Gods kinderen Zijn met Christus levend gemaakt, met Hem opgewekt en mede met Hem in de hemel gezet. Opdat God zou betonen de uitnemende rijkdom Zijner genade. God werkt aan op de eer van Hem. Christus is gekomen om aan het recht van God te voldoen en zo zondaren te redden. Aan het kruis van Christus licht de eer van God op, daar licht dat alles op in een perfecte harmonie die wij nooit bij elkaar hadden kunnen brengen. God heeft geen afstand gedaan van Zijn rechtvaardigheid maar Zijn Zoon heeft ervoor betaald.
Efeze 2 vers 7: ‘Opdat Hij zou betonen in de toekomende eeuwen de uitnemende rijkdom Zijner genade, door de goedertierenheid over ons in Christus Jezus‘.
De betoning van Gods genade
1. Tot Zijn eer;
2. In Zijn toekomst.
1. Tot Zijn eer
Gemeente, jongens en meisjes, Paulus stalt als een schatmeester de rijkdom van een kind van God uit. Met Christus levend gemaakt, met Christus opgewekt, met Christus in de hemel gezet. Wat een rijkdom, wat een schatten. En hij drukt zijn lezers en ons daarbij op het hart dat de reden van deze rijkdom van Gods kind niet in zichzelf ligt. Daarom die donkere achtergrond in vers 1-3, dood in de zonden en misdaden. Efeziërs, vergeet het niet, dat was u en hij roept het in herinnering. Lusten die uit het hart opborrelen, kinderen van de toorn.
Die rijkdom van een kind van God ligt nooit in zichzelf. We hebben het eerder vandaag gehoord: Hij neemt redenen uit Zichzelf. Het roept vragen op. Wat voor redenen? We moeten er voorzichtig mee zijn. We kunnen niet doordringen in de gedachten van God. Zijn gedachten zijn hoger dan onze gedachten. Tegelijkertijd mag Paulus er iets van oplichten in de tekst waar we vanmiddag bij stilstaan: ‘Opdat Hij zou betonen in de toekomende eeuwen de uitnemende rijkdom Zijner genade, door de goedertierenheid over ons in Christus Jezus.’
Een tekst die begint met opdat, en daar zit altijd een doel in. Dat levend gemaakt en opgewekt met Christus en met Christus gezet in de hemel, daar heeft God een doel mee, dat Hij zou betonen in de toekomende eeuwen de uitnemende rijkdom Zijner genade, door de goedertierenheid over ons in Christus Jezus.
We kunnen het eenvoudiger zeggen jongens en meisjes: waarom redt God mensen? Hij neemt redenen uit Zichzelf. Een van die redenen is het betonen van Zijn genade. Uitstallen, demonstreren. Een van de redenen. Om die genade te demonstreren, uit te stallen. God redt zondaren om Zijn genade te laten schitteren. Hij redt zondaren om Zijn eer te vergroten. Opdat Hij geëerd zou worden. Want als Zijn genade schittert, dan kan het niet anders dat Hij daarin en daarvoor wordt geëerd.
Het gaat God in het redden van zondaren om Zijn eigen eer. De apostel verbindt dat heel nadrukkelijk met Christus Jezus. We moeten dat altijd bij elkaar houden. De betoning van Zijn genade, die goedertierenheid van God over ons, kan alleen in Christus Jezus. Buiten Hem is er geen genade, geen goedertierenheid. Buiten Christus kan Hij alleen Zijn toorn uitstallen. Buiten Christus is God een eeuwige gloed waarbij niemand wonen kan.
Als ik dan het onderwijs verbindt met Golgotha, dan kunnen we zeggen dat Hij daar de uitnemende rijkdom van Zijn genade demonstreert. Op Golgotha betoont God dat. Hij betoont ook op Golgotha dat Zijn genade niet goedkoop is. Niet genade voor recht maar door recht. Wat betekent dat jongens en meisjes? Dat God genade en het recht van God, de eis van God, dat het niet ter zijde wordt geschoven. Maar genade door recht. Buiten Hem eigenlijk niet kan, eeuwige gloed. Doordat Christus lijdt.
Ik denk aan een lied: ‘als ik het wondere kruis aanschouw’. Waarom is dat zo wonderlijk? Omdat aan het kruis van Christus de eer van God oplicht. Zijn genade schittert. Daar licht dat alles op in een perfecte harmonie die wij nooit bij elkaar hadden kunnen brengen. God heeft geen afstand gedaan van Zijn rechtvaardigheid maar Zijn Zoon heeft ervoor betaald. Golgotha, genade en recht. Die twee samen de eer van God.
Ik denk aan het avondmaalsbrood. Als het brood gebroken wordt, dan verbeeld dat Hij vermalen is. Door de molensteen van het recht van God. Hij moest er voor lijden, sterven, neerdalen in de hel van de Godverlatenheid, om daardoor tevoorschijn te komen als het genadebrood en dan glinstert Gods genade. Hij betoont dat, Hij demonstreert dat aan het kruis van Golgotha. Zo laat Paulus zien dat God aan werkt op de eer van Zijn Naam. Als Hij ze met Christus opwekt, in de hemel zet. Dan doet Hij dat om Zijn eer te vergroten.
Wat een wonderlijk Evangelie! Wonderlijk hè?! Als wij die twee bij elkaar moeten brengen, dan zouden we daarin niet slagen. Als God zou vergeven, dan zou Zijn recht geschonden worden.
Als wij die twee bij elkaar moeten brengen, het is onmogelijk. Misschien bent u daar de afgelopen week wel tegenaan gelopen. Het ging niet. Het kan ook niet. Het hoeft ook niet. Een wonderlijk Evangelie. Want vluchten tot Jezus is tot eer van Zijn Naam. Ik heb het meer dan eens gehoord: ik moet eerst de eer van God zien. Vluchten tot Jezus, dat is tot eer van God. Waarin Zijn recht en genade schittert.
Wat een prediking. Voor het eerst en steeds weer. En is niet een keer vluchten tot Jezus en nooit weer. Nee, steeds weer en steeds meer. Een uitnemende rijkdom is er bij Hem voor hopeloze zondaren. En Paulus verbindt er ook nog een tijdsbepaling aan en die maakt het misschien ook wel moeilijk als hij dit zegt: in de toekomende eeuwen.
2. In Zijn toekomst
Want Paulus schrijft dat God de uitnemende genade van de uitnemende rijkdom Zijner genade, door de goedertierenheid over ons in Christus Jezus. Niet in het verleden, op Golgotha, al sluit Paulus dat niet uit, maar hij verbindt het nadrukkelijk met de toekomende eeuwen. Wat bedoelt hij? Er zijn er die bij deze woorden op de komende heerlijkheid? Ze wijzen bijvoorbeeld of Markus 10 vers 30: ‘Of hij ontvangt honderdvoud, nu in dezen tijd, huizen, en broeders, en zusters, en moeders, en kinderen, en akkers, met de vervolgingen, en in de toekomende eeuw het eeuwige leven’.
We merken dat Jezus het dan heeft over de toekomende eeuwigheid. Maar er zijn er ook die dachten dat het over de eeuwen die zouden volgen betekent. In de tijd waarin wij ook leven. Gaat God het in de komende eeuwen betonen of ook nu al? Wij weten hoeveel eeuwen er gevolgd zijn: twintig.
We hoeven niet te kiezen. Dat is mijn stellige overtuiging. Het onderwijs van Paulus gaat over nu en straks. Het is toch niet anders dan in het leven van een kind van God. We hebben het gelezen: dood in de zonden en misdaden en nu het leven. Die demonstratie, die betoning van Gods genade is iets van nu en van wat gaat komen in alle eeuwigheid. Uitnemendheid van Zijn genade. Wanneer gebeurt dat? Gebeurt dat niet hier in Zijn huis, de werkplaats van Zijn Heilige Geest? Dan worden de Evangelieschatten uitgestald.
Het kan zijn dat u het zich nog goed kan herinneren, kortere of langere tijd geleden onder het Woord, of toen u thuis de Bijbel las, neergebogen door de last van de zonden die op uw schouders lag, en toen opeens zag u er iets van, de uitnemendheid van Zijn genade. Als een geloofsovertuiging, ja bestreden, ook voor mij! Dat gebeurt onder de preek. Jongeren, ook als je soms met tegenzin naar de kerk gaat, hier worden schatten uitgestald. Eeuwig leven, als je afvraagt waar leef ik eigenlijk voor?
Onder de verkondiging van het Woord. Maar vanmiddag trek ik ook de lijn naar de Avondmaalstafel. Stalt de Heere Jezus het niet uit: de uitnemendheid van Zijn genade? Ik had het vanochtend en vanmiddag over een vraag mee te nemen naar de tafel: waarom ik? Nu een aansporing. Als u aan de tafel zit, dan krijgt u een bekertje. Ja, dat is anders dan anders. Rode wijn. In dat kleine bekertje wordt de schat van het Evangelie verbeeldt. Doodschuldig en daar eeuwig voor af te betalen. Is het niet een van de dichters die zegt uw bloedschuld. Ik heb het gedaan, voor u. Zo lief had Ik u. Ook toen u dood was door de misdaden.
Ik denk vanmiddag ook aan degenen die vanmiddag niet aan kunnen gaan. Het kan als het voor uw gevoel geen vlak veld is tussen God en uw hart. Ik hoop niet dat u over zult gaan tot de orde van de dag. Want achter de tafel van Avondmaal staat de tafel van de bruiloft van het Lam. Misschien wel dat je denkt wat heb ik er aan: ik kan niet aangaan en ik kan niet in dat bekertje met wijn kijken vanmiddag.
Maar het kan ook als kind, al ben je zeven, zeventien, dat je er wel naar verlangt. Ook als u en jij niet aangaat. Dan is daar een demonstratie van de uitnemendheid van Zijn rijkdom. Hoe dan? Nemen ze dan iets mee? Nee, niets. Zie je iemand lopen met een fles wijn, een stuk brood. Dan heb ik niet over iemand die zelf wat te drinken meeneemt omdat ze niet tegen alcohol kan. Maar die niets mee kunnen nemen. Met hun strijd en worstelingen. Dat is een demonstratie van Zijn genade.
Komen met lege handen. Alleen maar schuld. Zo mag u tot Hem vluchten. Zo wordt de uitnemendheid van Zijn rijkdom bezongen. Ik zou nog iets noemen. Ook aan het einde van de tafel. Dan staan ze allemaal weer op. Wat blijft er dan achter? Het brood en de wijn. Ik heb eens gehoord dat een predikant aan het einde van de Avondmaalsbediening de schaal met het brood hoog ophield, en zei: u kunt nooit zeggen dat er niet genoeg was. Het is altijd: moede kom ik arm en naakt.
Het strekt naar de eeuwigheid, hebben we gehoord van Paulus. Zal dat niet ten volle waar worden? Bij het Avondmaal van de bruiloft van het Lam. Als God Zijn volk Zijn volk voor eeuwig Zijn gunst zal betonen. Daar zal dit Woord ten volle waar worden. Daar zit je er nooit meer zelfs tussen als mens. Met die dubbele gedachten. Volle agenda. Daar zit je er nooit meer zelf tussen. Hier is de avondmaalstafel als een oase in de woestijn. Hier moet de reis vervolgd worden. Daar aan de tafel hoeven ze er nooit meer weg en mogen ze in eeuwigheid Zijn gunst genieten. Amen.
Zondag 18 april 2021 – Hersteld Hervormde Gemeente Putten – ds. D.J. Diepenbroek – Schriftlezing Efeze 2 vers 1-10 – bediening van het Woord en het sacrament van het Heilig Avondmaal