De apostel Paulus laat er geen onduidelijkheid over bestaan als de vraag komt van wie het afhangt of een mens zalig wordt: dat is door God alleen. ‘Want uit genade bent u zalig geworden door het geloof; en dat niet uit u, het is Gods gave.’ Zowel het geloof als de genade zijn voor volledig het werk van God. Gods Zoon, de Heere Jezus Christus, kwam naar deze wereld om voor de zonden te betalen. U krijgt wat u niet verdiend heeft, dat is het eeuwige leven, omdat Hij kreeg wat Hij niet verdiend had, de zonden werden Hem plaatsvervangend toegerekend en op Hem gelegd. Het ‘Ik voor u daar u anders de eeuwige dood had moeten sterven’.
Efeze 2 vers 8: ‘Want uit genade bent u zalig geworden door het geloof; en dat niet uit u, het is Gods gave’.
Het wonder van zalig worden
1. Niets uit ons;
2. Alles uit God.
1. Niets uit ons
Gemeente, jongens en meisjes, van wie hangt het af of een mens zalig wordt? Van wie hangt dat af? Paulus laat er geen onduidelijkheid over bestaan in het onderwijs dat hij de christenen in Efeze geeft. Uit genade bent u zalig geworden, niet uit ons. Twee kanten. Paulus is er heel duidelijk in. Zalig worden hangt niet van u, van jou, van mij af. En dat niet uit u.
En dan blijf ik even stilstaan bij het woordje ‘dat’. Waar wijst dat op terug? Op de zin ervoor: uit genade bent u zalig geworden. De genade, de zaligheid, het geloof is niet uit u. Woorden om tot ons door te laten dringen in deze dienst waarin het sacrament van het Heilig Avondmaal wordt bediend. Niet uit u.
Heeft u het nagezegd in die voorbereidingsweken? Twee voorbereidingsweken. Meervoud. Anders dan anders. De ene helft is vorige week in de kerk geweest en is aangegaan of moest blijven zitten. Voor u twee voorbereidingsweken. Voor u anders. Misschien was u er wel blij mee die twee weken. Heeft u dit al nagezegd: niet uit mij. Bent u daar uitgekomen?
Ik zal het heel eerlijk zeggen: de weg naar de Avondmaalstafel loopt via dit punt. Het is een punt waar de godsdienst niet uit wil komen. Paulus wilde daar ook niet aankomen. Hij had nog zoveel in handen. Zijn godsdienst, Zijn Farizese afkomst. Afkomst van de stam van Benjamin kon hij aantonen. Groot geworden aan de voeten van Gamaliël. Wat had hij nog veel in handen. En het werd voor hem schade en drek.
Omdat hij die vijf woorden leerde spellen: en dat niet uit mij. Er zullen zijn die gekeken hebben naar wat ze hebben. Zelfonderzoek met het oog op wat je hebt. Mijn godsdienst, mijn ernst, mijn ijver, mijn tranen, mijn vroomheid, mijn bevinding of juist mijn enthousiasme voor Jezus, mijn toewijding om Hem te volgen. Stuk voor stuk dingen die u hebt. Ja dan is een voorbereidingsweek een week van wegen en van meten. Heb ik er genoeg van? En dan kunnen er twee uitkomsten zijn.
Of heb voor uzelf geconcludeerd het is niet genoeg en moedeloos hebt u vastgesteld dat het Avondmaal er voor u, voor jou deze keer niet inzit: niet genoeg. Of u hebt geconcludeerd dat het wel genoeg is. En dan ben ik geneigd om te zeggen: u bent nog verder van huis dan degenen die moedeloos zeggen dat ze niet genoeg hebben. Allemaal zelfonderzoek met het oog op wat u hebt.
Of was het anders? Heb u ergens in die afgelopen twee weken, en dat kan al tien dagen geleden zijn maar misschien was het gisterenavond of vanochtend dat u op het punt uitkwam: en dat niet uit mij. Heere, ik heb helemaal niks. Maar toch niet moedeloos neer kunnen zitten maar een hart dat naar Hem uitgaat, dat naar Hem verlangt. Ja het is waar, de godsdienst verzet zich er met hand en tand tegen. Die wil niet langs dit punt geleid worden. Maar hoe anders is het met hen die levend gemaakt zijn. Daar schrijft Paulus toch over: levend gemaakt met Hem daar u dood waart door de misdaden en de zonden.
En waar is nou dat leven aan te herkennen? Nou dat is daaraan te herkennen dat ze door dit punt heen getrokken zijn. Nee ze zijn die weg niet zelf gegaan. De Geest heeft hen gearresteerd. Zo zijn ze door dat punt heengetrokken. getrokken. Na een kortere of langere weg. En dat niet uit mij. Door het nulpunt heengetrokken. Daar al die dingen: ernst, ijver, toewijding, noem het maar op, waarmee u de Heere probeerde te bewegen, schade en drek werd.
Ja en dan wordt dat punt ook een heel wonderlijk punt. Want daar waar u het Paulus na moet zeggen, en dat niet uit mij, een punt waarvan je denkt: en dan blijft er echt helemaal niets over, dan kan ik alleen nog maar verloren gaat. Nee, dat is het punt waar de kramp van alles wat moet van u weggenomen wordt. Nee, dat is het toch: zelfonderzoek doen met het oog op alles wat u nog hebt. Dat is altijd zelfonderzoek doen met een bepaalde kramp. Je moet hier wat vinden, je moet daar wat vinden, je moet daar wat hebben. En dat alles bij elkaar opgeteld hopelijk is het genoeg. Wat een kramp kan dat zijn. Wat kunt u zo ook in een kramp zijn geweest de afgelopen twee voorbereidingsweken.
Als u op dit punt uitkomt: en dat niet uit mij, ja dan is het waar aan de ene kant houd je niets over maar aan de andere kant hebt je het ontdekt, dat de kramp eraf gaat. Paulus, het is waar: en dat niet uit mij. Als dat maar God binnenvalt in het leven, niets uit mij, en dat hoeft ook niet.
Als het dan gezien mag worden die andere kant die er ook is: niets uit mij maar alles uit Hem. Een ding nog aan het eind van de eerste gedachte voordat we naar dat alles uit God gaan. U denkt de genade leren kennen, dan heb je dit punt onder de knie?! Misschien dat wel leren kennen. Misschien wel jaren aan het Avondmaal gegaan. Dat het altijd weer weerbarstig is. De godsdienstige mens die het niet wil. Zo tegen verzetten, zo geharnast. De kramp er weer op komt.
De sfeer of het gevoel van een vorig Avondmaal of onder het Woord niet lukt om terug te krijgen. Maar juist op het punt komen dat u niets over hebt gehouden. En dat Hij u toen niet te pletter liet vallen, opnieuw ontdekken: niets uit mij, alles uit God. Uit genade ben ik zalig geworden, niets uit mij. Onze tweede gedachte: alles uit God.
2. Alles uit God
De apostel legt niet alleen zijn vinger bij niets uit ons maar ook de vinger bij alles uit genade. Hij weidt daar meer woorden aan. Drie woorden met een ‘g’: genade, geloof en gave. We gaan die woorden woord voor woord uitluisteren. Laten we eerst vaststellen dat het woord genade in de wereld niet voorkomt. Als we alleen al denken aan de politiek, ik ga me niet aan bespiegelingen wagen, maar dan is het toch wel dat het genadeloos eraan toegaat. De volksvertegenwoordiging zoals de wereld is. En vaak ook genadeloos in families en gezinnen eraan toegaat.
Wat is genade? Het is niet even eenvoudig om het uit te leggen wat het is. Met een voorbeeld: iemand in een dodencel. We hebben die in Nederland niet maar in andere delen van de wereld wel. Hij heeft alle mazen van de wet geprobeerd maar niet gelukt. Wacht op de dood in de dodencel. En dan de koning die hem gratie verleent.
We blijven even in de dodencel. Ik denk dat daar onderwijs is voor ons. Dood in de zonden en de misdaden. Levend in de dodencel en wachten op het oordeel van de geestelijke dood die verdiend is. Wat doet de zondaar in de dodencel? Mazen in de wet zoeken. Verzachtende omstandigheden. We zijn toch allemaal zondaars. Of bent u daarin vastgelopen? Alles geprobeerd.
En dan van Koning Jezus gratie ontvangen. Dat is genade. Uitgewerkt. Waar alleen het vonnis nog wachtte. Maar de genade die Hij verleende, genade. Ik trek drie lijnen naar het Avondmaal. Het is een genademaaltijd. Dat wil zeggen: van allen die van deze genade hebben leren leven. Heb je Zijn stem die je gratie verleende, onverdiend. Dan nodigt Hij u aan Zijn tafel.
Als u deze genade niet kent, dan staat deze Koning Jezus wel voor u en biedt Zijn genade aan. Genade op Zijn lippen. Kom tot Mij allen die vermoeid en belast zijt en Ik zal u rust geven. De tweede: dat in het geloofsleven altijd het hoogmoedvirus op de loer ligt. Dan word je wat door de genade die God gegeven heeft. Dan word je heel bekeerd, heel hoogmoedig. Het was toch: alles uit Hem, niets uit u.
Dat je wat wordt door wat Hij gegeven heeft. Weet je wat het eerste is wat Koning Jezus gaat doen: niets uit mij maar alles uit Hem. Gratie. Dan bent u geschikt om dat genadebrood en genadewijn te drinken. En dat is het derde: genadebrood en genadewijn. Zult u eraan denken als u straks aan de tafel zit: u krijgt wat u niet verdiend heeft. Eeuwig leven, geestelijk leven.
U krijgt wat u niet verdiend heeft omdat Hij kreeg wat Hij niet verdiend had. Zult u eraan denken: genadebrood. Hij niet verdiende. Wat Hij toch wilde worden, zondaar, overtreder in het oog van God. Ik ga afronden. Paulus gebruikt nog twee woorden die met een ‘g’ beginnen. Geloof en gave.
Door het geloof. Nee dat zet Paulus niet tussen haakjes, dat hoort er helemaal bij. Door het geloof. Het geloof is de hand, leeg, die de genade ontvangt. Het geloof is het kanaal waardoor het genadewater uit het binnenste heiligdom stroomt naar het hart. Door het geloof.
Zonder geloof is er geen genade en tegelijkertijd is er zonder genade ook geen geloof. Die twee horen helemaal bij elkaar. Nog even die dodencel, jongens en meisjes. Je zou kunnen zeggen: het geloof is het gratieverzoek dat die ter dood veroordeelde indient. En op het moment dat je denkt dan moet hij toch nog iets doen, dan zeg ik er tegelijkertijd bij: het is genade dat iemand dat gratieverzoek indient, anders had hij dat nooit gedaan.
Het is Gods gave. Genade en geloof. Dan moet u niet denken: genade is de helft, of de tachtig procent, of de negentig procent, of de 99% die de Heere doet, je het geloof is dan mijn 50%, mijn 10%, mijn 1%. Nee, zo niet. Het is allebei Gods gave. Ik denk terug aan de vraag waarmee ik de preek begon: van wie hangt het af of een mens zalig wordt? Ik doe het iets persoonlijker: van wie hangt het nu af of u, of jij zalig wordt? Paulus zegt daar is maar een antwoord op: God.
Ik moet denken aan Klaas Kuipenga. U hebt misschien nog nooit van zijn naam gehoord, misschien sommigen wel. Eenvoudig gemeentelid in Ulrum toen ds. De Cock daar ten tijde van ‘de Afscheiding’ stond. Als ik een nagelschrapsel tot mijn zalig zou moeten toedoen, dan is het voor eeuwig verloren. Zo’n nagelschrapsel als je er met een vijl overheen gaat. Hij had het geleerd. Het is Gods gave. En allen die zeggen vanmorgen dat is de belijdenis van mijn leven, het fundament waarop ik sta. U kunt geen nagelschrapseltje meebrengen. Genadebrood om u te spijzen en genadewijn om u te laven. Amen.
Zondag 25 april 2021 – Hersteld Hervormde Gemeente Putten – ds. D.J. Diepenbroek – Schriftlezing Efeze 2 vers 1-10