De Heidelbergse Catechismus wordt ook wel het troostboek van de kerk genoemd. Het was de opstellers erom te doen om de Bijbel, het Woord van God, na te zeggen. De catechismus begint met de vraag: wat is uw enige troost, beide in het leven en sterven? Met die vraag wordt ons hart opengelegd. Waar vinden we werkelijk troost in? Wat heeft werkelijk een fundament? Het antwoord legt het hart van de Heere Jezus Christus, de Zaligmaker der wereld open. Dat wonder: niet meer van mijzelf te zijn maar Zijn eigendom. Het is door Hem, uit Hem en tot Hem.

Heidelbergse Catechismus zondag 1 vraag en antwoord 1: ‘Wat is uw enige troost, beide in het leven en sterven? Dat ik met lichaam en ziel, beide in het leven en sterven, niet mijn, maar mijns getrouwen Zaligmakers Jezus Christus eigen ben, die met Zijn dierbaar bloed voor al mijn zonden volkomenlijk betaald en mij uit alle heerschappij des duivels verlost heeft, alzo bewaart, dat zonder den wil mijns hemelse Vader geen haar van mijn hoofd vallen kan; ja ook, dat mij alle ding tot mijn zaligheid dienen moet, waarom Hij mij ook door Zijn Heilige Geest van het eeuwige leven verzekert, en Hem voortaan te leven van harte willig en bereid maakt‘.

Het begin van het troostboek van de kerk
1. Een vraag die ons hart openlegt;
2. Een antwoord dat Christus’ hart openlegt.

1. Een vraag die ons hart openlegt

Gemeente, jongens en meisjes, wij beginnen vanmiddag met de behandeling van de Heidelberger Catechismus. En u hebt er misschien naar uitgekeken. Preken uit het troostboek van de kerk. Leerdiensten waarin aan de hand van de Catechismus alle elementen aan de orde komen.

U hebt er misschien naar uitgezien. Maar laten we maar eerlijk zijn tegen elkaar: het kan ook zijn dat je er helemaal niet naar uitgezien hebt. Misschien wel omdat je afvraagt: waarom moet er uit de Catechismus gepreekt worden? Oud belijdenisgeschrift. Zinnen die niet altijd makkelijk zijn. Waar zijn de vragen juist van onze tijd? Secularisatie? Islam? Postmodernisme. Tijdgeest die wij uitademen. Jij jouw waarheid mag hebben, u de uwe en ik de mijne. En er geen waarheid is die voor ons allemaal gelden.

Vragen over schepping en evolutie. Israel. Werk van de Heilige Geest. Dan heb ik het nog niet eens over de tegenwerping dat in de kerk uit de Bijbel gepreekt moet worden en niet uit een belijdenisgeschrift. Stellen we dan niet een menselijk geschrift op ooghoogte van Gods Woord?! Dat zijn stuk voor stuk indringende vragen. Die kunnen we niet aan de kant drukken, dan zijn ze niet weg.

Weet u, de opstellers, Zacharias Ursinus en Caspar Olevianus, hebben van de Catechismus helemaal geen Bijbel willen maken. Ze willen in hun leerboek niets anders dan de Bijbel eerbiedig naspreken. Dat zien we op elke bladzijde van de catechismus. Dat zien we op de eerste bladzijde. Zie maar: kleine lettertjes. Tekstverwijzingen. De eerste is Romeinen 14 waar we uit gelezen hebben en die ik straks nog wil aanhalen. Zo’n staan bij elk gedeelte tekstverwijzingen. Niet zomaar door elkaar maar op welk tekstgedeelte het berust.

Soms is de lijst wat korter, bij andere antwoorden is de lijst langer. Maar bij elk antwoord staan ze. Ze hebben dus geen Catechismus die een Bijbel moest zijn. Ze wilden niets anders dan het Woord naspreken. Vol het Sola Scriptura. Daar het licht op laten schijnen. We zouden de Catechismus een leeswijzer kunnen noemen.

En zeg ik tegen de jongeren: elke christen heeft zo’n leeswijzer. Die niets moeten hebben van een belijdenisgeschrift. Als ze schamper hun schouders ophalen als je vertelt dat ze bij jou in de kerk uit de Catechismus gepreekt wordt.

Ik zeg het niet om met de vinger te wijzen, maar niet in de verdediging te laten drukken. Iedere christen heeft een leeswijzer. Tekstverwijzingen staan erbij. Veel transparanter. Zwart op staan. Veel transparanter dan anderen die de leeswijzer tussen hun oren hebben. Zo willen we stilstaan bij de Catechismus. Zo begint de Catechismus met een bijzondere vraag: wat is uw enige troost in leven en in sterven.

Kleine Westminster Catechismus begint met de vraag: Wat is het voornaamste en het hoogste doel van het leven van de mens? En het antwoord: Het voornaamste en hoogste doel van het leven van de mens is de verheerlijking van God en het zich in Hem ten volle en eeuwig verheugen. Is dat niet een veel beter begin? Dan gaat het om God en Zijn doelen. Is dat niet een veel beter begin dan te vragen naar onze troost in leven en sterven? Draait het in de Heidelberger dan niet teveel om de mens en zijn troost? Toch mogen ze niet tegen elkaar uitspelen die twee Catechismussen.

Ja, er wordt gevraagd wat is de enige troost beide in leven en in sterven? En dan volgt een antwoord vol van Christus. Is het niet tot eer van God als een mens zich helemaal aan Hem toevertrouwd? Zo beginnen ze met een vraag die ons hart openlegt. Doorstoot naar de fundamenten van ons bestaan. Dat zit in het woordje troost.

Ik weet niet hoe u luistert, wat bij u opkomt. Wij denken bij troost toch vaak aan verdriet. Iemand die een arm om mij heenslaat. Dan voel ik mij toch een beetje uit de moeite en zorgen uitgetild. U weet het misschien uit eigen ervaring, dat dat meeleven wel goeddoet maar dat de ander uiteindelijk niet echt kan helpen. We moeten vanmiddag een spade dieper afsteken. Waar gaat het over in vraag 1 die ons hart openlegt?

Dan kan het woordje uit de originele Duitse versie ons helpen ‘Trost’. Houvast, rots. Misschien komt het nog wel het dichtste bij het Engelse woord ‘trust’, vertrouwen. Waar ons leven op rust. Ja het is een levensvraag. Uw enige troost. Uw enige houvast. Jouw enige vertrouwen. Iets exclusiefs: maar een houvast. Dat wordt ook duidelijk in het vervolg: beide in leven en in sterven. Dat het houdt ook als ik de dood in de ogen zie. Doodsjordaan door moet. Als de dokters zeggen dat ze me niet meer kunnen helpen. Een houvast die het dan ook zal houden.

Een houvast dat het voor God houdt. De grote, Majesteitelijke God. Dat het ook dan zal houden. Ik kwam tijdens de voorbereiding een mooi beeld tegen. Het beeld van de catechismus als een vriend. Die het vraagt onder vier ogen. Waar sta je nu op? Waar leun je nu op? Wat is de ondergrond van je levenshuis? Van u, van jou? Uw enige troost. Nee er staat niet: de enige troost.

Dat hadden ze ook kunnen vragen maar dan blijft het veel vrijblijvender. Daar kun je een avond over discussiëren terwijl het op afstand blijft. Daar kun je van mening over verschillen. Wat is jouw enige houvast? Waar staat het huis van je hart? Denkt u er weleens over na en op het antwoord over die vraag? Is mijn levenshuis op zandgrond gebouwd en als de regen komt dat het dan instort? Of staat het op Christus de Rots en overeind blijft staan.

Denkt u daar weleens over na? Zo persoonlijk. Vaak zo weinig persoonlijk over spreken. Ik kijk naar de broeders en mijzelf, wat kunnen we omtrekkende bewegingen maken. Zo direct: omdat het eeuwig wel of wee ervan afhangt. En dan nog een keer de vraag: denk je daar weleens over na? Als je tot je schrik ontdekt: weer een jaar voorbij. En dus weer een jaar dichterbij de eeuwigheid en de ontmoeting met God.

Er zijn er die bijna nooit over deze vraag nadenken. En als ze even opgeschrikt worden, dan toch altijd weer een weg vinden om terug te vallen in hun oude levenspatroon. Bent u dat, ben jij dat? Ik weet het: er zijn er ook die er heel veel mee bezig zijn. Als het ware staan ze er ’s ochtends mee op en gaan ze er ’s avonds mee naar bed. Ze worstelen ermee, met de vraag maar komen nooit tot een antwoord. Het is een vraag die vandaag voor de Heere door u, door jou beantwoord moet worden. Wat is uw antwoord, jouw antwoord? Dan letten we niet alleen wat

2. Een antwoord dat Christus’ hart openlegt

Als de wind van het oordeel over de zonden van God opsteekt, dat het levenshuis dan blijft staan. Dat ik niet mijn, maar mijns getrouwen Zaligmakers Jezus Christus eigen ben, die met Zijn dierbaar bloed voor al mijn zonden volkomenlijk betaald en mij uit alle heerschappij des duivels verlost heeft, alzo bewaart, dat zonder den wil mijns hemelse Vader geen haar van mijn hoofd vallen kan; ja ook, dat mij alle ding tot mijn zaligheid dienen moet, waarom Hij mij ook door Zijn Heilige Geest van het eeuwige leven verzekert, en Hem voortaan te leven van harte willig en bereid maakt.

Woorden als een diamant met heel veel vlakken. Als je die ronddraait, dan licht een vlak op. Die vraag werd aan mijn hart gelegd, niet om even gesteld te zijn en dan naar het antwoord gaan. Die vraag ligt nog steeds aan uw hart, aan jouw hart. En dan zien we die diamant met al die vlakken oplichten. En dan zien we eigenlijk al meteen iets wonderlijks.

Dat is het toch: we komen iemand tegen die zielsblij is dat hij van zichzelf verlost is. Dat ik niet meer, dan vertaal ik het in eigen woorden, van mijzelf ben maar van mijn getrouwe Zaligmaker. Uitzingt, zielsblij is. Eigendom van Jezus Christus. Dat zijn woorden die indruist tegen onze cultuur van autonomie. Zelfbeschikking.

We hoorden dat toch volop in de verkiezingscampagne. Autonomie. Bij het begin en het einde van ons leven. Ons vrijvechten. Onszelf ontplooien. Ze zeggen van de tijdsgeest dat die in de lucht zit en het is waar. Het is de lucht die wij ook inademen. Woorden die indruist tegen het hart. Zelfs een kind van een paar kan het zeggen uit zijn hart: ik wil het zelf doen. Misschien heb je wel zo’n broertje of zusje. Vrij zijn, onafhankelijk zijn. Zelf bepalen.

Daarom moeten we ook de vraag, de troost dat ik niet meer van mezelf ben, als we de diamant van het niet meer van onszelf zijn in handen krijgen, dan moeten we toch de vraag stellen: wat zit daarachter? Dat alles van mij troosteloos is. Dan pas komt er ruimte voor deze troost, van het bevrijd zijn van mijzelf. Ik zeg het nog maar een keer: die vraag ligt bij u, bij jou voor de deur. Daar komt deze vraag bij of je dit al eens echt onder ogen hebt gezien: mijn leven is troosteloos.

Alles wat ik doe, heb, organiseer, waar ik mijn hart aan ophaal, en toch het laat me leeg. Het geeft mij geen houvast. Het is misschien wel een grond onder mij leven maar zo flinterdun. Daar kan ik elk moment doorheen zakken en misschien ben je er al doorheen gezakt. Het hield het niet. Vrienden of hobby. Mijn leven van huis uit is troosteloos. Natuurlijk kun je naar de buitenwereld een gezicht trekken dat dat wat camoufleert. Dan anderen het niet merken.

Het houdt het niet voor de eeuwigheid. Op de grond waarop ik sta of net doorheen gezakt ben. Troosteloos door de zonden. Heb je zo al eens bij de diepe afgrond van je zonden gestaan en je kon de bodem niet zien? Een donker gat. Heere, dat ben ik voor U. Troosteloos. Als je dat nog nooit onder ogen gezien hebt, dan begrijp je ook niet wat hier staat. Iemand die van zichzelf verlost is. Dan zit je nog in het oude, iemand die baas in eigen leven wil zijn. En het ergste is dat je verblind door de zonden niet eens ziet hoe troosteloos je leven is.

Gemeente, we moeten nog een stap verder zetten. We moeten de diamant nog een slag draaien. Niet dat ik niet meer van mijzelf ben, maar van Hem ben geworden. Diepste laag: niet meer van mezelf maar Zijn eigendom. Dan moeten we goed lezen: Hij is mijn eigendom geworden. In de zin van: ik heb Christus. Zo staat het er niet, bewust niet. Wees een eerlijk. Als u nou de troosteloosheid van uw leven hebt ingezien en de troost gevonden heb bij Christus. Dan voelt u wel aan hoe onzeker dat is. Dan heb je het ene moment Hem nodig en het andere moment kun je Hem zo kwijt kunt zijn.

Dat is een fundament dat houdt het niet. Maar Gode zij dank dat staat er niet. Niet meer van mijzelf ben maar van mijn getrouwe Zaligmaker. Wat een fundament ligt er dan. Wat het houden zal. Als je voor Zijn rechterstoel moet staan. Paulus in Kolossenzen 3: mijn leven met Christus geborgen in God. Wat ligt het dan vast. Het kan zijn dat deze woorden een hunkerend verlangen wakker maken van binnen om niet meer van mijzelf te zijn. Om niet meer in de machtige klauwen van de satan te zijn. Niet meer achteraan hollen achter die zondige begeerten en verlangen. Was ik maar niet meer van mijzelf. En tegelijkertijd achter moet zeggen: hoe kom ik ooit zover?

Dan moeten we de diamant die we in deze dienst in handen kregen nog weer wat verder draaien. Dan krijgen we heerlijk onderwijs. Die met Zijn, nee dan gaat het niet om wat u allemaal moet doen. Al die dingen waar wij zo mee vast kunnen zitten. ‘Die met Zijn dierbaar bloed voor al mijn zonde volkomenlijk betaald en mij uit alle heerschappij des duivels verlost heeft, een alzo bewaart, dat zonder den wil mijns hemelse Vader geen haar van mijn hoofd vallen kan; ja ook, dat mij alle ding tot mijn zaligheid dienen moet, waarom Hij mij ook door Zijn Heilige Geest van het eeuwige leven verzekert, en Hem voortaan te leven van harte willig en bereid maakt.’

Dan gaat het alleen maar over Hem en wat Hij doet. Een Heiland voor hulpeloze zondaren. Een Borg voor uitgewerkte mensen. Dan is het alleen maar: Hij, Hij, Hij. Hij betaalt. Hij verlost. Hij verzekert. Hij maakt gewillig en bereid. Heil voor een heilloos mens. Dat is het Evangelie. Dan gaat het er nog niet eens zo om dat u uzelf heilloos moet maken of moet voelen. Anders kan dat ook weer een grond worden.

In het verlies van onszelf Hij Zich weg wil schenken als het fundament van ons leven. Zo staat Hij voor ons in het gewaad van Zijn Woord. En dan brengt Hij alles mee. Trinitarisch onderwijs: over de Vader die bewaard, de Zoon die betaalt, de Geest die verzekert. Toch is dat niet helemaal waar. Het is een Christocentrisch antwoord. Gaat u maar na: het gaat over het bloed waarmee Hij betaalt. Het werk waarmee Hij verlost. ‘Dat geen haar van mijn hoofd vallen kan. Dat doet Hij ook. Ja ook, dat mij alle ding tot mijn zaligheid dienen moet, waarom Hij mij ook door Zijn Heilige Geest van het eeuwige leven verzekert, en Hem voortaan te leven van harte willig en bereid maakt.’

Dat doet Hij ook. Een en al het werk van Christus. Het is mij meer dan eens opgevallen dat meer dan eens wordt gedacht dat het werk van Christus iets is van 2000 geleden. Alsof het werk van Christus iets van het verleden is en nu de Heilige Geest werkt. Het werk van Christus is actief werk. Hij is het die bewaart, die verzekert, die toerust. Hij werkt nog steeds.

Dan zal het huis niet wankelen in eeuwigheid. Ik wil twee lijnen trekken. Voor hen die Hem nog niet kennen. Wat het antwoord is op deze levensvraag. Wat kun je dan nog in een kramp zitten? Ik moet eerst die zonde uitbannen. Eerst die stille tijd. Eerst Zijn eer bedoelen. Daar komt niet van terecht. Dan ben je misschien door veel gronden heen gezakt. Dan zeg ik misschien iets vreemds maar dat is heel heilzaam.

Kijk naar die diamant, Christus het fundament. Ben je al bij Hem uitgekomen? Denk je dat jouw troosteloosheid te groot is voor Hem? Onmogelijk. Maar ik voeg wel eraan toe, als vanmiddag Zijn dierbaar bloed drupt, en je gaat hier onveranderd vandaan, dan veeg je je voeten eraan af. Wee u kan ik dan alleen maar zeggen. Als u op zo’n grote zaligheid geen acht slaat. Zalig worden is niet werken maar stoppen met werken. Rusten op Zijn volbrachte werk. Zoals in het Oude Testament het hand op het offerdier gelegd wordt.

En ik wil ook de lijn doortrekken naar u, naar jou die deze vraag raakt. Die niet kunt ontkennen dat Hij mijn Zaligmaker is. Ik ben zo bang dat ik het niet volhoud. Ja, maar mijn ijver om voor u te leven. Dan zegt Hij: ik maak u bereid en gewillig voor mij te leven. Wat een rots, een houvast. Ik ga afsluiten. Met een vraag die misschien wel leeft op de bodem van je hart. Hoe kan het dan dat een kind van God daar zo weinig troost uit put? Wat een Zaligmaker maar dan maar zacht zegt omdat u het niet hardop durft te zeggen. Mijn Zaligmaker.

Is het omdat wij van Zijn troostingen ons houvast maken? Hoe Hij tot ons ziel wilde spreken, aan de Avondsmaalstafel. Maar wat is het gevaar de troost te zoeken in de vertroostingen die Hij geeft maar niet in de troost, in Hem. Dat die vertroostingen het houvast gaan worden.

Als de duivel zijn vergrootglas op je leven legt, dan ben ik nergens. Dat het niet gaat om de vertroostingen maar om de troost. Vergeet het niet: het houvast ligt buiten u in Hem. Alleen bij Hem komt een aangevochten ziel bij Hem tot rust. Dan is niet mijn bekering, geloof, ijver of wat ik van Hem gekregen of ervaren heb, maar dan is Hij het weer alleen die mijn leven.

Dan gaat het weer zingen van binnen: ‘Ik heb slechts één houvast in leven en in dood: mijn trouwe Heiland die Zijn kostbaar bloed vergoot, heeft heel de prijs betaald voor al mijn schuld en zonden. Hij heeft mij vrijgekocht, uit satans strik ontbonden; ik heb de zeggenschap over mijzelf verloren, met lichaam en met ziel mag ik Hem toebehoren [Lied 137, Uit aller mond]’. Amen.

 

Zondag 7 maart 2021 – Hersteld Hervormde Gemeente Putten – ds. D.J. Diepenbroek – Schriftlezing Romeinen 14 vers 1-12