Gods kinderen zijn een nieuwe schepping, in Christus Jezus geschapen tot goede werken. Werken die door God Zelf voorbereid zijn. De Zijnen mogen die werken uitwerken. Het is een afhankelijk leven in dankbaarheid: een hartelijke vreugde in God door Christus en een ernstige liefde om naar de wil van God in alle goede werken te wandelen. Het is een wandelen waarvan rust uitgaat en een vermaak in is. 

Efeze 2 vers 10: ‘Want wij zijn Zijn maaksel, geschapen in Christus Jezus tot goede werken, welke God voorbereid heeft, opdat wij in dezelve zouden wandelen‘.

Het leven met de Heere
1. Een nieuwe schepping;
2. Een gebaande weg.

1. Een nieuwe schepping

Gemeente, jongens en meisjes, Paulus zingt een lieflijk loflied over de genade van God. Want uit genade bent u zalig geworden, door het geloof, en dat niet uit u, het is Gods gave, niet uit de werken opdat niemand roeme. Als we in deze dienst van nabetrachting en dankzegging op het Heilig Avondmaal wil ik het meteen aan u vragen: hebt u het met Paulus meegezongen?

Niet alleen de woorden uitspreken met uw mond maar met uw hart. Door genade ben ik zalig geworden door het geloof. En dat niet uit mij, het is Gods gave. Hebt u het zo met Paulus mee mogen zingen? En als u nee moet zeggen, wat is uw leven dan leeg, dan bent u nog dood door de misdaden en de zonden.

En dan zoekt de Heere u vanochtend weer opnieuw op. En als u ja mag zeggen. Dan heb ik voor u, voor jou nog een vraag. Het gaat er niet alleen om dat we met Paulus leren meezingen maar ook hoe we het met Paulus meezingen. Laten we maar eerlijk zijn: we kunnen het uitbundig dit liefelijke loflied meezingen. Maar het wordt nog weleens verkeerd verstaan. Paulus liep daar zelf al tegenaan.

Ik denk aan wat hij schrijft aan de christelijke gemeente van Rome, Romeinen 6 vers 1. Wat zullen wij dan zeggen, zullen wij in de zonde blijven opdat de genade te meerder worde. Daar ziet u daar moet Paulus er zelf op ingaan op dat verkeerd verstaan van het liefelijke loflied van de genade van God. Dan werpt hij die vraag zelf maar op die hij telkens voor de voeten krijgt. Paulus wat bedoel je dan met die genade, kunnen we in de zonden blijven want ja alles is uiteindelijk toch genade. En dan laat Paulus het zien, dat is niet waar. Ja het is wel alles uit genade maar daarom is het onmogelijk om in de zonden te blijven. Dat zij verre zegt Paulus, in de zonden blijven en van genade leven.

En Judas, om een ander voorbeeld te geven. Hij heeft een kleine brief geschreven die aan het einde van het Nieuwe Testament staat, die liep daar ook tegenaan. Hij heeft christenen die tot die christengroep behoorden daarop gewezen. Die dwaalleraren die in die gemeente gekomen waren die de genade van God, dat loflied zongen ze dus volheid, die de genade van God veranderen in ontuchtigheid.

Of om het iets eenvoudiger te zeggen voor de jongens en meisjes. Ze hadden de mond vol over genade en intussen leefden ze middenin de zonde. Dat konden ze moeiteloos combineren. Ik moet ook denken aan Dietrich Bonhoeffer, u heeft zijn naam misschien weleens gehoord. Hij heeft ertegen gestreden. Waartegen? Tegen goedkope genade, zo noemde hij dat in zijn geschriften. Wel roemen in de genade, wel het loflied meezingen, maar in de zonde blijven leven. Wel genade maar geen goede werken.

En hij noemt dat heel terecht de rechtvaardiging van de zonde in plaats van de rechtvaardiging van de zondaar. En dan wordt dit loflied goddeloos geraas. Paulus zingt niet alleen over de genade van God, hij zingt ook over wat die genade van God uitwerkt. Wat wij zijn Zijn maaksel, geschapen in Christus Jezus, tot goede werken. En we laten dit laatste couplet van dit loflied op de genade van God in deze dienst van nabetrachting en dankzegging op het gehouden Heilig Avondmaal op ons in werken.

Want wij zijn Zijn maaksel. Zijn product zou je ook kunnen vertalen. Zijn creatie. Misschien is dat laatste woord wel een heel veelzeggend woord. Want dat woord slaat al de brug op wat Paulus daarna zegt. Geschapen in Christus Jezus tot goede werken. Wat bedoelt Paulus dan? Nou hij bedoelt eindelijk niets anders dan waar hij hoofdstuk 2 mee begonnen was. Die dood waart met Hem levend gemaakt.

Nu zegt hij in Christus Jezus tot goede werken. Dat wil zeggen: een dode zondaar die levend gemaakt wordt is een nieuwe schepping. Lazen we dat net niet in Paulus tweede Korinthebrief? 2 Korinthe 5 vers 17. ‘Zo dan, indien iemand in Christus is, die is een nieuw schepsel; het oude is voorbijgegaan, ziet, het is alles nieuw geworden.’ Een nieuwe schepping, een nieuwe creatie, het oude is voorbijgegaan, het is allemaal nieuw geworden. Een nieuwe schepping en Paulus verbindt dat met goede werken.

En dan denk ik aan de schepping van de mens. De jongens en meisjes kennen die tekst ook wel dat de mens geschapen is naar het beeld van God. Dat wil zeggen dat de mens, Adam en Eva, bekwaam waren, in staat waren de wil van God te doen. Niet een beetje maar volkomen naar Zijn beeld geschapen. En is dat zo gebleven? Nee, toen kwam de zondeval.
Guido de Bres wijst erop in de Nederlandse Geloofsbelijdenis toen is dat beeld van God niet totaal verdwenen maar het is wel ontzettend beschadigd. En u, jij en ik merken daar alles van. Want vanaf dat moment zijn we niet meer gericht op de wil van God, op goede werken maar gericht op onze eigen wil, uit te leven wat er in ons hart naar boven komt. En jongeren, dat is niet zomaar een defect dat je kunt repareren. Daar is niets minder voor nodig dan een nieuwe schepping. Opnieuw geschapen worden, van dood levend gemaakt worden.

Laat niemand van ons de val en de gevolgen van de val onderschatten. Dood zijn we in zonden en misdaden. Levend voor alles van onszelf. Maar dood voor God, dood voor Zijn Woord, dood voor Zijn Evangelie. Er is niets minder nodig dan een nieuwe schepping. Zo radicaal verdorven zijn wij. Het kan zijn dat u daar tegenaan gelopen bent in de afgelopen weken bij het onderzoeken van uzelf. Dat u zegt dat is de reden waarom ik niet aan het Avondmaal ben gekomen. Mijn zonden, mijn dood, het altijd maar weer doen van mijn eigen wil, het tegen God ingaan. Daarom kon ik niet aangaan.

Maar hoe zegt u dat vanmorgen? U kunt dat gelaten zeggen: ik kon niet aangaan en weer overgaan tot de orde van de dag. Ja maar, realiseert u zich niet dat u dood bent in de zonden en misdaden en dat u ligt onder de toorn van God en als dat niet veranderd dat u straks voor eeuwig verloren moet gaan. Dat deze woorden u onrustig zullen maken.

Maar het kan ook zijn dat die onrust er allang ingeslopen is bij u en bij jou. Weer niet aan kunnen gaan. Weer de nodiging gehoord. Maar weer op afstand moeten blijven. Dat je vanochtend denkt als er niets minder nodig is dan een nieuwe schepping, dan is het voor mij verloren want dat kan ik niet. En dat is waar: dat kun je ook niet. Maar daarom ben je in de kerk vanmorgen. De werkplaats van de Heilige Geest. De plaats bij uitstek waar Hij die nieuwe schepping wil realiseren. Daar waar alleen woestheid en leegheid is zoals het was met de wereld voordat God ging scheppen.

Nou doet Hij dat dan?! Nou hoe ging het in de schepping? God sprak ‘daar zij licht’ en daar werd ligt. Zo gemeente, zo jongens en meisjes, gaat het ook in de herschepping. Daar zij Jan, en daar werd Jan. Niet meer die oude Jan, niet meer die zondige Jan maar nieuw. Door Zijn stem. Door Zijn spreken. Levendmakend. Leven wekkend. Daar waar alleen maar doodsheid, daar waar alleen maar verlorenheid is.

Nou kan ik er dan niks aan doen? Als u dat teleurgesteld vraagt, dan denkt u dat u in uw eigen handen beter af bent dan in de handen van God. Dit is toch puur Evangelie? Als je nou jezelf leer kennen net als die wereld voordat God ging scheppen: woest en leeg, duisternis op de afgrond. Als je weleens bij de afgronden van je hart gestaan hebt, dan is dit toch puur Evangelie? Zijn stem. Dan kijk ik naar degenen die aan het Avondmaal zaten: zo is het toch begonnen? Of bent u een geestelijke evolutionist? Dat er zomaar spontaan wat dingen gingen groeien, gingen ontwikkelen, dat er ineens leven was? Nee toch?! Uit genade bent u zalig geworden. Gods gave. Niet uit de werken opdat niemand roeme. Daarom is er verwachting.

Een nieuwe schepping. Ik blijf nog heel even bij dat woord stilstaan bij het eind van de eerste gedachte: een nieuwe schepping. Want ja als u vorige week zondag of de zondag ervoor aan de Avondmaalstafel gezeten hebt, laten we eerlijk zijn dan kan dat woord toch behoorlijk terugschrikken vanmorgen. Een nieuwe schepping, het oude alles voorbijgegaan, alles nieuw geworden. Ja, dat klinkt zo hoog. En dat voelt zo anders.

Zeker, nu we in deze bijzondere tijden ook een of twee weken later nabetrachting houden. Als je nou ’s ochtends en ’s middags houd je nabetrachting, dan kun je er nog helemaal vol van zijn, van dat wat de Heere wegschonk aan Zijn tafel. Dat genadebrood, die genadewijn. Die smaak kan nog zo in de mond van de ziel zitten dat je er voor je gevoel er nog wel bij kunt, een nieuwe schepping, als het zo nieuw voelt van binnen.

Maar nu is het een week en misschien voor u, voor jou wel twee weken geleden. Dan klinkt het wel heel anders: een nieuwe schepping en u denkt terug aan wat er de afgelopen week of de afgelopen weken gebeurd is, op school of op het werk. Dat het allemaal niet zo nieuw was. Dat u weer in dat oude patroon viel. Dat u zich weer irriteerde aan dit collega. Dat je je innerlijk boos maakte over het gedrag van je boos. Dat je weer in die oude zondige patronen viel. Dat er in het gezin weer woorden gevallen zijn.

Ja en dan vanmorgen horen: een nieuwe schepping. Dat kan heel confronterend naar u, naar jou toekomen. Zo weinig goede werken. Of als we denken hoe Paulus het schrijft: geschapen in Christus Jezus tot goede werken, geschapen naar Zijn beeld om Zijn beeld te gaan vertonen. En u moet zeggen als dat het is wat Paulus ons op het hart bindt, wat lijk ik dan weinig op Christus. Veel meer dat oude dan dat nieuwe. Dan kunnen de woorden van Paulus wel een hele worsteling geven: een nieuwe schepping en het oude is voorbijgegaan!? En je zou er nog steeds mee te strijden hebben. Alles is nieuw geworden en zover je kunt kijken in je leven zie je alleen die oude zondige patronen weer opspelen. Ook als het goed was aan de tafel maar een dag later, of twee dagen later, of een week later, u kunt het niet vasthouden.

Ja, ik blijf even op dit punt in de preek stilstaan. Die worsteling. Ik geef het direct toe: mensen die leven van goedkope genade kennen deze worsteling niet. Sterker nog: op de een of andere manier zijn ze erin geslaagd om wel heel veel praten dat alles nieuw geworden is maar ondertussen vrolijk in het oude door te leven. Ze kunnen dat moeiteloos met elkaar combineren.

Zo kan dat ook bij u, bij jou geweest zijn. Vorige week zondag aan de tafel gezeten of de week ervoor, voor u gevoel ook nog wel goed gehad aan de tafel maar ja intussen kan alles ermee door en u combineert dat moeiteloos met elkaar. Kijk dan eens eerlijk naar uw leven. Een nieuwe schepping? En dan in al dat oude doorleven, dat zondige aan de hand houden?! Dan heb ik maar een boodschap vanmorgen, als dat het is zoals u, jij vanmorgen in de kerk zit, een boodschap met twee woorden: bekeer u. Zo kunt u niet doorleven. Met goedkope genade kun je niet voor God verschijnen. Daar kom je mee om. Dan bouw je op drijfzand.

Paulus laat het zien, de genade waarin hij roemt is geen goedkope genade waar je alleen maar over praat. Dat is genade die zich laat kennen in de vrucht: geschapen in Jezus Christus tot goede werken. En dat leven kent de worsteling tussen het oude en het nieuwe. De ene keer ligt de oude mens onder en de nieuwe mens boven. En dan haken de woorden van Paulus aan bij hoe het van binnen voelt: alles is nieuw geworden, het oude eronder, wat zijn dat heerlijke tijden in het leven met de Heere. Als je dicht bij Hem mag leven. En vanuit Hem ook de werking van Zijn Geest mag merken in je hart en leven. Maar ja het kan ook maar zo weer anders zijn. Die oude mens geeft zich niet zomaar over. Als die weer boven ligt en de nieuwe onder. Dan is er weer de strijd, de worsteling, dan wordt er gezucht, zo weinig goede werken, zo weinig op Christus lijken. Wat kunnen dan die woorden je aanvliegen.

Weet u, weet jij, daar weet Paulus nu alles van. Paulus is niet alleen de apostel die schrijft over het oude is voorbijgegaan, het is alles nieuw geworden, alleen nog maar nieuw, ja zo is het in de verbinding met Christus. Paulus weet ook van die andere kant die er ook is. We horen Hem zuchten in Romeinen 7: het goede dat ik wil dat doe ik niet, het oude, en het kwade, het verkeerde dat ik niet wil dat doe ik juist wel. Ik ellendig mens. Dus een nieuwe schepping zijn wil niet zeggen het oude ontgroeid zijn. En dan zeg ik het maar tot uw troost, als u ermee worstelt, als die woorden naar u toe kwamen: een nieuwe schepping, en het voelt nog zo oud en het doet zeer van binnen. En je er niet zomaar bij neerleggen: Heere, waarom toch en hoe kan dat toch en… kunt u het Paulus nazeggen: het goede dat ik wil… Dat kan een mens die van goedkope genade leeft, die kan dat niet nazeggen. Ja wel met woorden maar niet met zijn hart. Want die wil het goede helemaal niet doen. Die is nog een en al oud en daar wil hij zich in uitleven.

Maar het leven dat Hij schept in de herschepping, wat zucht het met Paulus mee. Het goede dat ik wil, het nieuwe, dat oude dat voorbijgegaan is, als nieuw geworden is, daar hunker ik naar. Daar zie ik naar uit. Een schepping zijn. Niet meer de ballast van mijzelf, niet meer de ballast van de zonden. Maar Heere, het goede dat ik wil dat doe ik niet maar het kwade dat ik niet wil, dat doe ik wel. Als dat de taal van uw hart is, dan zeg ik tot uw troost: dit kan alleen een nieuw schepsel zeggen. Het goede dat ik wil. En daarom in de worsteling het oog op Hem die ook in de hoogste strijd van u, van jou afweet. Zijn maaksel bent u toch?! En dat laat Hij nooit meer los. Een nieuwe schepping. Paulus spreekt niet alleen van een nieuwe schepping, hij spreekt ook over een gebaande weg.

2. Een gebaande weg

De apostel legt in zijn onderwijs waar we vanmorgen bij stilstaan zijn vinger bij de levensheiliging. Want wij zijn Zijn maaksel, geschapen in Christus Jezus tot goede werken, welke God voorbereid heeft opdat wij in dezelve zullen wandelen. De levensheiliging. Laat ik dan eerst dit zeggen: dat de levensheiliging bij ons nogal een ondergeschoven kindje is toch?! Als ik maar weten mag dat ik rechtvaardig ben voor God, en die vraag is meer dan terecht, het is toch de levensvraag ook van u en van jou? Rechtvaardig voor God?

Als we maar niet vergeten dat God zondaren rechtvaardigt opdat ze heilig voor Hem zouden leven. Dat is waar God op uit is. Daarom maakt Hij nieuwe schepselen. Onder de verkondiging van het Woord. In de verbinding met Christus opdat ze weer aan Zijn beeld zouden beantwoorden. Gerechtvaardigd om heilig te leven voor Hem. Dan blijft de levensheiliging vaak onderbelicht en dat is schuld. Maar we leren vanmorgen ook van Paulus dat we de levensheiliging kunnen over belichten. Wanneer doen we dat dan?

Als we het onderwijs van Paulus op een bijzondere manier lezen. Misschien hebt u het zo ook wel gelezen. God maakt een nieuwe schepping en vervolgens doe ik goede werken. God heeft mij gerechtvaardigd en vervolgens doe ik de levensheiliging. De rechtvaardiging is Gods werk, de goede werken dat is mijn werk. Nu ga ik iets voor God terugdoen. Dat verlangen is natuurlijk altijd goed. Maar het kan niet. Dat bedoelt Paulus ook niet. Want wij zijn Zijn maaksel, geschapen in Christus Jezus tot goede werken welke God voorbereid heeft. Hij heeft dat nieuwe schepsel geschapen inclusief de goede werken. Hij maakt een nieuw schepsel met de goede werken erbij. Die God voorbereid heeft. Het is niet zo: God rechtvaardigt de mens en vervolgens moet die aan de slag in de heiligmaking.

God heeft die goede werken voorbereid en Zijn kinderen mogen ze uitwerken. En als Hij ze niet voorbereid zou hebben, dan zou er van dat uitwerken helemaal niets terecht komen. Paulus heeft het toch uitgejubeld: en dat niet uit u, het is Gods gave. En we hebben het vorige week gehoord: dat ziet terug op wat er voor staat: genade, Gods gave. Zaligheid, Gods gave. Geloof, Gods gave. Maar dat woordje Gods gave, die twee woorden, die zien niet alleen terug maar ook vooruit naar dat wat er volgt.

Geschapen in Christus Jezus die God voorbereid heeft. Ook dat is Gods gave. Ik denk aan het in Christus Jezus dat als een rode draad door al de brieven van Paulus loopt, ook in de Efezebrief, ook in hoofdstuk 2. In Jezus Christus. Vanuit de verbinding met Hem. Nou dat geldt dus ook voor die goede werken die God voorbereid heeft. Ook dat kan niet losgezien worden van Christus. Hij heeft ze voorbereid in Hem en door Hem.

Christus heeft de weg van goede werken voor Zijn kinderen gebaand en zij mogen vervolgens op die door Hem gebaande weg wandelen. Hij heeft de goede werken voor Zijn kinderen voorbereid en zij mogen ze uitwerken. Ik kan het ook met andere woorden zeggen, woorden die Paulus schrijft in de eerste Korinthebrief: 1 Korinthe 1 vers 30. Maar uit Hem bent u in Christus Jezus, Die ons geworden is, wat staat er dan? Wijsheid van God, en rechtvaardigheid, en heiligmaking, en volkomen verlossing.

Bent u Zijn maaksel? Dan hebt u toch ook aan Zijn tafel gezeten? Hebt u het gezien hoe Zijn brood werd gebroken, Christus mijn rechtvaardiging. Hij mijn schuld, ik Zijn rechtvaardiging. Hij mijn vonnis, ik Zijn vrijspraak. Het is waar, Paulus zegt het: die ons geworden is tot rechtvaardiging. Maar we doen Christus te kort als we dan een punt zetten. Denk eens terug aan vorige week zondag of de zondag ervoor toen u aan de tafel zat. Toen het brood gebroken werd, toen het werk van Christus werd uitgebeeld in de tekenen in het gebroken brood en de vergoten wijn. Dat wees niet alleen heen naar Christus die uw rechtvaardiging is, maar die tekenen wezen ook heen naar Christus die uw heiligmaking is. Gehoorzaam tot op het hout van het kruis. Ja toen baande Hij de weg van de goede werken. En zo is Hij ook uw heiligmaking.

Niets uit u. Ook niet die goede werken, ook niet die heiligmaking, ook niet die bevindingen, ook niet die zoete momenten van binnen, allemaal Gods gave. Die ons geworden is tot wijsheid, rechtvaardigheid, en heiligmaking, en volkomen verlossing. Het is allemaal Gods gave. Ik geef een voorbeeld voor de kinderen. En ik weet het een voorbeeld gaat altijd mank maar ik denk wel dat het de lijn is die Paulus ons aanreikt. Ik denk aan een kind dat van zijn vader mag tanken. Misschien heb je het ook weleens gedaan, heb je het weleens geprobeerd. Het lijkt allemaal heel leuk maar als je dan vervolgens bij dat tankstation staat en je mag de auto uit en je vader heeft betaald, dan pak je dat vulpistool, ja ik moest het ook even opzoeken zo heet het, maar ja dan zit wel een hendel aan. En om die nou in te knijpen, ja dat moet, want anders komt er ook geen benzine uit. Als je vader je dan ziet worstelen met die hendel en je krijgt hem niet ingeknepen en er komt dan ook geen druppel uit, misschien is het ook wel bij jou gebeurd, en dan legt hij zijn hand over jouw hand en dan knijpt hij de hendel in en dan komt de benzine eruit en komt de tank vol en mag jij hem terughangen. En dan zegt je vader: dat heb je goed gedaan. Maar wees eens eerlijk: heb jij nou getankt? Ja, jouw hand op de hendel maar toch ook nee, het was de hand van je vader. Het was die toch die de hendel inkneep en de benzine deed stromen en de tank vol werd. Nou zie dat maar als een hulplijntje als het gaat om de goede werken die God voorbereid heeft. Zijn hand, Zijn kracht, Zijn Geest. Zo heeft Hij die werken voorbereid en laat Hij het hen uitwerken.

Is dat nu ook overgebleven na de Avondmaalszondagen die voorbijgegaan zijn? Christus Jezus mijn wijsheid, mijn rechtvaardiging, Christus Jezus ook mijn heiligmaking. Alles alleen uit Hem. Ja dat moeten we uitluisteren, dat gaan we doen aan het einde van de preek. Twee dingen. Dit is ontzettend scherp. Zalig worden is dus echt alleen maar genade. Pure genade, 100% genade. Er telt helemaal niets van mij mee. En ik noemde dat ontzettend scherp en dat herkent u misschien wel in het leven met de Heere, kan dat zo’n uitzien zijn, zo’n verlangen zijn om Hem te bedoelen. Maar misschien wel onbewust u zomaar voor de troepen uit gaan lopen en denken: mijn stille tijd, mijn zoeken, mijn voorbereiding, mijn enthousiasme, mijn dingen die ik voor Hem doe. Ik zeg niet dat u dat allemaal moet ontkennen.

Denkt u dan nog maar eens aan dat voorbeeld. Is het Zijn hand die u, jou dat allemaal liet doen. Er kan helemaal niets van u bij. Ook de vrucht is vrucht van Hem. Het zou toch wat zijn, jongens en meisjes, ja een wijnstok kan niet praten en ook een rank kan niet praten, dat weet ik wel maar het zou toch wat zijn als een rank van een wijnstok gaat pronken met de vrucht die hij draagt. Die rank is toch helemaal niets zonder de wijnstok?! Als je nou zo’n rank hebt liggen onderaan de wijnstok. Ja de Heere Jezus vertelt wat er met zulke ranken gebeurd. Ranken die allemaal onderaan de wijnstok liggen die worden allemaal gebundeld en in het vuur geworpen. Het is toch onbestaanbaar als een rank zou roemen in de vrucht die hij draagt?! Het is allemaal vanwege de wijnstok. En ik denk zomaar dat dat een levenslange les is voor een kind van God. Voor alles wat hij in het leven mag doen in het leven met de Heere, er elke keer er weer onder moet zetten: dat is alleen maar genade.

En niet iets dat ik terugdoe, alleen maar genade. Ja dat is scherp onderwijs. Want in het leven met de Heere kun je er zomaar weer prat op gaan. Wees een eerlijk, misschien herkent u het wel wat is het waar u heimelijk op steunt of prat op gaat of waarvan je denkt daar is de Heere vast toch wel heel tevreden mee omdat ik dat voor Hem doe of laat?! Dan ben ik verkeerd bezig. De goede werken die Hij voorbereid heeft. En ook heeft Hij aan Zijn tafel u en jou weer op willen wijzen. Scherp onderwijs. Ook als u niet aan kon gaan en als dat dienen en verdienen er nog helemaal inzit. Werken om tot geloof te komen. Terwijl het precies andersom is. Het geloof dat aan de vrucht te herkennen is. Dat is altijd Zijn vrucht. Scherp en tegelijkertijd ook genadig.

Ontzettend genadig. Want wat kan er na ontvangen genade ontzettend kramp zijn. Ik moet dit doen, ik moet dat nalaten. Ik moet zus voorleven, ik moet zo getuigen. En u hoort het: het komt elke keer terug dat woordje moeten. Dan zeg je dat je van genade leeft en intussen moet je een helemaal. Ja, van jezelf. Dit doen, en dat doen, en zo getuigen, en zo ervoor uitkomen. Moeten. Wat een ontzettende kramp. Of als ik in het beeld van de tekst blijf: wat is het vaak in het leven van een kind van God hollen en vliegen. Met wat je allemaal moet.

Nee, zegt Paulus: wandelen. Niet hollen, niet rennen, niet vliegen. Wandelen. Dat is het leven van de heiliging. Niet opgejaagd door wat je allemaal vindt en moet, wat je denkt of dat je moet, wandelen, daar gaat iets van rust vanuit. Wat is het een zegen als een kind van God weer eens uitgerend is. Misschien hebt u het zo wel ervaren aan de tafel, dat kan, dat die voorbereidingsweek of die voorbereidingsweken helemaal in het teken stonden van hollen en vliegen. Wat je allemaal moest tot de nodiging en Hij ging. En Hij opeens u stil hield, uitgerend. Toen mocht je misschien wel naar de tafel wandelen.

Wandelen in de werken, nee niet zomaar achteloos in het leven wandelen, nee wandelen in de werken die Hij voorbereid heeft. Dan gaan de goede werken vanzelf. Dan gaat het moeten eraf, dan heb je soms in de gaten dat je ze doet. Heere, wanneer hebben wij U hongerig gezien? Wanneer hebben wij u dorstig gezien? Wanneer zijn we bij U in de gevangenis geweest? Ze wisten het niet eens meer. Ze hebben gewandeld op de weg van de goede werken die Hij voorbereid had. Wandelen. Ik hoor daar ook iets van vermaak in. Wandelen. Dat doe je niet met tegenzin. Daar zit iets van vermaak in, van rust in. Dat is iets dat de opstellers van Heidelberger ons op het hart binden in antwoord 90. Die opstanding van de nieuwe mens. Daar gaat het toch om? Geschapen in Christus Jezus, tot goede werken. Een hartelijke vreugde in God door Christus en een ernstige liefde om naar de wil van God in alle goede werken te wandelen. Dan krijg je er zin in.

Ik zeg er direct bij. Dan is niet elke keer even sterk. Denk maar aan die worsteling als de nieuwe mens boven ligt, ja dan heb je er zin: wie heeft lust de Heere te vrezen het allerhoogst en eeuwig goed. Zo heb je misschien wel met je kinderen gesproken of met je kleinkinderen, kinderen, kleinkinderen, geen beter leven dan het leven met de Heere. Wie heeft lust de Heer te vrezen. Het is zo goed om in de goede werken te wandelen die Hij voorbereid heeft. Maar ja als het dan weer gaat kantelen, als die oude mens weer naar boven rolt om het zo te zeggen, dan is er ook weer het gebed: Heere, leer mij naar Uw wil te handelen, zal dan in Uw waarheid wandelen, neig mijn hart en voeg het samen tot de vrees van Uwen Naam. Woorden van een gebed.

Als u nou vorige week of de week ervoor af moest blijven, wat rent u nog voor Hem, wat holt u nog in uw leven?! Wat word je nog opgejaagd, misschien wel door de wet, door jezelf, door alles wat moet. Dan is het mijn gebed dat de Heere je stilzet, dat het hollen ophoudt, dat je het gaat bidden, dan alleen zal ik in Uw waarheid wandelen. Amen.

 

Zondag 2 mei 2021 – Hersteld Hervormde Gemeente Putten – ds. D.J. Diepenbroek – Schriftlezing 2 Korinthe 5 vers 11-21 en Efeze 2 vers 1-10