte, dood. Onderworpen aan de toorn van God. Vanaf dat moment was de hemel gesloten. In het begin van de hemel wordt het in een adem gezegd: in de beginne schiep God de hemel en de aarde. In een adem. Maar dat is na de zondeval veranderd. De hemel gesloten terrein voor menselijk vlees. En ik wil u en jou toch vragen: hoe luistert u daarnaar? U kunt daar vanaf een afstand naar luisteren, alsof het niet over u gaat, niet over jou gaat, alsof het over theoretisch gaat waar je een mening over kunt hebben. Nou is dat zo of moet je dat net iets anders zien? Dan blijf je op afstand staan.
Of hebt u weleens ervaren dat de hemel gesloten is voor u? Want echt waar, als de Heere gaat werken in het hart van een mens, dan ontdekt hij niet dat hij hemelwaardig is maar dat hij helwaardig is. Dan wordt dit een werkelijkheid: de hemel gesloten. Is de hemel voor u weleens gesloten geweest? Want dat is toch het donkere achtergronddecor van het wondere van de Hemelvaartsdag. Dat Hij, de Zoon van God, niet alleen als Zoon van God terugkeert naar de plaats waar Hij van eeuwigheid was en Hij ook nooit weggeweest is, maar dat Hij dat menselijke vlees, ja Hij was anders dan de andere mensen, want dat vlees betekende voor Hem niet dat Hij zondig was, maar wel dat Hij sterfelijk was, broos was, vergankelijk was, zo is Hij gestorven, heeft Hij de laatste adem uitgeblazen, heeft Hij in het graf gelegen, als Middelaar plaatsvervangend. Dat is het wonder van die opname in de hemel, dat Hij daar met menselijk vlees naar binnengaat.
Ik zei zo-even, als de Heere werkt in het hart van een mens, en ik weet natuurlijk niet of u dat bij uzelf herkende: helwaardig, nee dat wil niet zeggen: Heere, laat mij maar verloren gaan, werp mij maar in de hel. Nee, dat niet! Dat nooit! Maar wel het moeten belijden: Heere, ik heb het verdiend. U zou geen onrecht doen als U mij voor eeuwig voorbij gaat, als de hemel voor eeuwig gesloten blijft. Maar tegelijkertijd in die belijdenis zit ook iets van een onverklaarbaar heimwee naar de hemel van de Heere en naar de Heere van de hemel.
Eigenlijk net als bij de verloren zoon, toen hij daar in dat vergelegen land tot zichzelf kwam, toen moest hij het inderdaad belijden: ik ben niet meer waar om uw zoon genaamd te worden, maak mij maar als een van uw huurlingen. De deur naar de boerderij van zijn vader was voor hem als zoon gesloten. Dat beleed hij: ik ben het niet meer waard. En tegelijkertijd, wat had hij een onverklaarbaar heimwee: hoeveel huurlingen hebben overvloed van eten, en dan ging het niet alleen over de boerderij van zijn vader en over wat daar allemaal te eten was, maar uiteindelijk over het hart van zijn vader. En zo is dat ook als de Heere werkt, dan is er niet alleen het belijden: ik ben helwaardig. Maar dan is er ook dat wonderlijke heimwee naar de hemel van de Heere en de Heere van de hemel. En dan wordt het zo’n onuitsprekelijk wonder. Als je als het ware met het oog van het geloof mag zien dat Hij met menselijk vlees de hemel is binnengegaan. Want dan ging Hij al degenen die Zijn verschijning hebben lief gekregen voor.
Ik kwam een mooi voorbeeld tegen bij de voorbereiding van de preek. Het voorbeeld van een anker. Nou dat kennen jullie allemaal, jongens en meisjes, denk ik, een anker. Een anker met een schip hè, dat kun je overboord werpen en dat anker hecht zich dan vast en daardoor ligt het schip dan vast. Zo is het ook met de Heere Jezus Christus als Hij in de hemel binnengaat en daar wordt opgenomen met dat menselijke vlees. Als het ware het anker van het geloof zich daar in de hemel, in het binnenste heiligdom, vasthecht. Hij is ook mij voorgegaan.
Dan vraag ik het aan u en aan jou op uw levensreis. En laten we dat eens vergelijken met een reis per schip. Uw levensscheepje. Daar zit ook een anker bij. Waar hecht dat anker van u zich aan vast? Ja, dan kan het ook zijn dat je schrikt van deze vraag omdat je ziet dat het anker gewoon op de bodem van je levensscheepje ligt. Nou dan ligt dat scheepje dus niet vast. Dan ben je in groot gevaar, in levensgevaar. Als dat anker niet buitenboord geworpen wordt, als dat anker niet in het binnenste heiligdom in de hemel geworpen wordt en zich vasthecht aan Hem die daar is binnengaan, dan dobber je stuurloos op de zee van het leven en zul je uiteindelijk eeuwig schipbreuk lijden. Als u het anker nog aan boord hebt, dan kan ik alleen maar zeggen: werp het uit in Hem. Wat ligt het dan vast. Nee, dat wil niet zeggen dat er niet meer geschud wordt.
Ik denk nog een keer aan zo’n scheepje. Denk maar eens mee jongens en meisjes, het anker uitgeworpen, heeft zich vastgehecht, als het dan storm ligt het schip dan helemaal stil? Nee, integendeel. Het schip wordt dan nog wel heen en weer geslingerd, soms staat die draad helemaal strak. Zo is het ook als het anker van uw hoop in Christus ligt. Dan stormt het hier beneden nog. Dan wordt je scheepje heen en weer geslingerd. Dan staat die kabel soms strak en dan ben je soms bang dat die zou breken. Maar dat gebeurt niet. Dat is de troost van het Hemelvaartsevangelie. Het ligt vast in Hem die de hemel is binnengegaan. En daarmee de weg gebaand heeft. Niet alleen voor de ziel van de Zijnen maar ook voor het lichaam van de Zijnen. Hij zal ze volledig verlossen.
Een heilsfeit. Is hemelvaart voor u, voor jou zo al een heilsfeit? Of kom je vanmorgen niet verder: ja het is zo, daar kun je ook heel hard voor strijden, het is echt zo want het staat er, en dat is goed. Maar als het feit alleen maar feit is en geen heilsfeit is, dan is het tekort. Dan heb je het anker nog aan boord. Of hebt dat anker misschien in iets anders. In je werk, in je carrière, in je gezien, noem het maar op, duizend en een dingen waar je dat anker in kan doen, maar dan houdt het niets.
Wat een troost als het vanmorgen stormt, als die kabel misschien helemaal strak staat, het ligt vast in Hem. Of hebt u daarom het anker nog aan boord? Omdat je het ergens nog zelf in handen wilt handen. Dan bent u bezig om zelf een weg naar de hemel te banen terwijl er maar een weg is. De weg die Hij gegaan is. Voorgegaan is. Die Hij gebaand heeft. Vanaf het kruis naar het Vaderhuis. Daarom alleen voor hen die aan de voet van het kruis terecht komen met dat helwaardige leven en tegelijkertijd dat onverklaarbare heimwee niet zonder de Heere te kunnen. Daar aan de voet van het kruis gaat Hij voor naar het Vaderhuis. Zijn heengaan. We staan ook nog stil bij Zijn zitten. Daar sluit Markus zijn hele compacte Hemelvaartsevangelie mee af: en is gezeten aan de rechterhand van God. Zijn zitten, onze derde gedachte.
3. Zijn zitten
Jongens en meisjes, ik begin met jullie aan het begin van de derde gedachte. Wat doet de Heere Jezus in de hemel? Je hebt je dat misschien ook weleens afgevraagd: wat doet Hij daar? Nou Markus geeft een heel kort antwoord op de vraag wat de Heere Jezus in de hemel doet. Hij zit daar. Wat doet de Heere Jezus in de hemel? Zitten.
En dan kan het zo maar zijn dat jij bij jezelf denkt: doet Hij dan verder niets? Laten we maar eerlijk zijn, zo kan dat in onze oren klinken. Als wij van iemand zeggen hij zit alleen maar te zitten, nou ik weet wel zo zegt Markus het natuurlijk niet, maar zo kunt u het wel lezen. Zitten. Doet Hij dan alleen maar zitten in de hemel? Dan lijkt het alsof Hij niets doet. Dan vergissen we ons.
Zijn zitten is immers een zitten aan de rechterhand van God. Nou is dat belangrijk dat dat er met zoveel woorden bijstaat dat Hij zit aan de rechterhand van God? Zeker. Ik wil dat ook uitleggen. Want ik kan mij zomaar voorstellen dat jullie jongens en meisjes, jongeren, thuis aan tafel zitten, zeker als het gezin uit vier, vijf, zes ik noem maar wat personen bestaat, ben je niet heel erg bezig denk ik met, met, ja je kunt wel bezig zijn met de vraag ja ik zit liever niet naast hem, naast je kleine broertje of juist naast je grote broer, maar verder ben je niet heel erg bezig met de vraag: zit ik nou rechts of links van iemand. En toch, als de Heere Jezus heengaat naar de hemel, als Zijn Vader Hem optilt van de aarde en tot Zich neemt in de hemel, dan plaatst Hij Hem aan Zijn rechterhand.
Dat is een belangrijke plaats. Ik moet denken aan koning Salomo. We lezen van koning Salomo dat op een dag zijn moeder komt, Bathseba. En Salomo zit op zijn troon, zijn moeder meldt ze, en dan geeft Salomo de opdracht aan zijn knechten dat ze rechts naast hem nog een troon neerzetten en daar mag zijn moeder op zitten. Een belangrijke plaats, een ereplaats, een veelzeggende plaats. En zo is dat ook met de Heere Jezus Christus als Hij na Zijn hemelvaart gaat zitten aan de rechterhand van Zijn Vader.
En in dat zitten van de Heere Jezus Christus, en daar wil ik de preek mee afsluiten, daar zitten eigenlijk twee dingen in. Het heeft iets van een priesterlijk zitten en het heeft iets van een koninklijk zitten. En ik ga ook meteen uitleggen wat ik daarmee bedoel. Priesterlijk zitten. Ja, dan zijn we bij Hebreeen 10, het gedeelte dat we met elkaar gelezen hebben. Want wat lezen we in Hebreeen 10 vers 11. En dan gaat het over priesters. Ik denk dat jullie dat wel meegekregen jongens en meisjes, in Hebreeen 10 wordt het hemelse heiligdom vergeleken met het aardse heiligdom. De hemel met de tabernakel of de tempel. Er wordt ook een vergelijking gemaakt tussen de Heere Jezus als de grote Hogepriester en al die priesters die in die aardse heiligdommen, tabernakels en tempels gediend hebben. Dan schrijft de apostel in vers 11: ‘en een iedere priester stond wel alle dagen dienend en dezelfde slachtoffers dikmaals offerend die de zonden nimmermeer kunnen wegnemen’. Zo ging het er dus in de aarde heiligdommen van tabernakelen en tempels aan toe. Daar stonden de priesters.
U denkt misschien: als ze aan het werk zijn, als ze de kandelaar aansteken of als ze met de offerdienst bezig zijn, dan spreekt het ook voor zich dat ze stonden. Ja, dat is waar. Maar toch ik moet daar nog iets aan toevoegen. Deuteronomium 18 vers 5, ik zal het voor u voorlezen: ‘want de Heere heeft hem, Aarön, uit alle stammen verkoren dat hij sta om te dienen in de naam van de Heere, hij en zijn zoon alle dagen’. Dus God heeft de stam van Levi, waar Aäron ook van afkomstig is, hij heeft de stam van Levi uitverkoren, apart gezet, en dan zegt de Heere om te staan in Mijn heiligdom. Weer dat staan net als in Hebreeën 10. Dat de priesters wel elke dag stonden in het heiligdom.
Priesters, jongens en meisjes, mochten in het heiligdom nooit zitten. Ze zijn geroepen om te staan en staande deden ze hun dienstwerk. Ze mochten niet zitten. Waarom niet? Eigenlijk hebben we dat ook gelezen in Hebreeën 10 vers 11. Omdat de verzoening nooit klaar was. En dezelfde slachtsoffers dikmaals offerend die de zonden nimmermeer kunnen wegnemen. Dus de verzoening was nooit klaar. Elke dag weer opnieuw moest er geofferd worden. Elke dag weer opnieuw moest de dienst in de tabernakel of in de tempel plaatsvinden. Dat was nooit klaar. De verzoening was nooit af onder het Oude Testament.
En daarom konden die priesters ook nooit gaan zitten. Een teken van rust. En moesten ze staan en lopen om daarmee uit te beelden dat de verzoening niet af was. En ik denk dat u al begint aan te voelen wat nou het wonderlijke is van de hemelvaart, van Zijn zitten aan de rechterhand van Zijn Vader. Dat is een priesterlijk zitten. Want wat lezen we dan in Hebreeën 10 vers 12: ‘Maar Deze, en dan gaat het over de Heere Jezus Christus, een slachtoffer voor de zonden geofferd hebbend, is in eeuwigheid gezeten aan de rechterhand van Zijn Vader’.
Dus die priesters die stonden wel elke dag maar Hij, nadat Hij het offer gebracht heeft, is gezeten. De verzoening is tot stand gebracht. Alles, alles is voldaan. En daarom mocht Hij in dat hemelse heiligdom, waar Hij binnengaan is met Zijn eigen bloed, mocht Hij gaan zitten, priesterlijk zitten. Het offer is gebracht.
En dan kijk ik naar u en naar jou. Allereerst als u van uzelf moet zeggen dat u Hem nog niet kent. Dan komt dat beeld misschien toch wel heel dichtbij: die priesters die altijd maar liepen, die altijd maar stonden, die altijd maar bezig waren en de verzoening kon er niet door tot stand gebracht worden. Dat is misschien precies wel hoe u naar de kerk bent gekomen of zoals jij thuis je plek aan de keukentafel of in de bank hebt ingenomen. Altijd maar lopen, rusteloos bezig zijn, proberen om God tevreden te stellen. Als ik nou dit doe of dat laat, dan. En zo ben je altijd rusteloos aan het lopen. En je vindt het nergens, toch?
Het is ook alleen bij Hem te vinden. Hij heeft het offer volbracht. Zo staat de Heere Jezus Christus vanochtend als het ware voor u, voor jou, en Hij breidt Zijn armen uit en zegt het: Ik ben gezeten aan de rechterhand van Mijn Vader. Dat zitten is een priesterlijk zitten, Ik heb al het werk volbracht. Ik heb het offer gebracht. Daardoor niet meer uw offers en uw tranen, die kunnen geen rust geven. Ik alleen.
Daarom als u vanochtend aan Hem voorbij loopt, in die drukte, in dat bezig zijn, dan zal het ook geen hemelvaart worden van binnen. Moede kom ik arm en naakt. Ja, dan ben je uitgewerkt, dan ben je uitgelopen, dan ben je uitgediend. Wat een zegen is dat als je uitgediend bent en zo aan Zijn voeten mag neerzitten. Hij zegt het daar is nog plaats. Wat een gezegende plaats. Want ook als u Hem kent, dan kan er weer zoveel bedrijvigheid zijn. Zoveel dienen. Zoveel rusteloosheid. Je zou bijna zeggen weer zoveel beweging. Voelt u, als het gaat over hemelvaart in het hart, dat wordt het als je weer mag neerzitten. Om te leven uit dat wat Hij tot stand gebracht heeft. Wat een misverstand is dat eigenlijk hè, die gedachte die er van binnen zo maar kan zijn, dat opwassen in de genade en kennis van Christus, of geloofsgroei zo kan ik het ook noemen, dat is met andere woorden hetzelfde, dat u dan denkt dat dat inhoudt dat je heel veel bezig bent, en heel bedrijvig bent en van alles voor Hem doet en onderneemt. Nee, leven uit het Hemelvaartsevangelie wil allereerst zeggen: neerzitten. Zoals Hij gezeten is aan de rechterhand van de Vader. Neerzitten om door Hem gediend te worden. Dat is het echte hemelvaartsleven. Daarom, Hij wil Zijn kinderen vanmorgen tot rust brengen. Zittend aan de rechterhand van Zijn Vader, zegt Hij: kom toch tot rust op dat werk dat Ik volbracht heb. Priesterlijk zitten.
Maar ook koninklijk zitten. Want de Heere Jezus, als Hij daar zit aan de rechterhand van Zijn Vader, op die ereplaats denk nog maar een keer aan Bathseba, de plaats die zij kreeg, rechts van de koning. Dat is ook een plaats van eer. Hij zit daar als Koning. Hij heeft een plaats gekregen ver boven alle koninkrijken en machten en krachten en heerschappijen. Zo hebben ze toch gezongen de engelen: verhoogd o poorten nu de boog, rijst eeuwige deuren rijst omhoog, opdat u uw Koning mocht ontvangen. Een koninklijk zitten. Nou een Koning kan niet zonder onderdanen en deze Koning zal ook niet zonder onderdanen zijn.
Is Hij uw Koning? Ben jij Zijn onderdaan? Nou je hebt daar misschien helemaal geen zin in. Of misschien denkt u wel: nu liever nog even niet. Ik wil eerst nog dit doen, en dat begrijpen en dan, ja misschien later als ik wat ouder ben. Nee. We hebben het toch gezongen: het leven is een damp. Niemand van ons weet of die er over een uur nog is. Dit kan geen uitstel leiden. En ik moet het er heel eerlijk bij zeggen: als u sterft en u bent Zijn onderdaan niet of als Hij terugkomt op de wolken van de hemel en u bent Zijn onderdaan niet, dan zult u alsnog moeten buigen. Nu mag u aan de voeten van de Redder buigen. Straks zal u aan de voeten van de Rechter moeten buigen. Alle knie zal gebogen worden, alle tong zal belijden dat Hij Christus de Heere is. Wat zal dat zijn als je gedwongen wordt om voor Hem door de knieën te gaan. Zou u dan niet voor Hem buigen, deze genadige Koning?
Is het leven met jezelf op de troon dan zoveel beter en zoveel heerlijker? Daar kom je uiteindelijk mee om. Is Hij uw Koning al? Ja u zegt, hoe weet ik dat of Hij mijn Koning is. Ja, dan heb je niet alleen liefde voor de Koning, dan heb je ook liefde voor de grondwet van Zijn Koninkrijk. Dat kun je niet loskoppelen van elkaar. Er zijn mensen die zeggen je kunt wel de Koning liefhebben maar ondertussen heb je helemaal niets met de grondwet van Zijn Koninkrijk. Dat kan niet. Het zou toch wat zijn als je zegt nou ik ben een echte Oranjefan, laat ik het maar even zo noemen, maar intussen lap je de regels van het koninkrijk aan je laars. Dat kan natuurlijk niet, het is maar een menselijk beeld, de koning is ook maar een mens. Maar deze Koning, op Zijn troon, hoog verheven, Zijn onderdaan zijn betekent ook de grondwet van Zijn Koninkrijk liefhebben en gehoorzamen. Natuurlijk, met vallen en opstaan dat is waar. En je hebt dan die grondwet van Zijn Koninkrijk lief omdat je in die grondwet van Zijn Koninkrijk, lees de Bergrede vandaag maar eens, omdat je in die grondwet de Koning in het hart ziet. En van wat daar in Zijn hart leeft: genade, barmhartigheid, zelf hebt leren leven.
Is Hij uw Koning? Ben je Zijn onderdaan? Dan ben je veilig. Ik moet denken aan Guido de Brès, hij zat gevangen, in Valenciennes. Hij wachtte op zijn doodvonnis, beter gezegd: dat vonnis was al uitgesproken maar op de voltrekking daarvan. En hij schreef het op in het Latijn: ‘Habemus regem’. Wij hebben een Koning. Ook dat hoort bij de troost van het Hemelvaartsevangelie. Allen die deze Koning kennen, die deze Koning liefhebben, die de grondwet van Zijn Koninkrijk beminnen, die hebben geen zorgeloos leven. Ja wat staat het touw vaak strak hè, wat zijn ze soms bang dat het knapt. Dan zegt Hij: zou Ik vanaf Mijn hoge troon u, jou uit het oog verliezen?
De Koning. Zoals Guido de Brès die ook had, door de dood heen hield deze Koning Zijn onderdaan vast. Daarom geen heerlijker leven dan onderdaan van deze Koning. Dan houdt Hij je vast al gaat de weg door de dood heen. Omdat de weg van de Koning ook door de dood heenging naar het leven. Hij zal Zijn belegerde kinderen ontzetten en thuishalen, machtig is dat. Het hoofd is boven. Nou bij een drenkeling, jongens en meisjes, als het hoofd boven is, dat is toch het belangrijkste. Zo is het ook met Hemelvaart. Voor al Gods kinderen is het dat het Hoofd boven is. Zij zijn nog onder water, in de strijd. Want als het Hoofd boven is, dan is er hoop. Dan zal het lichaam niet achterblijven. Aan Gods rechterhand gezeten is de Koning van het heelal die de Zijnen niet vergeten, en deze aarde eens richten zal. Zijne jongeren ging Hij banen, het pad naar eeuwig vreugd en eer, daarom heffen zij de vanen in de bloedstad van weleer. Grote dag van zeeg en zegen. Hoogtij van het hemelfeest. Nu ontsluiten zich de wegen voor de nederigen van geest. Plaats ging Christus ruim bereiden. Waar het recht ons buitensloot. Arme pelgrims wil Hij leiden. Door de schaduw van de dood.
Amen.
Donderdag 13 mei 2021, Hemelvaartsdag – Hersteld Hervormde Gemeente Putten – ds. D.J. Diepenbroek – Schriftlezing Markus 16 vers 15-20 en Hebreeën 10 vers 1-18