Van nature zijn wij geestelijk dood. Tegen die achtergrond laat de apostel Paulus de rijkdom van het uit genade zalig worden schitteren. Zalig worden is een wonder, door God van boven gewerkt. Hij roept de doden tot leven. In de bediening van het Woord klinkt Zijn stem die levend maakt. Opdat doden zullen horen de stem des Zoons Gods, en die ze gehoord hebben, zullen leven.
Efeze 2 vers 1: ‘En u heeft Hij mede levend gemaakt, daar gij dood waart door de misdaden en de zonden‘.
Het wonder van de levendmaking
1. Geestelijk dood;
2. Geestelijk leven.
1. Geestelijk dood
Gemeente, jongens en meisjes, Paulus’ woorden zijn scherp als een mens. U heeft Hij mede levend gemaakt daar u dood waart in de misdaden en zonden. Scherp als een mes. Ze zijn nog scherper in het Grieks waarin Paulus zijn woorden geschreven heeft. U kunt dat ook zien. Die eerste woorden staan schuingedrukt. Het staat er niet in het Grieks, het is er bijgezet door de vertalers om er een lopende zin van te maken. Ze hebben iets uit vers 5 gehaald.
En u daar u dood waart door de misdaden en de zonden. Het is alsof Paulus ze recht aankijkt en aanwijst. U dood door de misdaden en de zonden. Het zal je maar gezegd worden. Maar het wordt niet alleen tegen de Efeziërs gezegd, het wordt ook tegen ons gezegd. Dood door de misdaden en de zonden.
Paulus wijst ons vanmorgen op onze geestelijke doodsstaat. Wij zijn van nature dood. Calvijn zegt het heel indringend: wij worden allen dood geboren en leven dood. En dan kan het zijn dat als je daarnaar zit te luisteren, dat je zegt ik begrijp het eigenlijk niet. Geestelijk dood om vervolgens dood te leven.
Je hebt misschien pas wel een dode gezien. Of je kunt het nog in je gedachten terugroepen toen je even ging kijken bij opa, of oma, oom, tante, of een ander familielid korter of langere tijd overleden. Dat was heel moeilijk. Dat gaf veel verdriet. Er was geen ademhaling meer, geen beweging, geen leven. En dan denk je meteen weer aan die woorden van Paulus. Of die woorden van Calvijn: dood geboren om vervolgens dood te leven. Hoe kan dat dan?
Ik haal toch adem? Ik beweeg toch? Ik leef toch? Wat bedoelt Paulus dan met dood door de misdaden en de zonden? Weet je wat Paulus bedoelt? Ja, je bent levend voor school, levend voor je vrienden, levend voor uw hobby’s, voor uw werk, voor uw gezin, levend voor de dingen van deze wereld maar tegelijkertijd dood voor God.
Dat is nou precies wat Calvijn: dood geboren worden om dood te leven. Ja, je doet je ding. Je gaat naar school, u doet uw werk. Tegelijkertijd dood voor God. Niet gericht op Hem, op Zijn eer, Zijn lof. Geestelijk dood. Dat is niet iets passiefs wat nu eenmaal zo is. Een soort toestand. Nee, dat is actief verzet tegen God. Dat is geestelijk dood zijn.
Dat blijkt ook uit wat Paulus schrijft: dood door de misdaden. Een dode kan niet actief zijn. Maar hier staat actief verzet. In dewelke u eertijds gewandeld hebt. Iets actiefs gewandeld niet in de geboden van God maar in de weg van de spotters, van God vandaan.
Dan is het er allebei tegelijkertijd. Levend in opstand, maar dood voor de onderwerping aan God. Levend voor het ongeloof, maar dood voor het geloof in Hem. Dood voor de zonden en misdaden. Dan kan het zijn dat u er niet vreemd van opkijkt dat Paulus dit de Efeziërs op het hart bindt. Want wie waren die christenen in Efeze? Over het algemeen heidenen.
Dat uren scanderen: dood is de Diana van de Efeziërs. Dat zij dood zijn, ja. Maar dan vergist u zich. Kijk maar vers 3, maar wij allen. Dat doet hij overigens ook in vers 5. Toen wij dood waren in de misdaden. Paulus sluit zichzelf er bij in. Hij heeft het niet over hen maar over wij allen. Geestelijk dood.
Ja, jongens en meisjes, denk dan maar even terug aan Saulus van Tarsen. Een Farizeeër, gevormd aan de voeten van Gamaliël, ijveraar voor God, springend in zijn verzet tegen God, tegen Jezus. En tegelijkertijd dood in de misdaden en zonden voor God, voor Christus en Zijn Evangelie. Dan komt het vanmorgen toch wel heel dichtbij voor u, jou en mij.
Dan kun je dus heel Godsdienstig zijn. Ze zullen hem nagekeken hebben, waar vind je zo’n talentvolle Farizeeër? Dan kun je tegelijkertijd heel Godsdienstig zijn maar tegelijkertijd dood. Dan zijn we tegelijkertijd dood door de misdaden en de zonden. In ons Godsdienstige dienen dood door de zonden en misdaden.
Dan trek ik twee lijnen naar uw en jouw hart. Geestelijk dood. Dan is er geen opknappen meer aan. Gaan herstellen meer aan. Voelt u dat dit niet even algemeen wordt uitgesproken maar van nature daarin gevangen. Als ik nog ietsje meer dit of dat. Dan zou er nog wat op te knappen zijn. Maar we zijn geestelijk dood.
En de tweede lijn die ik trek: dan moet er dus een wonder gebeuren. Van dood levend gemaakt worden. En Paulus schrijft over dat wonder. En u heeft Hij mede levend gemaakt daar u dood waart door de misdaden en de zonden. Daar u dood waart, verleden tijd. Ze waren dood door de misdaden en de zonden. Maar ze zijn levend geworden. Er is een wonder gebeurd in hun leven. Dat is het toch? Een wonder.
Niet minder dan het wonder van de opstanding van Lazarus, dochter van Jairus, jongeling van Nain. Dood en ze zijn levend gemaakt. Zo komen deze woorden tot ons in de voorbereiding op het Heilig Avondmaal. Dood in de misdaden en de zonden. Hoe leeft u naar volgend zondag of als u letter over twee weken aan de beurt is, naar het Heilig Avondmaal toe? Wat is het lang geleden dat de tafel aangericht stond. Dat kan ontzettend pijn doen, het kan soms ook een gevoel van opluchting geven.
Avondmaal gaat ook gepaard met zelfonderzoek. Wie ben ik voor God? Als we dan naar Paulus’ onderwijs luisteren, eerlijke onderwijs, dan leren we dat we niet aan de tafel kunnen komen als we denken: nou ik heb een beetje ernst, ijver, ik heb wat gevoel erbij, dat zal ik vast niet van mezelf hebben, en als ik dat optel dan is het allemaal net genoeg om aan het Avondmaal te gaan. Weet u wat u dan doet? Dan knapt u een lijk op.
Dood door de misdaden en de zonden. En probeer dat wat te verbloemen of te verbeteren. Voelt u waar het om draait? Is er een wonder gebeurd? Ben je van dood levend gemaakt worden? Ja, je kunt wel naar voren komen, je hand uitsteken. Zoals Calvijn dat zei. Je zit daar als een dode, onrein. De Heere Jezus verwacht mensen aan zijn tafel die het woord wonder hebben leren spellen.
Weet u wat dat betekent? Dan hebt u uzelf leren kennen als een dode. Dan gaat er niet om dat we elkaar de maat nemen van hoeveel u daarvan moet weten. Maar uzelf leren kennen als een dode. Misschien wel springlevend in allerlei aardse dingen. Dan is het onmogelijk om zalig te worden als je het zelf moet doen. In die onmogelijkheid kreeg je een Zaligmaker nodig.
Niet eentje die mij halverwege tegenkwam en de rest aanvulde maar die een wonder in mijn leven deed. Zulke verwacht Hij aan Zijn tafel. Niet die zelf allerlei verhalen kunnen vertellen maar over het wonder dat Hij tot stand bracht. Niet het wonder dat u zelf deed, want hoe kan een dode zichzelf levend maken? Het geheim van de levendmaking in Christus. En u heeft Hij, hoofdletter, levend gemaakt. Hij maakt van geestelijk dood geestelijk levend.
2. Geestelijk leven
Paulus laat het licht van het wonder van de levend making op Christus vallen. En u heeft Hij. En als hij het licht op Hem laat vallen, dan is dat het Paaslicht. Kijkt u maar mee in vers 6. ‘En heeft ons mede opgewekt, en heeft ons mede gezet in den hemel in Christus Jezus.’ God heeft Zijn Zoon opgewekt. Die opstandingskracht werkt door in allen die Hij levend gemaakt heeft. Zo zien we hier dat er geen levenslicht is buiten Christus.
Het is hetzelfde als dat wat we zagen bij het einde van het eerste punt. Dan je probeert op te tellen. Maar alles buiten Christus is Godsdienst zonder leven. Er kan godsdienst zijn, mystiek zijn, dan zien we bij andere religies, maar er is geen leven buiten Christus. Dat kan de vraag oproepen: hoe krijg ik daar deel aan? Hoe gaat dat dan mede levend gemaakt worden met Hem?
Paulus geeft het antwoord in vers 8. Door het geloof. Wat is het geloof? De band die een dode zondaar aan een levende Christus verbindt. En dan wordt hij levend. Het geloof. Het is niet zo dat Paulus zegt er moet een wonder gebeuren en we wachten tot het gebeurt of niet. Door het geloof. Het kan zijn dat u het dan helemaal niet meer begrijpt.
Als ik niet geloof, dan kan ik toch nooit in dat leven delen? U hebt gelijk. Een dode zondaar kan vanuit zichzelf niet geloven en zal niet geloven. Het kan zijn dat u de achterliggende dagen, of weken, dat ontdekt hebt. Zo’n fase in je leven dat je het probeert en het lukt niet. Paulus zegt: het is Gods gave. En Hij geeft dat onder de Evangelieverkondiging. Daarom mag ik hier vanmorgen hier voor u in de kerk en thuis de Evangeliebazuin aan de mond zetten.
Ik mag het Paulus nazeggen uit Efeze 5 vers 14: ontwaak, u die slaapt, en staat op uit de doden en Christus zal over u lichten. Ik mag vanmorgen Zijn stem zijn. Ontwaak u die slaapt. En sta op uit de dood. En Christus zal over u lichten. Dat heeft toch geen zin. Doden kunnen toch niet horen. Ik had het net over Lazarus. Dat heeft toch geen zin. Een dode kan niet horen. Dat zou met de stem van een mens zijn. Maar het is Zijn stem die levenskracht heeft.
Als het van mijn overredingskracht afhing, dan had het geen zin. Maar het is Zijn stem. Hij is de Levensvorst. Christus zal over u lichten, dan valt het Paaslicht over uw leven. Hoe gebeurt dat dan? Ten eerste in je moedeloos. Zo kun je in de kerk zitten, thuis meeluisteren, Geestelijk dood. Het kunnen woorden zijn die in je ziel zijn weerhaak vasthechten.
Ik kan niet opknappen. En als dan de stem van Christus klinkt, u heeft Hij mede levend gemaakt, dan klinkt de stem van Jezus. Die drijft de moedeloosheid en dood uit. Opeens hoort u het, gelooft u het. Paaslicht gaat schijnen van de andere kant, van boven.
En ten tweede van uw afwachtendheid. Er moet een wonder gebeuren en dat kan ik niet tot stand brengen. Punt. Tot die punt veranderd werd door Hem en een komma werd. En u heeft Hij mede levend gemaakt. Hij dat wonder van de levendmaking verricht onder de verkondiging van het Evangelie.
Zo mag het Woord doordringen hier en thuis. Ik spreek die woorden uit op hoop van zegen. Door de mist, moedeloosheid. Het kan zijn dat je de plek nog weet waar het Woord zo binnenkwam. Naar de kerk gekomen met de dood en niet meer dan dat. En Hij dat Paaslicht over je liet schijnen. En je het mocht zien en aan vast mocht klemmen.
Zo werkt de Levensvorst. Ik hoef mij niet voor te bereiden, ik ben dood. Maar Hij. We luisteren nog een keer naar de woorden van Paulus: en u heeft Hij mede levend gemaakt daar u dood waart door de misdaden en de zonden. En dan kun je zomaar denken: als je levend gemaakt bent, dan hoeft er niets meer te gebeuren.
Het is enerzijds waar. Je bent of geestelijk dood of geestelijk levend. Met Hem de dood ingegaan en met Hem opgewekt. En toch, er zit nog een andere kant aan. Als je geestelijk leeft, dan ben je er en hoeft er niets meer te gebeuren. Toch is dat niet waar. Het leven dat hij wekt heeft voeding nodig. Je hebt misschien wel een klein broertje of zusje. Een baby. Twee, vier of zes maanden.
Die baby, jouw broertje leeft. Dan zeggen je vader en moeder toch niet het is wel goed zo. Nee die baby heeft dat nodig. En als vader en moeder dat vergeten, dan laat die baby dat wel horen. Dat leven heeft voeding nodig. Zo ook het geestelijk leven dat heeft voeding nodig. Hoe doet de Heere dat? Op twee manieren. Op de eerste plaats door het Woord. Jij dacht misschien aan het Heilig Avondmaal.
Als dat zo was zou de Heere de gemeente in Putten, en op heel veel andere plaatsen, hebben laten verhongeren en dat is niet gebeurd. In de eerste plaats door het Woord. Ontwaakt u die slaapt, staat op uit de doden, doden zullen horen de stem des Zoons Gods, en die ze gehoord hebben, zullen leven. Hij geeft het Woord. Soms een Woord. Een kruimeltje zoals we dat zeggen. Zoals die Kananese vrouw een kruimeltje kreeg dat van de tafel viel en voor haar genoeg was.
Soms was het veel meer. Dat het Woord jou ging lezen. Ten eerste door het Woord. Maar ook ten tweede door de sacramenten, de doop en het Heilig Avondmaal. Het kostte Hem de dood om dat onvergankelijk leven moest verwerven voor u en er de dood voor in moest gaan. Zo kun je dat realiseren als je het brood gebroken ziet worden, als je het inslikt. Een geworden met Hem.
Dan denk ik nog een keer aan die baby, je broertje of zusje. Wat kan hij hartverscheurend huilen. Voeding. Wat verlangt de Heere Jezus ernaar om juist die kleinen in de genade die erom huilen, ik zou haast zeggen, juist hen, om hen te voeden. Het is net als aan tafel. Dan wordt iedereen verwacht maar juist gelet op of de kleintjes er zijn. Ja, de groten hebben het ook nodig en wat kunnen ze vaak klein zijn.
Als het in de week voor het Avondmaal of zelfs op de morgen van het Avondmaal zo dor kan zijn, of er zo gehuild wordt, de ene heeft nou eenmaal dikkere traanbuizen. Dat dan dat Woord van Hem klinkt: u heeft Hij mede levend gemaakt. Dat is precies de boodschap bij dat slokje wijn en het stukje brood. Dan wil Hij u hiervan verzekeren.
Jezus’ leven van mijn leven, Jezus’ dood van mijne dood. Zo wil Hij het doen aan Zijn tafel zoals Maria het zong: armen heeft Hij met goederen vervuld. Maar eerlijk is eerlijk dat andere kan ook gebeuren aan de Avondmaalstafel: rijken heeft hij ledig weggestuurd. Als je geestelijk dood aan tafel komt, dan word je ook weer leeg teruggestuurd. Dat kan ook niet anders want het geestelijke maaltijd die het geestelijk leven wil voeden maar als dat geestelijke leven er niet is, dan kan dat geestelijke leven ook niet gevoed worden.
Dan ontvang je wel een stukje brood, dan krijg je wel een slokje wijn, maar dan ga je weer leeg weg. Als u nog geestelijk dood bent, nodig ik u vanmorgen niet aan de Avondmaalstafel. U zult daar niets vinden, integendeel, u zult aan de Avondmaalstafel alleen maar versterken in de gedachte die niet waar is dat u ook geloof hebt. Dan nodig ik u niet aan Zijn tafel maar dan verwijs ik u naar Hem die het levende Brood is en die Zijn armen nog uitbreid naar doodschuldigen.
Ik ga afronden. Het kan zijn dat er nog een vraag op uw lippen brandt. Waarom moesten die Efeziers nu daaraan herinnerd worden? Jongens en meisjes, het voelt toch een beetje als dat zij van slechte komaf waren. Denk maar aan een stamboom met iemand die van slechte komaf was en je daaraan herinnerd was. Formulier: een ieder bedenke zijn zonden en vervloeking. Dat is toch pijnlijk?!
Voor een ware christen is het uiteindelijk niet pijnlijk om hieraan herinnerd te worden. Weet u waarom niet, sterker nog: weet u waarom de opstellers van het Avondmaalsformulier dit hebben meegenomen? Het is niet anders dan met iemand die in het water gelegen heeft. Misschien wel met zijn auto in het water geraakt, in een sloot. En met het kwartier steeg dat water hoger en hoger, tot het middel, tot de kin, tot de lippen, en moet ik omkomen misschien wel in het holst van de nacht daar in dat water en dan opeens die verlosser. Hij kwam van buiten, hij brak de auto open, hij heeft je bevrijd.
Wil je dan herinnerd worden aan al die verschrikkelijke dingen in de nacht? Al die gedachten die door je heen gingen? Dat is toch pijnlijk. Ja, aan de ene kant wel. Aan de andere kant is dat donkere achtergrond decor dat laat nou de heerlijkheid en lieflijkheid en schoonheid van die verlosser oplichten. Zo is het ook hier. Hij wil de Efeziërs niet in de put praten, integendeel. Juist door ze weer te laten zien hoe het was wil hij hun liefde aanwakkeren voor hen die Hij verlost heeft. Zo is het ook vanmorgen. Daar u dood waart. Waarom toch weer. Om tegen die donkere achtergrond van uw verleden, en dat verleden soms nog maar al te zeer door want die oude mens die trekt altijd weer naar die dood toe. Om tegen die donkere achtergrond Zijn liefde te laten oplichten. Met Hem mede levend gemaakt. Dan laait niet alleen het vuur van de liefde weer op maar ook het vuur van het verlangen. Om Hem aan Zijn tafel bij de tekenen van brood en wijn, wat het Hem gekost heeft om mij te verlossen, om Hem daar te ontmoeten. Amen.
Zondag 11 april 2021 – Hersteld Hervormde Gemeente Putten – ds. D.P. Diepenbroek – Schriftlezing Efeze 2 vers 1-10