Het leven is een geschenk van God en dat maakt dat wat wij menen dat ons toebehoort, het eigendom van God is. Het is ons slechts uitgeleend. Het leert ons naar boven te kijken, naar binnen te kijken en ook naar anderen om te zien om dat wat ons toevertrouwd is ten dienste van de naasten te besten.

Lukas 12 vers 20: ‘Maar God zeide tot hem: Gij dwaas! in dezen nacht zal men uw ziel van u afeisen; en hetgeen gij bereid hebt, wiens zal het zijn?‘.

Heidelbergse Catechismus zondag 42 vraag 110 en 111.

Onze omgang met Zijn eigendom

  1. Naar boven kijken;
  2. Naar binnen kijken;
  3. Naar anderen kijken.

1. Naar boven kijken

Gemeente, jongens en meisjes, we kunnen het gedachteloos zeggen: ons huis, spaargeld, mijn mobiel, mijn speelgoed. Alsof het allemaal van ons is. En de opstellers van de Heidelberger denken daar heel anders over. Zij noemen dat alles Zijn gaven.

En daarin horen we doorklinken wat we zo-even met elkaar gezongen hebben: Zijn is de aard en alles wat daarin het wettig eigendom van de Heere. Alles wat er beweegt, wat er in de portemonnee. Alles wat er is, is van Hem. Daarom gaat het vanmiddag niet allereerst over ons eigendom maar Zijn gaven.

Dat is confronterend. Denken vaak dat het van ons is. In bruikleen. Ons tijd, ons geld, onze bezittingen. Het Bijbelse beeld wat daarbij past is een rentmeester. Die beheert het goed van een ander. Goederen door die rentmeester beheerd. Alles is van hem.

En gemeente daarvoor moeten we al helemaal terug naar het begin, het paradijs. Kohlbrugge wijst in de preek van dit gedeelte bij de boom van kennis van goed en kwaad. Die boom behoorde niet aan hen. Die had Hij van Zichzelf gehouden. Eva at ervan en gaf Adam er ook van.

Het was Zijn eigendom wat onze ouders in hun bezit brachten. Daar begint het al. Naar ons toehalen van van Hem is. Natuurlijk vanmiddag een jongere of oudere die zegt was dat niet wat overdreven? Het was maar een vrucht. Moet de Heere daar zo zwaar aan tillen.

Dan moeten we allereerst zeggen dat we het beter weten dan de Heere. Zo zwaar aan tillen? Het is toch maar een vrucht. Blijven bij wat de Heere heeft gezegd. Maar daar blijft het niet bij. Toen ze at en Adam ook, hebben ze niet alleen een vrucht gestolen. Ook de eer van de Heere geroofd. Wilden als de Heere zijn, kennen van goed en kwaad. Wilden als God zijn. In het uitstrekken van de hand, eten van de verboden vrucht ook de eer geroofd. Niet tevreden met de plek die ze gekregen hadden. De eer van de Heere geroofd, ontevreden met de ereplaats. Wat hadden ze ontzettend veel. Maar het was niet genoeg. Maar in dat eten van die vrucht roofden ze God van Zijn eer.

Dat is stelen. Eer-rovers zijn wij. Als we dat op ons in laten werken. Eer van God nog elke dag roven, dan is het een wonder dat Hij zulke mensen in Zijn dienst wil nemen. Zelfs een veilige heining wil zetten om dat wat Hij gegeven heeft.

Dan denk ik nog een keer aan dat begrip rentmeesterschap. Goed van de Heere beheren. Daar komt Hij eenmaal op terug. Als we sterven of Hij eerder terugkomt op de wolken van de hemel. Dan geef rekenschap van uw rentmeesterschap. Hoe bent u met het goed omgegaan, het land dat Ik u ter beschikking heb gesteld? Dat zal allemaal terugkomen. Allermeest nog wel hoe bent u met Mijn eer omgegaan? Wat zult u dan zeggen? Hoe gaat u met uw geld om? Land? Vee? Auto? Mobiel?

Is dat allemaal voor jezelf gebruiken, de gaven incasseren en de Gever negeren. Voor je eigen pleziertjes. Voor uw eigen eer. Geef rekenschap van uw rentmeesterschap. Dan kan het zijn, ik kan natuurlijk niet bij u naar binnenkijken, dan voelt u zich misschien als een dief op heterdaad betrapt. Uw banksaldo. Uw huis. Zijn goed doorgebracht. Zijn eer geroofd.

Dan denk ik aan de wet van Mozes, zo-even een stuk van gelezen in Exodus 22. Wat kunnen we dan de neiging hebben om te doen, wel opgevallen bij die vormen van diefstal dat dient gecompenseerd te worden. Dan kan de neiging zijn om te compenseren, herstelbetalingen te doen.

Met Uw geld heb ik niet goed gedaan, maar ik zal het compenseren. Maar dat is de weg van beneden naar boven. Daarmee krijgt u uw schuld niet weg. Ook niet uw schuld tegen het achtste gebod. Het is nooit van beneden naar boven. Wij die herstelbetalingen doen.

Het komt van boven naar beneden. Beter gezegd Hij komt van boven naar beneden. De Heere Jezus Christus. Nooit gestolen. Nooit. Nooit Zijn eer geroofd. Ook het achtste gebod. Waar wij dagelijks struikelen is Hij Zijn hele leven staande gebleven. Toch werd Hij veroordeeld. Waarvoor? De eer van God geroofd. Die wortel onder het achtste gebod.

Paulus in Filippenzen 2. Geen roof, hoort u het die roof, geacht. Ik en de Vader zijn een. Toen Hij het bezworen had. U hebt Zijn godslastering gehoord. Zo werd Hij naar het kruis gebracht. Vossen holen, vogelen nesten, Zoon des mensen nergens waar Hij Zijn hoofd neder kon leggen.

Die rok die ze niet wilden scheuren werd verdoold. Zo werd Hij als Middelaar tussen God en de mensen. Die daar plaatsvervangend leed voor eer-rovers. Om dan te zien op Hem met alles wat je aanklaagt, ook tegen het achtste gebod op je schouders. Dan wil Hij u kleden met de mantel van Zijn gerechtigheid. Nee Jezus kunt u niet stelen want Hij biedt Zich aan. Want die mantel van Zijn gerechtigheid die heeft Hij goede Vrijdag met Zijn eigen bloed betaald. Zo richten de opstellers van de Heidelberger onze blik omhoog. Wat ligt daar een schuld, toch? De oprichters richten niet alleen de blik omhoog maar richten ons ook naar binnen.

2. Naar binnen kijken

Ijsbergen, volgens mij dat beeld al vaker gebruikt. Veel gevaarlijker. Dat puntje zichtbaar. Daar zult u niet van opkijken. Dat God verbiedt een bank te overvallen. Daar hoort ook iets bij, en daar wil ik de vinger bij leggen.

Bij de tijd dat God Zijn gebod aan Israël gaf, het stelen van mensen. We horen Jozef het zeggen in Genesis 40 vers 15: ik ben dievelijk ontstolen. Netjes de prijs betaald toch? Al kregen de broers er nog een prijs voor, zonde tegen het achtste gebod.

Exodus 21. Die een mens steelt zal zekerlijk gedood worden, schuldig aan het achtste gebod. Puntje van de ijsberg. Actueel. 7 oktober vorig jaar. Babies gedood. Ook zoveel gijzelaars meegenomen. Zonde tegen het achtste gebod. We vrezen voor het lot van die gijzelaars. We zien dat Israël die z’n gijzelaars terug probeert te halen, alle schuld in de schoenen geschoven krijgen.

Hele scherpe veroordeling tegen alle vormen van slavernij. Ik las in de voorbereiding, en het deed me ontzettend zeer, op het dek de Psalmen gezongen met beneden de slaven.

Een smet op de kerk van het Westen en van de kerk van Nederland. En alle vormen van moderne slavernij. Iedereen die dat faciliteert en ook er gebruik van maakt schuldig aan het overtreden van het achtste gebod. Zit een hele wereld onder.

Het goed van onze naaste aan ons te binden. Geweld, woeker. Dat hoort ook helemaal bij die onderwaterwereld dat het niet zo zichtbaar is, maar het hoort helemaal bij het achtste gebod. Namaakproducten verkopen. Inspelen op de onkunde van klanten. Nu een beetje aan het bluffen. Ik kom er wel mee weg. B-product voor een A-kwaliteit verkopen. Die ander kan het misschien niet zien, de Heere kunt u er niet mee omkopen.

Creatief boekhouden. Prive, zakelijk. Stelen van de tijd van de baas. Vijf minuten later, tien minuten eerder weg. Aan van de week een uur. Of meld u het netjes. Naar jou toehalen wat niet van jou is. Afkijken is stelen, dat zie jij misschien niet zo. Er tegen vrienden over opscheppen. Docent zag er niets van. Onder je benen. Wee de docent die daar durft te komen. Stelen wat jou niet toekomt. Dit gaat over handelen, over school.

Bij de voorbereiding Hermes. God van de handel, ook god van de dieven. Blijkbaar heel dicht bij elkaar. Schemer. Hoe luistert u hiernaar? Die man op de preekstoel moet het zeggen, maar het raakt mij niet. Geweten geschroeid. Ik bid dan dat het u raakt. Zo merken we dat we in antwoord 110 steeds verder afdalen.

Bij gierig denkt aan een oude man die op een zak geld zit en niemand wil delen. Dan komt het nog niet dichtbij. Iets heel sterk begeren. Hebzuchtig zijn. Dat onverzadigbaar verlangen naar meer en groter. Wereld van de rijke dwaas. Voor het oog een verstandige ondernemer. Man heeft een probleem. Goed geboerd. Kan het allemaal niet meer in zijn schuren hebben. Zitten in gedachten aan tafel. Grote schuren. Niks mee. En toch was hij heel sterk aan het begeren. Nog los van dat hij dacht het allemaal in de hand te hebben. Was hij maar bezig met het heil van zijn ziel. Aangrijpend he die rijke dwaas. Druk. Druk. Kunnen wij ook hebben. Dat wij als we de vraag krijgen hoe gaat het? Druk. Alsof dat iets zegt over hoe het gaat.

Niet alleen druk, druk. Maar ook groei, groei. Meer oogsten. Grotere schuren. Hoort het niet bij ons systeem. Economie die maar moet groeien. Stilstand is achteruitgang. Steeds drukker en geen tijd voor het Koninkrijk. En de duivel is de lachende derde.

En dan klinkt ineens scherp: gij dwaas. Woord van de hemel. Moet de Heere dat ook tegen jou zeggen? Gij dwaas, druk, geen oog voor je ziel. Had die maar gezegd mijn ziele doorziet gij uw lot, hoe zult u rechtvaardig verschijnen voor God?

Ik verzeker u dat als hij als een rijke dwaas geknield had, was hij aangenomen. Later. Maar er kwam geen later. Wat is dat een gevaar. Agenda. Stress en burn-out die om ons heen grijpen. Niet met onze ziel bezig zijn. Maar voor de Heere druk zijn. Voor Hem op de knieën. Bid maar, dan wil hij een rijke dwaas

Op twee woorden gericht: eerlijkheid en tevredenheid. Uit een stuk. Als dat het patroon is dat u de kantjes eraf loopt. Dan denkt u toch niet dat het helpt als u bij uw baas klaagt over het onchristelijke aan het personeelsfeest?

Niet altijd bezig te zijn met naar die punt aan de horizon te werken. En u weet hoe dat werkt, met een punt aan de horizon, zodra bereikt weer een nieuw punt aan een nieuwe horizon.

Tevreden zijn. Het brood van uw bescheiden deel. Met Agur. Tevreden. Is God in de hemel het hoogste goed, dan kunt u hier op aarde wel iets missen.

3. Naar anderen kijken

Opdat ik mijn naasten nut mag bevorderen. Trouw arbeiden opdat ik de nooddruftigen helpen moge. Ik wil daar drie dingen over opmerken. Ten eerste het nut van de naaste. Van nature daar niet zoveel oog voor. Eerst voor onszelf, en het nut van de ander mee te nemen als het erin uitkomt, maar van nature niet zoveel oog voor de ander.

Terug kort na de zondeval. Kaïn: ben ik mijn broeders hoeder. Die barmhartige Samaritaan. Mentaliteit tot in de godsdienst. Priester en Leviet lopen straal voorbij. Komt niet uit, als ze die man aanreiken kunnen ze niet de handelingen in de tempel verrichten.

Wordt pas anders als we van de Heere Jezus Christus mogen leven. Dan ga je zelf die dienende gezindheid aan de dag leggen. Er wordt ook in antwoord 111 gesproken over alzo handelen. Ik denk dat we de uitdrukking allemaal wel kennen: Wat gij niet wilt dat u geschied, doe dat een ander niet. Positief: hoe jij wilt dat je zelf behandeld wil worden de ander behandelen. Dat in de nieuwe week doen. Die naasten die we niet kunnen uitkiezen maar op ons pad komt.

Loopt uit op trouw arbeiden. Werken. Wij hebben daar onze eigen beelden bij. Brood op de plank. Schoorsteen moet roken. Wie niet werkt die zal niet eten. Ei anders niet kwijt met talenten. Werken om de ander te helpen.

Huwelijksformulier: Goddelijk beroep om het huisgezin te onderhouden en de ander uit te delen. Uw Goddelijk beroep, mooi vindt u niet. Want wat doet u voor beroep? De een ingenieur, ander architect, u bent maar een aannemer. Niet terecht. Minister-President heeft een goddelijk beroep, ook de vuilnisman een goddelijk beroep.

Gezin te onderhouden of uzelf als u geen gezin hebt. Haalt ook meteen de scheiding tussen zondag en doordeweeks weg. Mensen tot geloof komen, dominee willen worden. Soms zit daar de gedachte achter dat alleen God daar gediend kan worden. Dat is niet waar.

Ook geestelijke supermarktmedewerkers. We hebben geen geestelijken meer. Als het goed is allemaal ambt aller gelovigen. Goddelijk beroep. Om armen, behoeftigen te helpen. Maakt u de balans eens op aan het eind van de preek in de spiegel van het achtste gebod. Afgedaald tot de bodem van ons hart. Maak de balans eens op.

Wat dan de kernvraag is: waar ligt uw hart? Ligt die bij uw werk, in uw huis, bij uw bedrijf, je scooter. Wat is nou je schat waar ze je wakker voor kunnen maken. Die rijke dwaas lag in die schuur, die eigenlijk nog gebouwd moet worden. Zijn hart verloor.

Of zegt u temidden van alles. Jezus is mij alles. Akker van het Woord waar ik Hem gevonden heb. Of die rijke dwaas waar zijn schat was die verloren en ook zijn hart. Waar uw schat is zal ook uw hart zijn. Als u uw hart aan Hem kwijtgeraakt bent. Hier is het nog ten dele. De ene moment hart vervuld. Ander moment Psalm 119. Mijn ziel kleeft aan het stof.

Neerknielt en moet belijden ik ben een eerrover van U. Waar uw schat is daar zal ook uw hart zijn. Hem die nu nog moeten belijden ik ben een eerrover van jou u, maar mijn schat in Hem waar ook mijn hart is. Rijk te maken in Hem. Om altijd en eeuwig Hem te bedoelen.

Amen.

 

Zondag 21 april 2024 – Hersteld Hervormde Gemeente Putten, Holland – ds. D.J. Diepenbroek – Schriftlezing Exodus 22 vers 1-15 en Lukas 12 vers 13-21, onderwijs uit de Heidelbergse Catechismus zondag 42