In het visioen krijgt de profeet Ezechiël te zien hoe de tempelstroom uitloopt en een tempelbeek wordt die stroomt tot in de Dode Zee. Het zoute water wordt zoet. Het is het beeld van dode zondaars die levend gemaakt worden door het werk van Gods Geest. Hij is Heere en maakt levend. Dat komt er leven, leven dat uitloopt tot het eeuwige leven en dan zijn er de vruchten. Ezechiël kreeg het door de engel te zien en zo wordt het ons vanmorgen geschilderd in het Woord. Is dit levende water van Gods Geest al door ons heen gestroomd of laten wij het nog aan ons voorbij gaan?

Ezechiël 47 vers 12: ‘Aan de beek nu, aan haar oever, zal van deze en van gene zijde opgaan allerlei spijsgeboomte, welks blad niet zal afvallen, noch de vrucht daarvan vergaan; in zijn maanden zal het nieuwe vruchten voortbrengen; want zijn wateren vlieten uit het heiligdom; en zijn vrucht zal zijn tot spijze, en zijn blad tot heling‘.

De zegen van de tempelbeek
1. Leven;
2. Vruchten.

1. Leven

Gemeente, jongens en meisjes, Ezechiël staat weer aan de kant, hij is kletsnat, het water loopt uit zijn kleren. Het loopt in straaltjes van hem af. Hij moest tempelstroom overzwemmen en vanuit het water heeft de engel hem weer naar de kant gebracht.

Toen voerde hij mij, vers 6b, naar de oever van de beek. Ezechiël krijgt niet de tijd eens rustig na te denken over wat er allemaal precies gebeurd is. Hij krijgt geen tijd om na te denken over de vruchtbomen. Hij wijst er wel op, vers 7. Hij krijgt geen tijd om er stil bij te stil want de engel gaat tot hem spreken. Na die rondleiding door de tempel, dat murmelende stroompje uit de tempel. Hij moet niet terugkijken naar de vruchtbomen maar vooruitkijken. Hoe gaat het met die tempelbeek verder?

En dat kan Ezechiël niet zien maar de engel openbaart het hem. Deze wateren vlieten uit naar het voorste Galilea, daarna komen zij uit in de zee. ‘Ja, het zal geschieden, dat alle levende ziel, die er wemelt, overal, waarhenen een der twee beken zal komen, leven zal, en daar zal zeer veel vis zijn, omdat deze wateren daarhenen zullen gekomen zijn, en zij zullen gezond worden, en het zal leven, alles, waarhenen deze beek zal kome.’

Ezechiël kan niet zien hoe het met de tempelbeek verdergaat maar de engel openbaart het hem. Wateren door het oosten stromen, uitkomen in de Dode Zee. Zo laat engel het stroomgebied van de tempelbeek aan Ezechiël zien. Een beek die uiteindelijk uitkomt in de Dode Zee. En als wij vanmorgen in gedachten naast Ezechiël gaan staan zien wij iets heel wonderlijks gebeuren. Want overal komt leven. De engel legt er heel veel nadruk op als hij gaat vertellen hoe het met de tempelbeek verder gaat. Zelfs de Dode Zee, het zoute water wordt zoet.

Dat niet alleen. Ezechiël ziet ze staan, de engel wijst hem erop, visser van En-gedi aan tot En-eglaim. De uitleggers verschillen nog wel wat van mening waar het ligt En-eglaim. Rotspartijen waar ze sleepnetten leggen om te drogen. Overal komt leven. Dat water wordt van zout zoet en het wemelt er van de vis. Wonderlijk. Want als we dan naast Ezechiël staan en luisteren naar de woorden van de engel, wonderlijk hoe de tempelbeek stroomt en alles tot leven komt.

Als we in gedachten terugkijken, dan zien we wat Lot zag. Genesis 13 vers 10. ‘En Lot hief zijn ogen op, en hij zag de ganse vlakte der Jordaan, dat zij die geheel bevochtigde; eer de HEERE Sodom en Gomorra verdorven had, was zij als de hof des HEEREN, als Egypteland, als u komt te Zoar.’ Als de hof van Eden.

Dat was ooit een lusthof, overal leven. Lot zag het als de hof van Eden. En de jongens en meisjes weten het, daar op die plaats, op die vlakte lagen Sodom en Gomorra. Grote zondaars. Als het ware klonk daar de roep naar boven om het oordeel en het is gebeurd. En het is gebeurd. Geen regen uit de hemel maar vuur. Zout water waar geen leven was.

Een zoutvlakte die verandert door deze tempelstroom weer in een lusthof. Overal leven, overal vis. En dan te bedenken dat de Dode Zee ook in de tijd van Ezechiël en tot op de dag van vandaag gevoed wordt uit de Jordaan. Maar wat de Jordaan eeuwenlang niet heeft kunnen bewerken, het zoutgehalte bleef hetzelfde, dat bewerkt deze tempelstroom wel. Die baant zich een weg door het oosten en dan verandert dat water van zout naar zoet. Wemelt van de vis, een en al leven.

En u kunt zich wel voorstellen dat de ballingen in Bijbel met een hunkerend hart geluisterd hebben. U weet het nog wel van vorige week zondag, ze zaten daar met hun harp aan de wilgen. Hoe kunnen ze ooit nog een lied zingen over de tempel of de God van de tempel? En dan het water uit het heiligdom langs het altaar naar de Dode Zee. Lusthof. Zoute water zoet wordt en wemelt van de vissen. Hunkerend aan zijn lippen gehangen. Vloek verandert in zegen. En toch is deze metamorfose, dat is het toch een totale verandering, geen luchtspiegeling, iets dat er heel mooi uitziet maar er niet is.

Het is waar de ballingen mochten terugkeren, de tempel is herbouwd. Maar wat Eze vertelt over de tempelbeek is niet uitgekomen. De woestijn bleef de woestijn en de Dode Zee de Dode Zee. Die vissers van Engedi hebben ze nooit gezien. Is het een luchtspiegeling? De Dode Zee is nog steeds dood. Een luchtspiegeling?! Ze zullen het misschien afgevraagd de ballingen die terugkwamen en deze woorden gelezen hebben. En wij kunnen het ons ook afvragen.

In profetenwoorden zitten verschillende lagen. Niet direct vervuld vaak. Ik wil drie lijnen trekken. De eerste lijn is een lijn naar de volkerenwereld. Stroom in het heiligdom begint, langs het altaar, door het werk van Christus door de zegen van de Geest. Dan ziet u de lijn misschien al lopen: als op de Pinksterdag de Geest wordt uitgestort, dan gaat dat water lopen voorbij het tempelcomplex. Zit Pinksteren baant de Geest Zich een weg door deze wereld.

Dan denk ik aan de apostelen die erop uitgetrokken zijn. Ziet u ze gaan, in een plaatje in Klein Azië of Griekenland, in het heidenwereld, die godenzonen leefden niet zo kuis. Wat een dorre, onvruchtbare woestijn. Wat een dode zee. Als de apostelen dan uitgaan en komen in zo’n plaats, als die stroom tot gang komt. Dode zondaren die levend gemaakt worden. Dan gaat alles er anders uitzien. Dan willen ze het beeld van de Heere Jezus Christus gaan vertonen. Geen dronkenschap, niet de kantjes eraf lopen. Wat zout was wordt zoet, wat levenloos is komt tot leven.

Gemeente, die stroom loopt nog steeds. Daar gaat nog steeds door. Waar men ooit de blindste heidenen vond zal God eer en lof ontvangen. Ik trek ook een lijn naar de herstelde schepping, de nieuwe aarde. Johannes naar binnen mocht kijken. Die rivier zo helder als kristal. Dan loopt er een lijn van Ezechiël 47 naar Openbaring 22. De wereld waarin leven is een mooie wereld, wat kunnen wij genieten van de natuur. Maar het is een gevallen wereld. Je kunt dat zien, een kat die doodgereden is. De wereld getekend door de zonden als een dode zee. Onvruchtbaar, onherbergzaam. Wat kun je daar tegenaan lopen als je om je heen kijkt.

En dan dat profetische vergezicht van Ezechiël dat het beloofde land ver overstijgt. Daar waar de bergen vrede zullen dragen en de heuvels heilig recht. Waar geen tranen meer zullen zijn, niemand meer zal zeggen ik ben ziek. Waar leven is, eeuwig leven. Dan vindt dat profetenwoord van Ezechiël uiteindelijk zijn vervulling in de wederkomst van Jezus Christus, in het neerdalen van het hemelse Jeruzalem. Maar ik trek ook een lijn naar uw en jouw hart. Hoe ziet dat eruit? Dan zijn er die best tevreden zijn over hun eigen hart. Misschien wel zoals die rijke jongeling. Of die Farizeeër die staat te bidden in het heiligdom. Ik ben blij dat ik niet ben zoals die. Dan komt het op gang: ik doe dit. En blijft er onderaan de streep over waar God best tevreden mee moet zijn.

Of lukt dat niet? Dat is een zegen. Maar hart is als een dode zee. Ik ben goed geschapen maar diep gevallen. Een dode zee als je ermee worstelt van binnen. Heere het moet anders worden in mijn leven. Opgeschrikt door een sterfgeval, of bij het Bijbellezen. Maar als je dat anders moet gaan doen, het breekt je bij de handen af. Wat is mijn hart een onvruchtbare zee, er is geen leven in. Wat heerlijk vergezicht krijgt Ezechiël dan. Als het water van de Geest u raakt dan komt er leven. Die stroom uit het heiligdom langs het altaar dat is uiteindelijk het kenmerk van de Heilige Geest. Dat Hij leven geeft. Die Heere is en levend maakt.

Dan krijg je er last van die dode zee. Hoe meer ik van de wereld drink, hoe meer ik rust probeer te krijgen van de godsdienst, hoe meer ik dorst krijg. Dan verbindt hij met de Levensbron, de Heere Jezus Christus. Openbaring 22. Water uit de troon van God, uit het Lam, de Heere Jezus Christus. Je kunt ermee worstelen: heb ik het nieuwe leven? Vertoon je de vruchten? Hunker je naar de Heere? Ik kan niet zonder U. Als dat water komt, dan komt er leven. Wat ligt er dan een machtig onderwijs in de woorden die de engel tot Ezechiël spreekt.

Een machtige troostboodschap maar wel met een dringende ondertoon. Haar modderige plaatsen zijn tot zout overgegeven. De tempelbeek kan ons ook passeren zonder ons te raken. Dan blijven we dood, onvruchtbaar, dan blijven we een zoutzee. Dat is niet anders als u, jij hier in de kerk zit of thuis meeluisteren, dan kun je dat water aan je voorbij laten gaan. Die tempelstroom laten passeren. Het water kan heel dicht langs je komen of dat water door je heen gaat.

U vraagt misschien: wanneer laat ik dat water langs mij heen laat gaan? Als je niet met de zonden wilt breken. Ik moet denken aan wat Petrus schrijft, Petrus 2 vers 22. ‘Maar hun is overkomen, hetgeen met een waar spreekwoord gezegd wordt: De hond is wedergekeerd tot zijn eigen uitbraaksel; en de gewassen zeug tot de wenteling in het slijk.’ Waar zijn varkens in hun element? Er zijn er misschien wel die thuis varkens hebben of bij oom en tante. Rondwentelt in de modder. Rondwentelt in de zonden. Nu nog niet bekeerd worden, nu nog te druk. Dan laat je dat water aan je voorbij gaan. Dan blijft het dus dood en dan moet ik u waarschuwen: ze zijn tot zout overgegeven. Ik moet denken aan de vrouw van Lot. Ze vluchtte wel uit Sodom maar haar hart was nog in Sodom. Ze keek om maar was nog aan het zout verbonden. Of is het water van de Geest al door je heengegaan? Ja, dan kun je het niet op, echt waar. Als het water door je heen gaat. Dan kun je nooit klein krijgen.

De Jordaan 400 meter onder de zeespiegel. Diepste plekje op aarde. Daar ligt die zoutzee. En dat voor een die zo diep gezonken is. Vroeg die zee om de tempelstroom? Nee, werd erdoor aangeraakt. Maar je kiest ervoor het water aan je voorbij te laten stromen. Daarom heb ik een boodschap voor mensen die diep weggezonken zijn. Het water komt tot de diepste plaatsen om tot leven te brengen.

2. Vruchten

De engel laat niet alleen zien wat in dat water gebeurt maar ook langs dat water. Dan komen er allerlei vruchtbomen op. Hij kon er bij vers 7 niet langer bij stilstaan. Maar nu geeft de engel er uitleg bij. Allerlei spijsgeboomte. Elke maand zal het nieuwe vruchten voortbrengen. Zijn vrucht tot spijze en zijn vrucht tot heling.

Dan moet ik nog een keer denken aan dat stroomgebied van de tempelbeek. Het stroomt door een zinderende vlakte. En dan ziet Ezechiël opeens een ontelbare hoeveelheid aan vruchtbomen. Niet een oase bij Engedi. De wildernis verandert in een lusthof. Dan horen we de tonen van het verloren paradijs. Dan horen we in de woorden van engel ook de woorden doorklinken van het nieuwe paradijs. Die vruchten elke maand opnieuw. Daar zit iets in van leven dat doorgaat, eeuwig leven.

Zo tilt de engel de profeet Ezechiël als het ware op. Hij mag veel verder kijken, tot op de nieuwe aarde. We blijven even bij dat beeld dat de engel met woorden schildert. Om ervoor te mediteren over dat wat de engel zegt. Over de nieuwe aarde. Daar blijven we even bij stilstaan om erover te mediteren. Philpot: dat we een of twee bladeren zouden mogen plukken en gevoed en gesterkt zouden worden. Dat is ook mijn gebed in dit deel van de preek. En gevoed worden. Ik denk aan Gods kinderen. Wat is hun hoofd vaak gebogen, toch? Dat u mag zeggen omdat dat water van God mij geraakt heeft, is er leven. Maar dat is niet een leven zonder zorgen. Wat voelt het leven als een reis door onherbergzaam gebied, zinderende vlakte. Misschien wel met een gebogen hoofd naar de kerk gekomen. Zorgen van buiten en zorgen van binnen. Hoe komt dat dat het hoofd zo vaak gebogen is? Dat die reis zo vaak ervaren wordt als een onherbergzaam gebied.

U zegt dat doet de duivel. Dat is waar, denk maar over de verzoeking van de Heere Jezus door de duivel in de woestijn. Of dat hij zich voegt in het koor van de binnenpraters. Ik ben nog een dode zee. Maar zo het ook te maken hebben met te weinig oog voor het land waar u naartoe reist. Te weinig oog voor het reisdoel en teveel oog voor het onderweg. Ik moet denken aan Mozes in de woestijn. Murmurerend volk. Dan hoor ik hem wel zeggen tegen zijn schoonvader: wij reizen naar het land dat God gegeven heeft. Daarom ging het hoofd omhoog. Niet omdat hij geen zorgen had maar omdat hij het reisdoel voor ogen had.

Het kan zijn dat deze woorden u onrustig maken. Te weinig oog voor het reisdoel. Calvijn: denk aan het toekomende leven. Denk aan vakantie. Een moeder op de bijrijdersstoel. Hoofd vol zorgen. Misschien zit ze daar misschien wel met een gebogen hoofd. Hoe meer je moeder zou gelezen hebben in de vakantiefolder, hoe meer het verlangen er zou zijn. Zo is het met de geestelijke pelgrim ook. Niet in een vakantiefolder lezen maar in het Woord. Over die plaats waar geen ziekte meer is. Daarom mediteren over alles wat de engel zegt. Biddend, mediterend over het land waar je naartoe reist. Altijd leven. Geen angst meer voor de dood, misschien beklemt u dat wel. Geen angst meer zoals christen wel de reis gereisd maar dan in de Doodsjordaan geen grond meer onder de voeten.

Kinderen van God, hier bent u naar op weg. Naar dit land van eeuwig leven, altijd met de Heere, nooit meer tranen want Hij veegt ze weg. De woorden van de engel zijn niet alleen toekomstmuziek, zo klinken ze misschien wel. Maar wat hebben ze voor het hier en nu te zeggen? Het gaat over u en jou. Twee lessen. Wat is nu een bloeiend leven? Denk eens mee jongeren, wanneer bloei je op? Er kunnen allerlei gedachten bij je opkomen. Veel bij je vrienden kan zijn. Diploma. Werkplek kan komen waar ik zo lang naar uitkijk. Als je die citroen uitknijpt tot er niets meer uitkomt. Nee, het leven met de Heere. De wortels uitschiet tot het water van de Heere. Als je Christus leert kennen. Nee, het is geen saai leven. Je hart kan nooit gevuld worden door de dingen van de wereld, alleen bij Hem bloeit je leven op.

Het tweede. Het geloofsleven is een leven wat vrucht draagt. Op het moment dat ik dat zegt voelt u misschien de kramp: ik moet meer vrucht dragen. Ik moet geduldig zijn. Ik moet de voeten van mijn naasten wassen maar ik wil het niet. Een krampachtig leven. Wat we nu leren vanmorgen, als het geestelijk leven zich verdiept dan moet ik het meer en meer van die tempelstroom.

Als je het zelf moet doen, dan ben je bezig met de poken om het water op te laten komen. Als je geestelijk leven zich verdiept, dan meer en meer hebben van het levend water. Psalm 92: in de grijze ouderdom zullen ze nog vruchten dragen. Dat de Heere recht is. Zou dat niet de heerlijkste vrucht zijn in het geestelijk leven: Hij is goed, in Hem is geen onrecht. Ben je zelf dan heel vroom? Hoe meer je bij die stroom staat, hoe meer je hoog gaat opgeven van Hem. Dan val je misschien helemaal niet op, kijken heel veel mensen je voorbij. Doe dat maar, ook als u oud geworden ben, doe dat maar aan uw kinderen, aan uw kleinkinderen. Als u klaagt, het is allemaal zo karig. Wat moet je ervoor geven? Dan wordt u nog een keer opgetild om te zien naar dat land waar uw vrucht nooit zal tegenvallen en waar u mag roemen dat Hij eeuwig recht is.

Amen.

 

Zondag 20 juni 2021 – Hersteld Hervormde Gemeente Putten – ds. D.J. Diepenbroek – Schriftlezing Ezechiël 47 vers 1-12 en Openbaring 22 vers 1-5