Wanneer de Heere Jezus Christus op de Goede Vrijdag aan het kruishout op de heuvel Golgotha sterft, dan belijdt daar na Zijn sterven de Romeinse hoofdman over honderd dat Jezus werkelijk de Zoon van God is. Het is de eerste vrucht van het werk van Christus uit Zijn sterven, door Zijn volbrachte werk is het voorhangsel in de tempel van boven naar beneden gescheurd en kunnen zowel Joden als heidenen door Hem tot de Vader gaan. Hoe staan wij vandaag naast de hoofdman over honderd? Zien we in geloof op Christus of lopen we er even langs en vervolgen we onze weg?!

Markus 15 vers 39: ‘En de hoofdman over honderd, die daarbij tegenover Hem stond, ziende, dat Hij alzo roepende den geest gegeven had, zeide: Waarlijk, deze Mens was Gods Zoon!‘.

De hoofdman bij het kruis
1. Zijn vrees;
2. Zijn belijdenis.

1. Zijn vrees

Gemeente, jongens en meisjes, de hoofdman staat tegenover het middelste kruis. En hij kijkt naar de Koning van de Joden die daar tussen de twee misdadigers hangt. Hij hoort hoe Jezus met een grote stem de geest geeft. Hij ziet dat Jezus het hoofd buigt en sterft. En de hoofdman lezen we dan, ziende dat Hij alzo de geest gegeven had, zei: waarlijk deze Mens was Gods Zoon.

Wat heeft deze hoofdman dan gehoord in Zijn stem? En gezien in de wijze waarop Hij de geest gaf en stierf? Wat heeft hem zo geraakt dat hij het uitriep waarlijk deze Mens was Gods Zoon. We kunnen denken aan de kracht van Jezus. Alzo roepende staat er in vers 39. Nadat Hij uren aan het hout van het kruis heeft gehangen en al dat lijden dat daar aan voorafgegaan is. Gesegeld, doornen in Zijn lichaam. Deze hoofdman heeft naar alle waarschijnlijk al heel wat kruisigingen meegemaakt. Opgeklommen als legerofficier.

Maar dit. Met een krachtig stemgeluid riep Hij het uit over de kruisheuvel. Mijn God, Mijn God waarom hebt U Mij verlaten? Daarna Mij dorst. En daarna het is volbracht. Niet fluisterend maar roepend. Of is het Zijn waardigheid geweest? Dat zal die hoofdmannen vaker hebben gezien, dat ze vloekend de dood in gingen, haatdragend waren, als het ware nog een keer eruit kwam wat erin zat.

Koninklijke waardigheid. Het leven wordt Hem niet ontnomen, Hij geeft het in de handen van Zijn Vader. Zijn kracht, Zijn waardigheid. Als Hij daar de Koning der Joden niet ziet in paniek maar in rust. Zijn geest overgevend in de handen van Zijn Vader. Zo anders dan hij tot op heden gezien heeft. Zo anders dan die andere terechtstellingen. Dan komt het over zijn lippen: waarlijk, deze Mens was Gods Zoon.

Waarlijk. Een klein woord waar we zo overheen kunnen lezen. Maar een geladen woord. Hij was het toch. Werkelijk. Hij was het toch. Voelt u de schok, voelt u de vrees?! Waarlijk. Is dan onder mijn verantwoordelijkheid als hoofdman over honderd de Zoon van God gekruisigd?! Hij was het toch.

Hij zal er ongetwijfeld iets van meegekregen hebben toen Jezus voor de Joodse rechtbank moest verschijnen. Ik bezweer u bij de levende God, dat u de Zoon van God bent. Ha, u die de Zoon van God zegt te zijn, kom van het kruis. Dat had ook zijn weg gevonden. Hij was het toch. Die vrees van binnen.

Wij kunnen het in het dagelijks leven al hebben dat je ernaast zat. Een schok op school. Je hebt een proefwerk gemaakt. Jij bent niet de enige die het slecht gemaakt hebt en de hele klas. Je krijgt aan het eind van de week een herkansing krijgt. Je gelooft het niet. En je hoort het de volgende week van je klasgenoten dat het mogelijk was. Dat geeft al een schok waarmee we uit het veld geslagen kunnen zijn.

Hoeveel te meer dat de Zoon van God hier het leven gaf. Het kan zijn dat u moet terugdenken dat uw ogen geopend zijn voor de Gekruisigde. Of zijn uw ogen nog nooit geopend? Al tientallen jaren weken die uitliepen op de kruisiging maar nog blind. Dan gaat het er niet om dat u met allemaal mooie woorden kunt aangeven wat er is gebeurd. Maar iets van die schok. Hij was het toch. Beter gezegd: Hij is het toch.

Het staat u misschien wel heel helder voor de geest. Vijf, tien jaar, tot uw jeugd. Eerst blind geweest. Tot die ene keer, die ene preek, dat ene dagboekgedeelte. Misschien wel van dat overbekende gedeelte. Hij is het toch. Dan ziet er toch iets van vrees, schrik in. Altijd langs Hem heengeleefd, genegereerd. Altijd de koers van mijn eigen leven gevolgd. Altijd mijn eigen gerechtigheid en dan de schellen van mijn ogen vallen. Net als Paulus. Een ding wist hij zeker: Jezus is het niet. Daarom jaagde hij de christenen zo hevig na, de haat.

Zo ging hij op weg. Zo werd hij neergeveld van zijn paard. Wat een schok, een vrees. Hij is het toch. Over al dat tegenwerken, dat ongeloof. Of weet u eigenlijk niet of u in Hem bent. Je kunt er ook te laat achterkomen dat Hij de Zoon van God is. Als Hij terugkomt op de wolken van de hemel. Op die wolk die ervoor schoof toen Hij van Zijn discipelen wegvoer. Allen die Hem doorstoken hebben. Wat een schok zal dat zijn. Hij is het toch. Dat zal een schok zijn die nooit over zal gaan, tot in eeuwigheid zal blijven.

Nu bent u nog hier. Nu wordt Hij nog verkondigd niet als Rechter maar als Redder. Die hoofdman zegt ons om naast hem te komen staan. Die Hem belijdt als Zoon van God. Wordt er niet veel te veel gewicht gelegd aan de belijdenis van een Romeinse hoofdman? Moeten we die schrik serieus nemen? Wist hij wat hij zei? We nemen die vragen mee als we naar de tweede gedachte gaan: zijn belijdenis.

2. Zijn belijdenis

Is dit nu een geloofsbelijdenis? Zijn deze woorden nu het bewijs van het werk van God in het hart van deze man? Er zijn er die die vragen met nee beantwoorden. Dan wordt er wel op gewezen dat er in het Grieks geen lidwoorden wordt gebruikt. Waarlijk deze Mens is een godenzoon. Dan klinkt het toch heel anders? Misschien dacht hij wel aan een van de velen Griekse godenzonen? Die het bed met elkaar deelden en nieuwe godenzonen en -dochters werden geboren.

En er wordt wel op gewezen op de verleden tijd. Waarlijk was Hij de Zoon van God. Dat Hij er niet meer is. Laat hij niet zien met deze woorden dat hij niet werkelijk weet wie de Heere Jezus is? We kunnen deze vragen ook met ja beantwoorden. Alleen al als we bedenken dat dit geen ongevaarlijke belijdenis was. Godenzoon werden de keizers genoemd. Als je dat als Romeinse hoofdman te zeggen over zo Iemand dat Hij Gods Zoon is, niet ongevaarlijk zeker niet als Romeinse officier dat te belijden.

Lukas 23 vers 47. Verheerlijkte hij God. Waarlijk deze Mens was rechtvaardig. Laat Lukas zien dat deze belijdenis niet komt uit het Romeinendom maar dat hij God verheerlijkt. Hem belijdt als rechtvaardig. Misschien is wel de belangrijkste aanwijzing dat hier in de woorden van de hoofdman iets van het werk van God zichtbaar wordt. De woorden van het begin van het Markusevangelie. Het Evangelie van de Heere Jezus Christus de Zoon van God. Hij begint niet zoals Johannes over het begin maar met het Evangelie van de Heere Jezus Christus.

Weet je wie de eerste is die belijdt dat Jezus Christus is de Zoon van God? Nee, dat zijn niet de discipelen. Dat is deze hoofdman. Heeft Markus dat niet willen laten zien? We kunnen deze woorden op een goudschaaltje leggen. En geen lidwoorden. De woorden wegen. Wat blijft er dan van onze woorden over? Het is mij vaak opgevallen hoe we kunnen oordelen over de discipelen. Hoe kan het dat ze dat niet gezien hebben, of dat niet geloofd?

Maar wees eens eerlijk wat blijft er van onze woorden over? Als we het hebben over verzoening door voldoening. Weten we wat dat betekent? Maar ook als we niet zulke grote woorden hadden maar dat ene kleine woordje ‘ja’. Toen u dat in de mond nam toen u belijdenis deed, bij het doopvont, bij de bevestiging tot ouderling. Dat moet ons voorzichtig maken als onze woorden gewogen worden.

Ik denk dat Markus laat zien dat op een heel betekende plaats en moment dit woord wordt uitgesproken: deze Mens was Gods Zoon. Mij vallen drie dingen op. In de eerste plaats de huiver: Gods Zoon. We kunnen er zo aan gewend zijn ook op Goede Vrijdag. Ja, toen is de Heere Jezus aan het hout gestorven. Toen heeft Hij geleden en is Hij begraven. Maar het gaat wel om Gods Zoon. Als we dan bedenken wat de Heere Jezus zei tijdens Zijn omwandeling op aarde: wie Mij heeft gezien heeft de Vader gezien.

Dan is het God zelf. Huiver. De Zoon van God op een koninklijke weg op luide stem de geest geeft. Huiver. Waarlijk Gods Zoon die daar lijdt, die daar sterft. De huiver van het kruisevangelie. Ik zou drie dingen opmerken die mij opvielen. Het tweede is en dat heeft er alles mee te maken: het wonder. Dan onderstreep ik opnieuw die woorden: Gods Zoon. Niet alleen die huiver wat ze hebben gedaan maar we hebben gedaan, ons afmaken van de Zoon van God. Dat is tegelijkertijd het wonder van het kruisevangelie.

Dat God Zijn Zoon gaf, Zijn geliefde, in Wie Hij Zijn welbehagen had. Alzo lief heeft God de wereld gehad dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft opdat een ieder die in Hem gelooft niet verderve maar het eeuwige leven heeft. Wees nu eens eerlijk als u straks onbekeerd voor Zijn rechterstoel zult staan, zult u dan kunnen zeggen dat Hij meer had moeten geven dan Hij gegeven heeft. Nee, Hij heeft alles gegeven, het liefste. Dat maakt het kruisevangelie zo’n wonderlijk Evangelie. Maar ook het derde: de reikwijdte van het Evangelie. De Heere Jezus heeft het tegen de Kananese vrouw gezegd toen Hij buiten Israel was. Dat klonk wel hard: Ik ben alleen maar gekomen voor het huis van Israel. Maar bij Zijn sterven aan het kruis zien we de reikwijdte.

Er zit nog iets tussen als die hoofdman die machtige roep. Daar zit nog het scheuren van het voorhangsel tussen. Je kunt niet zomaar tot God komen. Dat gold nog meer voor de heidenen zoals deze Romeinse hoofdman. Alleen maar het voorhof van de heidenen. Wat is dan het eerste wat gebeurt? Door het voorhangsel gaat een Romein naar binnen. Door die weg die de Zoon even hiervoor geopend heeft, dan is het eerste wat we zien dat een Romein naar binnen gaat en vrede vindt voor zijn ziel.

De Zoon die Zelf met Zijn bloed de hemelen is doorgegaan. Dan is er ruimte bij de God van Israel. Die onbereikbaar was voor de heidenen. We zingen het toch in een van de Psalmen: die moesten Gods getuigenissen missen. Zo zien we die heiden binnengaan. We zouden kunnen zeggen dat de belijdenis van de Romeinse hoofdman het eerste bazuingeluid is van het Evangelie dat verkondigd zal gaan worden in de hele wereld.

Heidenen die door het verscheurde voorhangsel naar binnen gaan. De hoofdman over honderd. En wat zien we het in Handelingen de rij steeds langer wordt. Cornelius ook zo’n hoofdman. En Paulus op zijn reis over de Middellandse zee velen zijn toegebracht. De belijdenis van de hoofdman. En toch als ik dit vanavond zo zeg, hij zegt het daar hij het zegt terwijl hij tegenover de Heere Jezus stond die vrede aanbracht met Zijn bloed.

Dan gaat het om Zijn werk. Terwijl Hij het hoofd buigt wordt de eerste vrucht al binnengebracht in de persoon van deze hoofdman. Als Zijn ziel zich tot een schuldoffer gesteld zal hebben, zo zal Hij zaad zien. Laten we in gedachten gaan staan naast deze hoofdman. Zo zingen we het toch: als ik in gedachten sta bij het kruis van Golgotha.

Misschien bent u wel als een van de voorbijgangers. Even stilstaan en weer door. Druk. Voorbereidingen van de feesten. Grote sabbat stond voor de deur. Nog snel inkopen doen. Druk. Zo is het misschien ook wel voor u: even stilstaan hier in de kerk of in het thuis meeluisteren of meekijken. Misschien wel moeder in het gezin morgen nog allemaal dingen gedaan worden voor de Pasen.

Misschien is het voor u wel als dat lied van McCheyne, ik stond blind en van verre in mijzelf zo rijk. Dat kan ook vanavond als u bij het kruis van Golgotha staat in gedachten. Wat is dat dan rijk in jezelf? Dan denk je nog steeds dat je tot God kunt naderen, niet door de weg die Hij gebaand heeft. Door eigen werken, tranen. Blind van verre. Omdat u in uzelf nog zo rijk bent. Dan kunt u wel even een blik slaan maar niet op de Zoon van God. Dan doet u dat op een Jezus van vijf letters maar vreemd voor u is.

Misschien staat u wel tegenover dat kruis met duizend gedachten. Heen en weer geslingerd. Ene kant hoop van de reikwijdte. Dat de toegang vrij is voor zondaren die niets hebben en alles tegen hebben. En op een ander moment: is het wel echt? Bedrieg ik me niet, met duizend vragen. Laten we dan naast die hoofdman gaan staan om te horen wat hij hoort en ziet. Hij ziet Jezus. Niet in paniek maar in koninklijke rust. Beveelt Hij zijn geest in de handen van Zijn Vader.

Dan zien we de hoofdman door het gescheurde voorhangsel naar binnen gaan. Daarmee onderstreept hij het kruisevangelie. De weg is vrij. Naar het huis van God, het hart van God. Jezus is het echt. De Zaligmaker. Er hoeft niets van hem bij, er kan niets van hem bij. En dat is echt waar. Hij heeft alles verdiend, alles aangebracht. Geen eigen gerechtigheden kunt u meenemen door dat voorhangsel heen. Werp het ver van u die eigen gerechtigheden waarmee je jezelf in de weg staat. De weg is open.

Maar loopt u weer door? Doe het niet. Ga naast die hoofdman staan en zie het Lam van God. Hoe Hij bloedt, hoe Hij lijdt. Het Lam van God dat de zonden van de wereld wegdraagt. Dan is geloven die handen besmeurd met de zonden op het Lam leggen. Dat is ingaan door het gescheurde voorhangsel. Dan is er aan de ene kant schrik maar aan de andere veel meer verwondering. Hij was het toch, Hij was het werkelijk.

Het is waar, er kunnen kanttekeningen geplaatst worden bij de belijdenis van deze hoofdman. Hij gebruikt een verleden tijd, er zijn geen lidwoorden. Hij heeft niet alles in een dag geleerd. Zo is het waar dan weet je niet alles in een dag, alles in een dag geleerd. Als u de Heere kent, dan kent u het wel. Wat is het waar wat tintelde het in het beginnen.

Niet om het klein te maken, om het verdacht te maken. Maar toch meer zien van Hem. Omdat niet alles in een dag wordt geleerd. Dat het niet alleen is een schok maar ook van dankbaarheid. Waarlijk hoe Hij verkondigd is al die jaren. Hoe mijn ouders Hem hebben voorgehouden. Op school, op de club hebben geleerd, zo is Hij echt. Dan is het elke keer meer zien van Hem. Dat is toch opwassen in de genade en kennis van de Heere Jezus Christus.

In de dankbaarheid weer je hart aan Hem ophalen. Als die diamant die elke keer op een manier wordt bijgedraaid. En weer op andere manieren vertroostingen vindt in Zijn wonden. Om genoeg aan Hem te hebben maar nooit genoeg van Hem te krijgen. Dat is de beste plek in het leven met de Heere. Dat is niet als ik groot ben, als ik getuig. Nee, dat is de beste plek naast die hoofdman op Hem te zien. Daar raak je nooit op uitgekeken. Elke keer weer nieuwe diepte van verlorenheid, van dwaasheid, van tegenstand maar tegelijkertijd ook nieuwe diepten van rijkdom, van genade, van Zijn zelfovergave. Van Zijn majesteit, van Zijn gewilligheid. De beste plek. Loop dan vanavond niet weer snel verder. Laat Pasen maar Pasen en de drukte de drukte. En hier tegenover het middelste kruis over Hem te mediteren. Hier weidt mijn ziel met een verwonderend oog. Amen.

 

Goede Vrijdag 2 april 2021 – Hersteld Hervormde Gemeente Putten – ds. D.J. Diepenbroek – Schriftlezing Markus 15 vers 37-47