De enige troost in leven en sterven is het eigendom te zijn van Jezus Christus. Te weten van die troost is weten van mijn ellende, van de verlossing ervan en de dankbaarheid tot God. In Psalm 130 en de Romeinenbrief worden deze drie onderdelen beschreven die een eenheid vormen.

Heidelbergse Catechismus zondag 1 vraag en antwoord 1: ‘Hoeveel stukken zijn u nodig te weten, opdat u in deze troost zaliglijk leven en sterven moogt? Drie stukken. Ten eerste: hoe groot mijn zonden en ellende zijn. Ten andere: hoe ik van al mijn zonden verlost worde. En ten derde: hoe ik Gode voor zulke verlossing zal dankbaar zijn‘.

Getroost leven in drie stukken
1. De eenheid in de drie stukken;
2. De volgorde in de drie stukken.

1. De eenheid in de drie stukken

Gemeente, hebt u weleens gewandeld in de bergen? Zo’n bergwandeling van een paar uur op weg naar een bergtop die eerst nog heel ver weg was maar naarmate de wandeling langer duurt, de bergtop die steeds dichterbij kwam. Totdat u eindelijk bovenaan kwam. Eindelijk boven. Wat een adembenemend uitzicht.

Als u om u heen keek, machtige bergtoppen. Als u naar beneden keek, diep in het dal, dorpen met piepkleine huisjes. Met wegen ertussen, het leken wel speelgoedautootjes die zich daarop voortbewogen. Ik las in de voorbereiding afgelopen week iemand die de vergelijking maakte tussen vraag en antwoord 1 met een bergtop. Adembenemend uitzicht. Naar lichaam en ziel niet meer mijn eigendom maar van mijn lieve Zaligmaker de Heere Jezus Christus. Wat een machtig uitzicht. Hoe Hij verzekert. Hoe Hij zorgt dat geen haar van mijn hoofd vallen kan. Hoe Hij bereid maakt en gewillig voor Hem te leven.

De vergelijking ging verder. In vraag en antwoord 2 in het dal terecht gekomen. Niet meer dat adembenemende uitzicht over het volkomen werk van de Heere Jezus Christus. Op dat machtige vergezicht op wat Hij doet. Maar in het dal tegen steile bergwanden aankijkend. Maar niet meer dat vrije uitzicht maar bijna die zakelijke vraag: hoeveel stukken zijn er nodig om getroost te leven en zalig te sterven.

En als die vergelijking klopt is het waar is, dan heeft de bergtop plaatsgemaakt voor het dal. Hoeveel je stukken dan precies moet weten. Het kan zo maar zijn dat u of jij dat gevoel had. Maar is het waar? Laat ik het maar meteen zeggen: die vergelijking doet geen recht aan vraag en antwoord 2. Hoeveel stukken zijn nodig opdat u in deze troost, dezelfde troost als in vraag en antwoord 1, zou leven? Nog steeds over het borgwerk van Jezus.

Hoeveel stukken zijn u nodig te weten. Geen verstandskennis, niet een rijtje wat je op kunt noemen. Ik moet kennen aan het Hebreeuwse woord dat niet alleen betekent kennen met het hoofd maar ook met het hart. Bevindelijke kennis, ervaringskennis. Daar gaat het over in vraag en antwoord 2. Over het leven uit die enige troost. Over het leven dat verbonden is met de Heere Jezus Christus. Dat is een leven met deze drie stukken: ellende, verlossing en dankbaarheid.

Drie stukken die overigens door en door Bijbels zijn. Misschien herinner je nog wel van de vorige keer die kleine lettertjes met allerlei verwijzingen. Wat de opstellers wilden was niets anders dan het Woord naspreken. Psalm 130 daar komt u ze alle drie tegen. Uit de diepte roep ik tot U. Als we dan vragen wat is er met die dichter aan de hand, dan zegt hij het zelf, zo U die ongerechtigheden, meervoud, als U dat gadeslaat, wie zou dan voor U kunnen bestaan? Zondekennis.

Maar, het machtige maar, bij u vergeving. Opdat, richting, doel in zit, U gevreesd wordt. Dankbaarheid in de vreze van Zijn Naam. Ik zou ook kunnen wijzen op de Romeinenbrief. U moet dat vanavond maar eens nakijken vanavond. Eerst schildert Paulus de ellende. De ellende van de heidenen en vervolgens de ellende van de Joden. Daarom zou de werken van de wet geen vlees gerechtvaardigd worden, hoofdstuk 3 vers 20. Maar nu is de rechtvaardigheid geopenbaard geworden zonder de wet. Dan gaat hij wijzen op het werk van Christus, op het offer van Christus en op de veiligheid die er is achter Zijn bloed. Voor verloren zondaren verlossing.

Het verlossingswerk van Christus zoals uit antwoord 1 die diamant die gaat draaien. Allemaal zijden van het verlossingswerk van Christus. Hoofdstuk 12 vers 1. ‘Ik bid u dan, broeders, door de ontfermingen Gods, dat gij uw lichamen stelt tot een levende, heilige en Gode welbehagelijke offerande, welke is uw redelijke godsdienst.’ Vanaf dat moment tot aan het eind van de Romeinenbrief schrijven over de dankbaarheid. Ellende, verlossing en dankbaarheid. De opstellers spreken de Schrift na.

Hoe verhouden die drie stukken zich tot elkaar? Moeten het in deze volgorde? Veel theologische discussies, ook veel pastorale nood. Ken ik de Heere Jezus wel genoeg, heb ik wel genoeg ellendekennis? Storm in het leven. Als ik de Heere Jezus ken en het is er een keer niet, dan voelt u het wel dat alles gaat schuiven.

Ik wil u vanmiddag wijzen op de eenheid in de drie stukken. Zo staat het er toch. Drie stukken. Er kan er niet een gemist worden. Je kunt niet zeggen: ik ken mijn ellende en ik hoop dat de Heere mij verlost. Nee, drie stukken en de eenheid in die drie stukken. Niet eentje en die andere komen dan ook hopelijk ook wel. Nee, drie stukken. Zoals die allen samenkwamen in die 130e Psalm.

Ik moet denken aan iemand die last heeft van zijn zonden. Of heeft u er nooit last van gehad? Aangrijpend is dat, dan bent u blind van uzelf. Maar misschien zegt u: ik worstel ermee. Die diepten van de Psalmen zijn mijn diepten. En ik roep wel omhoog maar het lijkt wel stil te blijven. Wat zegt u dan tegen zo iemand? Broeders in het pastoraat, maar ook iemand in de gemeente die dat tegen u zegt. Wat zegt u dan? U heeft last van uw zonden, en de Heere is zeker van zijn werk, en houd maar moed. Nee, dan zou je gaan rusten in ellendekennis. Terwijl er heel duidelijk staat in antwoord 2, drie stukken zijn nodig.

Een stuk is niet genoeg. Ik doe hetzelfde als Evangelist, uit de christenreis, als hij christen tegenkomt met dat pak op zijn schouders, hij zucht en hij wil verlost worden van dat pak. Evangelist staat daar voor alle dienaren en als het goed is ook voor allen in het ambt aller gelovigen. Hij zegt niet u kunt hier verlost worden van dat pak. Nee, hij wees hem naar dat enge poortje. Nee, niet rusten ik heb last gekregen. Nee, naar dat poortje.

Als christen zegt, ik zie dat poortje. Evangelist zegt dan, ziet u dan dat licht? Hij geeft hem geen rust. We weten hoe hij voortgegaan is, daar bij het kruis raakte hij zijn pak kwijt. Drie stukken zijn nodig. Nee, vanmiddag niet alleen hij, christen, moest bij het kruis komen. Nee, wij moeten bij het kruis komen. Daar waar het zondepak alleen wordt afgenomen. Omdat dat het gewicht van de zonden op Hem gelegd werden.

Zo roep ik het net als Evangelist toe: daarheen, alleen daar is de rust. Zo vormen ellende, verlossing, dankbaarheid een drie-eenheid. Zo zou het kunnen vergelijken, elke vergelijking gaat mank, gaat over een bloem, steel en blaadjes. Horen bij elkaar. Maar het zijn geen stations. Eerst ellende, dan verlossing, dan dankbaarheid. Nee, dat is het niet. Wat is dat een diepe les in het geestelijk leven. Een les die voortdurend geleerd moet worden voor allen die bij het kruis uit mochten komen.

Ellende is geen gepasseerd station. Was het maar waar. Wat kunnen je ernaar verlangen. Hoe groot mijn zonden en ellende zijn. Niet waren, vroeger, maar zijn. Station gepasseerd en verder?! Nee. Vraag 115, waarom laat God zo scherpelijk de Tien geboden prediken terwijl niemand ze houden kan? Ellende meer en meer leren kennen. Nee, de scherpe prediking van de wet is er dan nog steeds om te ontdekken mijn leven mijn zondige aard hoe langer hoe meer leren kennen.

Ze zou het jongens en meisjes kunnen vergelijken met een kurkentrekker die steeds dieper in het hart gedraaid wordt. Meer en meer mijn zondige aard kennen. Dat geldt ook voor de verlossing. Laat ik dat er maar meteen bij zeggen. Meer en meer op Jezus leunen. Wat doet het pijn als je tegen zonden aanloopt waarvan je dacht dat je ze achter je gelaten had. Dieper graven zoals Ezechiël dat zag. Dan word je zelfs steeds kleiner.

Dat doet ook pijn voor het Godsdienstige vlees. Steeds meer in het hart gedraaid wordt als er nieuwe diepten in het hart opengaan, de arglistigheid, dan wordt het wonder van Zijn offer toch ook steeds groter? Hier sta ik voor een diepte en ik kan de bodem er niet van zien. Als ik nu kleiner wordt, dan mag u zwaarder op U leunen. Hem dankbaar voor zijn. Als een eenheid en niet als een station dat gepasseerd is. De eenheid in de drie stukken zijn alle drie nodig en niet los te zien van elkaar. Tegelijkertijd is er een volgorde. In die eenheid licht tegelijkertijd een volgorde op.

2. De volgorde in de drie stukken

Ze vormen een hechte eenheid. Daarom is het heel radicaal: u bent getroost of niet getroost. Arglistig is ons hart die daar toch weer een weg in zoeken. Een beetje van het ene stuk kennen maar nog niet het tweede. Het is getroost of niet getroost. We kunnen niet getroost zijn voor een derde of twee derde. Toch staat er ten eerste, ten andere en ten derde.

Hoe moeten we die volgorde nou zien? Kunnen we die volgorde ook omdraaien? Misschien komt die vraag wel bij u op. We mogen de Heilige Geest ook niet in een keurslijf persen. Die is toch als een wind die niet gestuurd kan worden. Het is allemaal waar. Toch hebben de opstellers deze drie stukken in deze volgorde gezet en merk ik maar op in dezelfde volgorde als Psalm 130 en Romeinen.

Vraag en antwoord 149 van de grote Catechismus van Ursinus. Ursinus is een van de opstellers van de Catechismus samen met Caspar Olevianus. Waarom wordt de wet voor het Evangelie gepreekt, daar zit ook een volgorde in, tot degenen die nog niet bekeerd zijn? Dan geeft hij als antwoord en dat antwoord laat licht vallen op antwoord 2 waar we vanmiddag bij stilstaan: zodat zij verschrikt door kennis van de zonde en van Gods toorn om de verlossing te zoeken en zodat zij voorbereid worden om het Evangelie te horen en tot God te worden bekeerd. Dus binnen de eenheid van wet en Evangelie gaat de wet voor Evangelie, binnen de drie stukken gaat ellende voor verlossing en verlossing voor dankbaarheid.

Ze horen bij elkaar vanuit die eenheid licht ook deze volgorde op. Ik kwam een mooi voorbeeld tegen. Een voorbeeld van een naald en een draad. Voorbeeld van een van de broers Erskines. De naald van de wet, de draad van het Evangelie. Ze horen bij elkaar. Tegelijkertijd is voor iedereen duidelijk dat de naald voor de daad uitgaat. Door het hart trekt.

Toen ik daar aan zat te denken, moest ik denken aan die drie duizend op de Pinksterdag die tot bekering kwamen. Die confronterende preek: deze Jezus die u gekruisigd hebt. Verslagen van hart. Doorpriemd in het hart. Doorstoken. Moeten we dan niet denken aan de naald van de wet? Toen kon Petrus komen met die draad van het Evangelie. Bekeerd u en gelooft het Evangelie.

Ja, die naald van de wet die doet pijn. Die prikt. Die wijst onze zonden aan, onze schuld aan. Nogmaals niet om de Geest in een systeem te persen, dat kan niet, dat laat Hij Zich niet doen. Maar zonder de wet komt het Evangelie in het luchtledige te hangen. Verlossing, waarvan? Bij die drieduizend, ik weet het, het ging gepaard met opmerkelijke dingen en tekenen. Kunnen we zo op gericht zijn op zulke opmerkelijke tekenen. Weggeblazen door de wind terwijl er geen zuchtje wind was.

Denk eens aan Lydia. Ze zat daar in stil te luisteren naar Paulus. We lezen niet van opmerkelijke dingen. Gebeurde daar geen opmerkelijke dingen? Ja toch wel, in de stilte maakte de Heilige Geest plaats voor Christus. Het is de gewone weg van de Heere om uit te drijven naar de Heere Jezus Christus, plaats te maken voor Hem. Als je aan Zijn voeten neerkomt, aan de voet van het kruis, als het bloed dat Hij gestort heeft een druppel op je neervalt en je vergeving van zonden ontvangt, en daar alleen kun je zelf het kruis opnemen in de navolging van Christus achter Hem aan te komen en Zijn voetstappen te drukken.

Zo keren we terug naar het onderwijs van antwoord 2. Hoe groot mijn zonden en ellende zijn. Staan we eerst bij stil en dan die andere twee. Twee uitroeptekens plaatsen. De eerste: hoe groot. Groot. Dat is wat anders dan het valt wel mee. Wat anders dan we zijn allemaal zondaars. Klinkt dat niet een beetje als een kind dat later thuiskomt. Ik moest nablijven. Wat heb je dan gedaan? De hele klas moest nablijven alsof het daardoor minder erg is. We zijn allemaal zondaars, ja dat is waar maar u dus ook, jij dus ook. Het valt niet mee met de zonden. Niet hoe klein mijn zonden en ellende zijn maar hoe groot.

Dan ga je ook zien hoe klein je je zonden vaak gemaakt hebt en geprobeerd onder het tapijt te moffelen. Nee, dat legt Hij dan open. Dan ga je het zien hoe groot mijn zonden en ellende zijn. Ik gevoel de grootheid van mijn kwaad. Tegelijkertijd kan het ook een verlammend woord zijn. Heb ik wel genoeg zondekennis? Zie ik wel hoe groot mijn zonden en ellende zijn? En hoe meer je daar over na gaat denken, hoe benauwder het kan worden van binnen. Misschien dat u zo wel naar de preek luistert. Het is niet genoeg, nog meer mijn zonden onder ogen zien. Dat houdt iets onrustigs. Misschien kun je dan zeggen dat het genoeg is, dat je de zonde in z’n volle grootte ziet. Dan kun je je er maar zo moedeloos bij neerleggen.

Dan kent u geen drie stukken. Geen getroost leven. U zult het ongetwijfeld weleens vaker gehoord hebben, maar het is mijn gebed als u daarmee worstelt, zo die woorden thuisbezorgd in uw hart, hoeveel ellendekennis? Net zoveel dat u niet meer bij de Heere Jezus weg kunt blijven. Dan is het waar, als u nog weer dieper gaat graven, nog meer ellendekennis probeert te krijgen, dan moet u nog meer afgebroken worden. Net zoveel dat u niet meer bij Hem weg kunt blijven, durft te blijven, als Hij in de prediking uitgestoken wordt, zo naar Hem toegetrokken wordt, dat de armen van het geloof al is het aarzelend en bevend om Hem heenslaat. Dan is het genoeg.

Net zoals die moordenaar aan het kruis. Hij beleed het: wij dan rechtvaardig, wij verdienen straf waardig wij gedaan hebben. Was dat diep genoeg? Op zijn laatste dag hier op aarde. Had er niet veel meer gezegd moeten worden, hij was een moordenaar. Het was genoeg, hij wendde zich tot Jezus. Wat zei Jezus? Het gaat wel snel. Nee! Heden zult u met Mij in het paradijs zijn. Als Hij vanmiddag zo naar U neerbuigt in de prediking, vlucht niet voor Hem weg. Moede kom ik arm en naakt tot de God die zalig maakt.

Ik zou nog een uitroepteken zetten. Ellende. Het is geen herhaling van het woord zonden. Nee, ellendig, uitlandig, in het buitenland verkeren. Denk aan die verloren zoon. Alles erdoor joeg. In dat vergelegen land. Kwam bij de varkenstrog terecht waar hij zelfs niet van mocht eten. Toch waren daar ver weg zijn goede gedachten aan zijn vader niet weg. Goed denken over het huis en het hart van de vader. Daar wil ik een streep onder zeten.

Niet: eerst moet ik er goed over denken. In die stuk van de ellende zit al de troost. Al houd je de schone schijn op, maar van binnen: waar leef ik eigenlijk voor. Tegelijkertijd iets zit van het goed van de Heere. Al kun je het nog niet zien, daar zit al iets zoets en troost in. Dat is het werk van de Geest. Trekking naar het hart van de Vader, dat je goed over Hem gaat denken. Ellende, ik ben niet thuis. Verlangen naar de Heere. Verlangen naar verzoening met Hem. Zo zie je dat de verloren zoon getrokken wordt.

Maar ook het tweede, hoe ik van de zonden en ellende verlost wordt. We zouden er zo overheen kunnen lezen. Maar het is een woordje dat klinkt als een bazuin: al mijn zonden. Wat kun je daar mee worstelen? Met die ene zwarte bladzijde uit het levensboek. Zoals David daar mee worstelde met de zonden uit zijn jeugd. Die ene zonde, wat een slagschaduw kan het werpen over het leven. Dat ene, misschien de datum er wel van weet, het gezicht er bij ziet. Wat kan het een slagschaduw werpen over het getroost leven.

Als Hij vanmiddag verschijnt in de gedaante van Zijn Woord: het bloed van Christus reinigt van alle zonden. Zo de rijen doorgaat en stopt. En uw kin omhoog richt. Van alle zonden, allemaal. Zo rusten op het fundament van Hem. Er kan niets bij, er hoeft niets bij. Als je zelf gaat poetsen wordt de vlek alleen maar groter. Maar Hij werpt ze weg in de zee van eeuwige vergetelheid. Verlost van ellende. Enkelvoud. Ellendige natuur. Niet optelsom van alle zonden die ik verkeerd heb gedaan. Verlost van alle zonden. Dat laat Hij verkondigen vanmiddag, rijk.

Maar ook dat derde. Hoe wij Gode daarvoor dankbaar voor zijn. Het moet ons wel aanklagen. Dat in ons spreken en preken de dankbaarheid een stiefkind is geworden. Als ik dan bekeerd ben, dan ben ik dankbaar. Nee, dan begint het pas. Als de dankbaarheid erbij inschiet, dan hebben we de Catechismus niet mee. Zondag 32-52, 20 zondagen. We hebben onszelf zo tegen. Als u dankbaarheid gaat zien als de Heere heeft mij verlost, en nu moet ik het zelf gaan doen. Als de kramp in het leven met de Heere dat ik het zelf weer moet gaan doen. Ik moet heilig voor de Heere gaan leven.

Dan jaagt het woordje zal voor je uit. Ik kwam erop met het woordje zal. Ezechiël 36. Ik zal mijn Geest geven in het binnenste van u. Ik zal het maken dat u in Mijn inzettingen zult wandelen. Heiliging is niet de vrucht van eigen akker. Ik zal Mijn Geest geven. Ik zal maken dat zij Mijn inzettingen zullen doen. Wat een heerlijke troost, zijn Ik zal. Dat zegt Hij toe. Ik zal. Dan valt er zoveel onheilige kramp weg van wat ik moet. Er staat er toch dat ik zal en ik moet. Maar vanuit Ezechiël krijgt het toch een andere klank. Het is Mijn eigen werk.

Heilige Geest van harte gewillig en bereid maakt. Dat is het werk van Christus in het hart van Zijn kind. Als je dat ziet, wat komt er dan vanmiddag een ademruimte. Heere het is Uw eigen werk. Kom dan met Uw Geest en maak dat, dat wandelen van mijn in Uw inzettingen. Dan gaat het zingen van binnen: ‘Door ’s Hoogsten arm ’t geweld onttogen, zal ik, genoopt tot dankbaarheid, verschijnen voor Zijn heilig’ ogen met offers, aan Hem toegewijd’. Dan gaat het vanzelf. Amen.

 

Zondag 21 maart 2021 – Hersteld Hervormde Gemeente Putten – ds. D.J. Diepenbroek – Schriftlezing Psalm 130