Het is de Heere Jezus Christus, de lijdende Knecht, die opgaat én voorop gaat naar Jeruzalem. Hij vertraagt Zijn pas als Zijn discipelen achterop raken. Samen gaan ze op naar Jeruzalem. Hij, de Zoon van God, weet alles wat Hem gaat overkomen. De Joden en heidenen zullen de heidenen ineenslaan en Hem gevangen nemen, bespotten, bespuwen, berechten en ter dood brengen. En het wonderlijke Evangelie: Hij wil dit. Uit liefde tot God de Vader om Zijn geschonden recht goed te maken, uit liefde tot zondaren en vanwege de vreugde die Hem is voorgesteld. Hij ziet over het kruis op Golgotha heen naar de eeuwige heerlijkheid.
Markus 10 vers 32-34: ‘[32] En zij waren op den weg, gaande op naar Jeruzalem; en Jezus ging voor hen; en zij waren verbaasd, en Hem volgende, waren zij bevreesd. En de twaalven wederom tot Zich nemende, begon Hij hun te zeggen de dingen, die Hem overkomen zouden. [33] Zeggende: Ziet, wij gaan op naar Jeruzalem, en de Zoon des mensen zal den overpriesters, en den Schriftgeleerden overgeleverd worden, en zij zullen Hem ter dood veroordelen, en Hem den heidenen overleveren. [34] En zij zullen Hem bespotten, en Hem geselen, en Hem bespuwen, en Hem doden; en ten derden dage zal Hij weder opstaan’.
Gemeente, hier en thuis, het thema voor de preek is
Jezus reist Zijn lijden in Jeruzalem tegemoet
1. Zijn weg [vers 32];
2. Zijn werk [vers 33 en 34];
3. Zijn wil [vers 32].
1. Zijn weg
Gemeente, jongens en meisjes, de Heere Jezus is onderweg. Hij reist met Zijn discipelen naar Jeruzalem. En zij waren, vertelt Markus ons, op de weg. Opgaan naar Jeruzalem. Van een lager gelegen gedeelte ga je altijd op. Jeruzalem ligt hoger dan de omgeving. Opgaan naar Jeruzalem.
Tegelijkertijd zit er iets in van Jeruzalem ligt altijd hoger. Opgaan naar de stad waar de tempel is, de stad van God. En tegelijkertijd lezen we iets bijzonders. Jezus gaat voorop. Hij gaat voor hen. Er zit ook iets van haast in. En de discipelen volgen op een afstand met vrezen en beven. Ze waren verbaasd en bevreesd lezen we.
Wat was het anders dan andere keren. Op weg naar Jeruzalem. Zij Zijn onderweg indrinkend. Maar nu loopt Hij voorop, zij op een afstand. Ze waren verbaasd. Het betekent zoveel als ontzet, verbijsterd, uit het veld geslagen. En toch blijven ze Hem volgen. En tegelijkertijd zijn ze bevreesd.
Hij heeft nog niet gezegd waar ze heen gaan. Dat staat pas in vers 33. En toch hebben ze een voorgevoel over Jeruzalem. Daar willen ze niet heen. Angst en vrees. Daarom vertragen ze hun pas. Dat heeft niet te maken dat Jezus al twee keer met hen over Zijn lijden en sterven heeft gesproken. Dat ook. Maar tegelijkertijd merken ze dat de atmosfeer om Jezus verandert.
Hoe de godsdienstige leiders zich steeds meer tegen Hem gingen verzetten. En dat met dat ze Hem al twee hoorden spreken over Zijn lijden en streven, dat heeft hun pas vertraagd. Ik denk dat ze het benauwd gekregen hebben toen ze zagen dat Hij met vaste pas naar Jeruzalem ging. Weet Hij dan niet wat in hun hart zich afspeelt? Hoe de vijandschap tegen Hem toenam? Weet Hij dan niet van hun zorgen van hun hart en vrees?
Zo kijken we nog eens van dat tafereel met de Heere Jezus vastberaden voorop en de discipelen met angst. De jongens en meisjes weten wel wat er dan gebeurt: de afstand wordt groter. Hem dreigen ze uit het zicht te verliezen. Dat beeld kunt u vanmorgen pijnlijk herkennen. Hem hebt leren kennen in je leven. En Hij zei: volg Mij. Wat kan dat beeld pijnlijk herkenbaar zijn. Dat de afstand tot Hem en u en jou zo groter wordt. Dat u weliswaar achter Hem aan mag komen maar zo vervuld met angst over de weg en waar de weg naartoe gaat. Wat kan dat verlammend werken. Niet om niet achter Hem aan te gaan maar wel uw pas vertraagd. Langzaam maar zeker Hem uit zicht ziet verdwijnen.
Wat kan het dan stormen van binnen. Wat kunnen dezelfde vragen in het hart komen als de discipelen. Weet Hij dan niet van mijn vragen, zorgen, aanvechtingen? Dan laat Markus ons iets heel teers zien. En de twaalven wederom tot Zich nemend. Dat is nu de Heere Jezus ten voeten uit. Hij blijft niet stug doorlopen. Terwijl Hij weet wat er in hun hart omgaat. Hij laat hen niet wegzinken in hun moedeloosheid. Hij wacht ze op.
En dat niet alleen. Hij neemt hen tot Zich. Wat kan juist het verslagen hart waar zoveel angst en vrees in omgaat, daar naar uitzien. Dat als de Heere Jezus Christus vanmorgen onder ons in het gewaad van Zijn Woord, dat Hij niet langsloopt en Hem weer uit zicht ziet verdwijnen, maar dat Hij inhoudt. Hier in de kerk en thuis.
Daarmee laat zien dat Hij weet dat Hij weet wat in uw hart omgaat. Verbaasd en bevreesd. Hem mag ik verkondigen. Hier en thuis. Dat daarom die afstand wel extra pijn doet. Met al die schrik, vrees en beven. Misschien wel met die opstandige vragen: weet Hij dan niet van mijn schrik en angst?! Markus laat zien dat Hij ook Zijn onderwijs wil geven.
2. Zijn werk
Dat vertrouwde beeld: Hij in het midden en zij erom heen. Hij gaat vertellen over Zijn werk. Hij begon hen te zeggen de dingen die Hem overkomen zouden. Wat ze dan horen uit de mond van hun meester is nog erger dan dat ze gevreesd hadden. De Heere Jezus had al over Zijn lijden en sterven gesproken. Hij gaat hun angst niet wegnemen. Dat het allemaal wel mee zal vallen.
Dan gaat Hij vier dingen zeggen. Dan wordt niet alleen hun bange vrees alleen nog maar sterker. Het eerste is Jeruzalem [vers 33a]. Dat hadden ze nog niet eerder gehoord. Die stad waarvan ze dachten dat Hij Zijn messiaanse werk zou doen. Met gejuich binnengehaald en de vijand uitdrijven. Het tweede staat ook in vers 33 en dat is dat Hij zal worden overgeleverd aan de Overpriesters en Schriftgeleerden. Daar zal een rechterlijke uitspraak aan ten grondslag liggen. Volgens de Joodse rechtspraak.
Het derde is dat Hij aan de heidenen overgeleverd zal worden. Niet Hij zal hen uitdrijven maar zij zullen Hem nemen. En het vierde dat ook die heidenen Hem zullen bespotten, bespuwen en zullen doden. We laten vanmorgen deze lijdensaankondiging op ons inwerken. Misschien wel bekend en kunnen ze in het hart overzeggen.
Maar beseft u wel wat hier staat?! Wat is het gevaar groot dat we het wel horen maar niet beseffen wat hier staat. Dat de Zoon van God de handen aan Hem zullen slaan en Hem zullen kruisigen. Ze ontdoen zich gezamenlijk van Jezus want Hij is een bedreiging voor hun positie. We zien het bij Pilatus, bang voor zijn positie. En van de Overpriesters zien we hetzelfde. Kajafas zegt: wat blijft over van ons en onze plaats?
We moeten nog een spade dieper. Een letter verschil. Niet ze moeten Hem niet, we moeten Hem niet. In de lijdensgeschiedenis zien we wat er leeft in het hart van een Adamskind. Wil Hem altijd op afstand houden, ziet Hem altijd als een bedreiging. We kunnen de geestelijke leidslieden niet verwijten dat ze het niet begrepen. Ze begrepen het heel goed: of Hij weg of wij weg. Zo kunt u het heel goed aanvoelen: als Hij het echt is, dan moet Hij op de troon in mijn hart en moet ik eraf. En als ik mijn eigen keuzes blijven bepalen, dan moet Hij weg.
Dat heeft ook een heel godsdienstige vorm. We moeten eerlijk tegen elkaar zijn. Als je probeert om God te behagen. God in het reine te komen. Niet helemaal maar toch wel een beetje. Eerst die zonden eronder proberen te krijgen, en dan. Maar dan houd je Jezus op afstand. Dan blijft u op de troon. Niet van die troon af willen komen. Dan maakt u zich van Jezus af. Dat kan schouderophalend maar ook heel bewust door zelf op de troon te blijven zitten.
Herkent u het in uw hart? Kijk dan naar Jezus. Die plaatsvervangend die weg ging. Ook de zonden van hoogmoed. Ik wijs vanmorgen op Hem die naar Jeruzalem gaat om de lijdensbeker te drinken. Ja, daar zit de toorn van God over de zonden, het geschonden recht van God, ja ook al die zonden in. Hij zegt het: laat Mij die beker voor u, voor jou, drinken. Tot op de bodem, het bitterste, de toorn van God niet over de zonden, maar over uw zonden, je zonden. Dat heeft een Adamskind verdiend: de toorn van God. Hij zegt: laat Mij die beker drinken.
Wonderlijk Evangelie! En tegelijkertijd heel ernstig. Wat ik uittekende om je eigen leven uit te leven en op de troon blijft zitten. Weet u wat u dan zegt tegen de Heere Jezus: ik hoef U niet. Maar weet u dan wel dat als Hij de beker van de toorn van God over uw en jouw leven in eeuwigheid moeten drinken. En u zult de bodem ervan tot in eeuwigheid niet bereiken.
Wat is het dan een wonder dat de Heere Jezus vanmorgen Zijn pas inhoudt om u, om jou dit te verkondigen. Dat Hij het wil doen. Blijf dan niet zitten op de troon in je hart. Bid of Hij daar plaats wil nemen. Zo kijken we nog een keer naar dat intieme tafereel. Nee, Hij neemt hun vrees niet weg. Het is nog erger dan ze gevreesd hadden. Zullen ze niet gedacht hebben over alles niet alleen wat Hem overkomen zal, dan ook ons overkomen zal.
Zo anders dan ze verwacht en gehoopt hadden. Maar misschien zegt een jongen of een meisje: maar de Heere Jezus zegt toch dat Hij uit de doden op zal staan? Dat het zal uitlopen op de overwinning op de dood. Maar als we de Evangeliën lezen, dan is het de vraag hoeveel ze begrepen van wat Hij erover zei. Al zo groot dat ze er niet bij konden.
Maar geen reden om hem te verwijten: waarom hebben ze dan niet geluisterd?! Maar bent u er immuun voor? Dat je niet luistert of alleen met de filter van je eigen verwachtingspatroon. Ook een kind van God is hier niet immuun voor. Als het anders gaat dan u verwacht. Achter Hem aangekomen maar wel op een weg die u niet wilde. Dan komt het wel op dezelfde mechanismen aan. Er niet aan wilt. Dan komen de discipelen heel dichtbij.
Wat vind ik dan zo mooi: dat meervoud aan het begin van vers 33. Wij gaan op naar Jeruzalem. Hij gaat niet alleen voorop maar ook met hen. Hij zegt niet: Ik zeg het nu voor de derde keer maar het landt niet. Nee, dat zegt Hij niet. Wij gaan op naar Jeruzalem. Hij gaat met die angstige, slecht luisterende discipelen mee naar Jeruzalem.
Dan horen we de echo van Johannes 13. Zo heeft Hij liefgehad tot het einde. Hij laat ze niet los. Wat een machtige troost voor hen die Zijn verschijning hebben lief gekregen. Wij gaan op. Hij blijft erbij. Ik laat u niet los. Ik ben erbij in je angst, vrees, ontzetting. Wat een genadige, barmhartige, liefdevolle Heere Jezus. Als plaatsvervanger, Borg. Als Hogepriester en het Lam van God voor hen tegelijkertijd. Waarom wil Hij dat en waarom wil Hij dat voor hen? Ook daar laat Markus ligt op vallen.
3. Zijn wil
De dingen die Hem overkomen zouden. Al de dingen die Hem overkomen zouden door de Schriftgeleerden, overpriesters en heidenen. Gevangen zullen nemen. Hij zegt niet: zo zou het kunnen gaan. Nee, Hij weet precies gaat gebeuren. Het laat Zijn Goddelijke licht zien. Hij weet dat de heidenen en de Joden zich zullen verenigen. Hoe ze Hem in het gezicht zullen spuwen. Dat ze Hem aan het kruis zullen nagelen als een teken dat ze Hem niet hoeven. Hij weet van de Via Dolorosa.
Het kan een ander gevoel oproepen wat Markus schrijft. Het is Hem overkomen. Ik had het graag anders gezien maar het is me overkomen. Hoe kan het dat Jezus dat ook wel kan zeggen? Dan is er wel een belangrijk verschil. De jongens en meisjes weten waarschijnlijk ook wel het verschil als jij dit zegt zeg je het achteraf als het gebeurd is. Maar de Heere Jezus zegt dit vooraf. Zijn Goddelijke natuur, Hij weet van het slaan aan het kruis.
Ik moet denken aan de lijdende Knecht. Wat we gelezen hebben in Jesaja 50. Hij verbergt Zijn aangezicht niet voor slagen en speeksel. Waarom wil de Heere Jezus dit dan? Stel je, het kan natuurlijk niet, stapt in de auto bij je vader of je moeder en weet dat er een ongeluk zal gebeuren. Dat weet je niet. Maar stel dat je het wel zal weten, wat zou je doen? Het laatste dat je zou doen is in de auto stappen. Maar de Heere Jezus wil het wel: Hij wil gekruisigd worden. Hij wil het. Moeten we dan niet heel stil worden.
Waarom dan? In de eerste plaats uit liefde tot Zijn Vader. Psalm 40. Toepassen op de Heere Jezus die Zich in de stilte van de eeuwigheid aanbood: Ik wil Mij borg stellen. Voor Uw geschonden recht. In liefde tot de Vader. En in die weg heeft de Vader Hem zo onuitsprekelijk lief. Deze is Mijn geliefde Zoon in wie Ik Mijn welbehagen heb. Hij wilde ondergaan in de toorn van God.
Maar ook uit liefde tot de Zijnen. Horen we het de Heere Jezus niet bidden in het Hogepriester gebed? Steeds horen we het terugkeren als een refrein: deze die U Mij gegeven hebt. De Zijnen. Van de Vader gekregen en daarom wil Hij uit liefde tot hen naar het kruis gaan. U zegt: dat is wel heel mooi als je mag weten Zijn kind te zijn. Maar als je dat nu niet weet?!
Wat kan het een vraag zijn die klemt hè, die beklemd misschien wel. Ik las vanmorgen een stukje uit de Dordtse Leerregels, dat moet u vandaag ook maar eens doen. Hoofdstuk 2 artikel 3. Dat het offer overvloedig genoegzaam is voor de gehele wereld is. Geen druppel van Zijn bloed meer nodig. Laat het geen muur waar je op kapot loopt. Geen zondaar te ver weg. Dan is het waar: moede kom ik arm en naakt tot de God die zalig maakt.
Wat een wonder als je tot Hem kwam en weet: dood en zonden en misdaden als ik mijzelf was, wilde Hij dat voor mij ook doen. Laat dat hoofd niet hangen maar richt het op. Ik wilde voor je sterven toen je de eeuwige dood verdiend had. Machtig geheim: Hij wil deze weg gaan.
Hij wilde deze weg gaan, daar eindig ik mee. Er speelt op de achtergrond nog iets mee. De apostel die schrijft aan de Hebreeën: Hij wilde om de vreugde die voorgesteld was, heeft Hij het kruis gedragen en de schande veracht. Hij heeft heel die weg over het kruis heen gekeken heeft, niet erom heen. Zou Hij daarom niet zo vastberaden zijn geweest op weg naar Jeruzalem al over het kruis op Golgotha heeft gekeken.
Hij heeft het gezien, hoe die smetteloze bruid daar gewassen door Zijn bloed gewassen zal zitten aan die bruiloftsmaal. Het Lam dat geslacht is grootgemaakt zal worden tot in alle eeuwigheid. Die bruid zal Hem volgen op die weg door het lijden heen naar die heerlijkheid. Hoe vaak is het dan niet dat ze het laatste stukje niet horen: Hij zal ten derde opstaan. Het kruis dragen, schande verachten, ziende op de overwinning.
Niet anders dan in christenreis van Bunyan. Christen en hopende in het gebied ‘liefelijke bergen’. Op de laatste dag worden ze meegenomen naar een hoge berg en mogen ze daar in de verte zien het Immanuelsland. Zo wil de Heere Jezus ook in de prediking van het Woord doen, dat Zijn bruid er even bovenuit getild worden.
Als het oog daar iets van mag zien, dan gaat het zingen: ‘Nu reis ik getroost onder ’t heiligend kruis, Naar ’t erfgoed daar boven, in ’t Vaderlijk Huis, Mijn Jezus geleidt mij door d’ aardse woestijn, “Gestorven voor mij!” zal mijn zwanenzang zijn!’.
Zondag 7 maart 2021 – Hersteld Hervormde Gemeente Putten – ds. D.J. Diepenbroek – Schriftlezing Jesaja 50 vers 4-11 en Markus 10 vers 32-34