De Bijbel heeft een unieke boodschap van redding. In andere godsdiensten zoekt de mens naar God; in de Efezebrief laat Paulus zien dat God óns zoekt. Bovendien is er in de mens geen enkel aanknopingspunt voor de genade én hoeven en kunnen we niets aan de genade bijdragen. God werkt Zijn genade vrijmachtig in het leven van verloren zondaren. Het geloof neemt de toevlucht tot Christus die de grond der zaligheid is.

De genade Gods

Gemeente, de val in het paradijs was diep. Onuitsprekelijk diep. Alle mensen hebben gezondigd. Nu geldt voor ons: uit u geen vrucht in der eeuwigheid. God beschikte heil. Hij bracht een middel aan. De tekst spreekt daarvan, Efeze 2:4-5:

‘Maar God, Die rijk is in barmhartigheid door Zijn grote liefde, waarmede Hij ons liefgehad heeft, ook toen wij dood waren door de misdaden, heeft ons levend gemaakt met Christus; (uit genade zijt gij zalig geworden).’

Vanuit deze tekst willen wij u vanavond bepalen bij ‘De genade Gods’. En dan zien we:

  1. De bron van die genade: ‘Maar God, Die rijk is in barmhartigheid door Zijn grote liefde, waarmede Hij ons liefgehad heeft’
  2. De noodzaak van die genade: ‘Ook toen wij dood waren door de misdaden’
  3. De oorzaak van die genade: ‘heeft ons levend gemaakt met Christus; (uit genade zijt gij zalig geworden).’

1.

Gemeente, er zijn veel godsdiensten in de wereld. Waarom is Gods Woord nu de waarheid? En die andere godsdiensten dan? Waarom zouden die zich vergissen? Wat is het verschil? Aan de hand van de woorden van de tekst hoop ik u drie verschillen duidelijk te maken. Alle godsdiensten en meningen aan de ene zijde, aan de andere kant de openbaring van God.

In al die andere godsdiensten zoekt de mens een God. Op allerlei wijzen. Woord leert ons dat God de mens zoekt. U vindt dat in geen enkele andere godsdienst. Uitsluitend in de Schrift.

Adam was bekleed met het beeld van God. Heeft hem niet goedgedacht Zijn schepper in erkentenis te houden. Kroop weg onder struikgewas. Hij zocht God niet. Hij was God kwijt. Schepper was Zijn schepsel kwijt. De Heere riep: waar zijt gij?! De Heere zoekt de zondaar. Jezus zoekt zondaars. Dat is het begin.

Vandaar dat in de Reformatie de woordbediening centraal is gesteld. Het geloof is uit het gehoor. Door gepredikte woord. Middel bij uitnemendheid. Rome leerde dat het niet van zo groot belang was. Vaak in Latijn. In Roomse kerk ging het om het sacrament. Doop en mis. Door de Doop werd de erfsmet afgewist en door de mis het genade meegedeeld. Als gelovige dat maar neemt, krijgt hij de genade, tastbaar. Geen zekerheid zit daar in. Terwijl Schrift leert dat sacramenten tekenen en zegenen zijn. Ze versterken de genade, maar geven het niet mee. De bron van alle leven, de oorzaak van zaligheid heeft een goddelijk, eeuwig begin. Voor de tijd. Voor de schepping. Voor het schepsel. Voor de zonde en zondeval. Was daar reeds de liefde. En u heeft Hij mede levendgemaakt. Daar gij dood waart! Dat is onze afkomst.

Onze wandel, ons eertijds, staat in vers 2. Eertijds van Efeziërs. Geen aanknopingspunt of heerlijkheid in geestelijke zin. Apostel sluit zichzelf daarbij in. Wij zijn daar allen in. Jood, Griek, heiden. Dezelfde wandel. Wij zijn kinderen des toorns van nature.

Maar dan die bron. Van genade. Dat ‘maar’ van de verkiezing en de gunst en onbegrijpelijke en eeuwige liefde. Waarmee Hij ons heeft liefgehad. Zacharias zong:

‘Om Zijn volk kennis der zaligheid te geven, in vergeving hunner zonden, door de innerlijke bewegingen der barmhartigheid onzes Gods, met welke ons bezocht heeft de Opgang uit de hoogte; Om te verschijnen dengenen, die gezeten zijn in duisternis en schaduw des doods; om onze voeten te richten op den weg des vredes.’

Psalm 103 en Psalm 86 zingen daar ook van. Het is de onbegrijpelijke en vrijmachtige liefde. ‘Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een iegelijk die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe.’

Daar ligt de oorzaak der zaligheid. Het Woord wijst ons daarop. Behoud voor arme zondaar. Gewaarborgd in dat goddelijke ‘maar’. Eeuwige liefde! Deze weg uitgedacht. Eer iets van mij begon te leven, zegt David, was alles reeds in Uw boek geschreven. Getrokken met koorden van goedertierenheid, zo schrijft de profeet Jeremia.

Er is ook het ‘maar’ van ons. Maar ook het ‘maar’ van God. De oorzaak en bron der zaligheid. Hij roept de zondaar. Waar zult u heengaan? Vanwaar komt gij? Het woord brengt ons tot stilstand. Neemt goede gedachten van onszelf af. We worden geworpen op die barmhartigheid.

De humanist Erasmus zei: de mens is ziek. Maar een ziek mens kan beter worden. Rome zei: de mens is doodziek. Een doodziek mens kan ook nog beter worden. Maar de Reformatie zei: de mens is dood in de zonden en misdaden. U vindt dat in het eerste vers. Is een Schriftgegeven. Gewis en zeker. Schuldigstellend! Maar het is wel de norm en maatstaf van God.

2.

Tweede verschil is de noodzaak. Als u de maatstaf en toetsteen van het Woord hanteert, dan hebben alle andere godsdiensten geleerd dat er een aanknopingspunt in de mens. Mens niet geheel goed, maar wel vermogen in zichzelf?! Rome leerde een onderlaag in de mens, die naar God vraagt. Kerk is nodig om onderlaag te volmaken en uit te bouwen. De mens wil het. God voltooit het. God maakt het af. Kerk was nodig met leer en sacrament. Het is een ernstige misvatting en dwaling. Gaat uit van de goede wil van de mens. Dat komt ervan, als het Gods woord niet de maatstaf is. Als meningen en tradities de overhand krijgen.

Wat zegt de Schrift? Wat zegt de apostel hier door de inspiratie van de Geest? Hij meende in zijn eertijds onberispelijk te zijn. Uitnemend. Grote ijveraar. Voorname plaats. Is dat dezelfde mens die dit hier schrijft? Romeinen 2 en 3, is dat diezelfde man? Ja. Maar nu onderwezen uit het woord. Ingeblazen door de kracht van de Geest. Daar gij dood waart! Onder welke wij allen verkeerd hebben. Afsnijdend! Hoe worden we getekend in de taak van opstand en rebellie tegen grootheid en goedheid Gods. Hier wordt ons duidelijk gemaakt dat we van uit onszelf niets bezitten wat Gode aangenaam is.

Dat vindt u in geen andere godsdienst. Zo afsnijdend over de mens spreekt! In het boeddhisme en hindoeïsme kom je door meditatie op hoger plan. In de islam moet je je aan de vijf zuilen houden. Bij Rome is er enige geschiktheid in u. Enige goede werken. Maar geen godsdienst zo vernederend en ontdekken als het woord van God.

Dat roept verzet op. Deugt er dan niets? In licht van de wet, nee. Volkomen gerechtigheid? Kunnen wij niet bestaan. Er is geen andere godsdienst die een boodschap heeft voor zo’n mens. Een boodschap van genade. Loutere goedheid! Psalm 25. God die rijk is in barmhartigheid. Toen we half opgekrabbeld waren? Nee. Toen we dood waren. Doden zullen horen de stem van de levende God. Gevoelde u het maar! Dan komt het verzet openbaar in ons. Door Gods genade word je het ermee eens. Vertroostend dat er niets van u nodig is. Maar dat het Zijn genade is. Hij de Borg! Hij heeft zichzelf gegeven.

3.

De oorzaak van de genade. Dat is het derde grote verschil. Oorzaak van de genade. Toch min of meer afhankelijk van de mens? Alleen uit loutere genade, zonder verdienste. In andere godsdiensten: ijver, offers, werken. Schriftgeleerden en Farizeeën vertrouwden daarop. Wettische eigengerechtigheid. Ze dachten dat ze voldoende hadden om Koninkrijk van God binnen te gaan. Ze rusten daarop. Maar onze gerechtigheden zijn een wegwerpelijk kleed, zegt het woord. Onze gerechtigheden, onze beste werken. Met zonde bevlekt. Je kunt het koninkrijk Gods er niet mee ingaan. We moeten volkomen zijn. Dat leert ook geen andere godsdienst. Altijd wordt die mens ingeschakeld.

Zo leeft het ook in ons hart. Dat we iets moeten doen. Gestalte moeten hebben. Dat remonstrantisme en Roomse zit in ons hart. Moeten we aan sterven. We zijn geneigd een voorwaardelijk evangelie aan te hangen. Eerst moet er iets in ons zijn?! Had ik maar meer tranen, was mijn hart maar beter en zachter, dan zou ik die genade wel krijgen. Dus waar rust u dan op? Wat is uw grond? Die zoekt u dan in uzelf. In uw zuchten, tranen, gestalte. Zo en zo ontdekt, dan zal ik Christus aanschouwen? Dan zoekt u de grond in uzelf. Het gaat niet buiten tranen om. Maar het zijn geen betaalmiddelen. Alleen Jezus is de oorzaak van de genade. Geen activiteiten of geschiktheid die u deel geeft aan het leven.

Christus heeft ons levendgemaakt. De verzoening ligt buiten ons. Hij heeft de strijd gestreden. Het ware geloof geeft ons er deel aan. Christus leert ons onze schuld ontdekken. Schuld bedekken door Zijn bloed. Verworven verlossing. Het is alles uit en door en tot Hem. Avondmaalsformulier zegt het zo schriftuurlijk en bevindelijk:

‘Want wij komen niet tot het avondmaal om daarmee te betuigen dat wij in onszelf volkomen en rechtvaardig zijn. Integendeel, omdat wij ons leven buiten onszelf in Jezus Christus zoeken, belijden wij daarmee dat wij midden in de dood liggen.’

Niet: midden in de dood gelegen hebben. Nee: midden in de dood liggen. Tegenwoordige tijd. Zie, dat is de leer van de Reformatie geweest. De mens staat aan de kant. Geen bekeerde mens, zoekende mens, nee, de goddeloze mens bekeerd wordt.

Door geboorte krijgen we deel aan erfzonde en erfsmet. Dat geldt voor alle mensen. In Romeinen 5:12-22 lezen we over Adam en Christus, de twee verbondshoofden. Vanaf de geboorte, daar kan niemand wat aan doen, zijn alle mensen zondaren. Door wedergeboorte krijgen we deel aan Christus. Het geloof leert Hem belijden. Krijgt deel aan al Zijn weldaden. Hebben we ons leven lang voor nodig. Meer en meer in bevestigd te worden. Troost uit smaken. Zaligmaker zegt tegen Nicodemus in Johannes 3: ‘Tenzij dat iemand wederom geboren worde, hij kan het Koninkrijk Gods niet zien.’

Hij, gestorven, om onze zonden. Aan het kruis. Hij riep: het is volbracht. Niemand hing naast Hem, de strijd streed Hij alleen. Discipelen vielen er geheel buiten. Deur op Paasavond moest geopend worden. Hij verkondigde de vrede. Opgewekt tot onze rechtvaardigmaking.

Gerechtvaardigd uit het geloof. Geloof als een instrument dat Christus omhelst. Door kracht van de Geest. Hij alleen. Leren we bestaan in de weg van tranen en schuldontdekking. Maar niet óm de tranen of schuldontdekking. Hij alleen is de grond. Enige oorzaak der zaligheid. Betoog Hem niet van de eer. Zoals Guido de Bres het in de Nederlandse Geloofsbelijdenis, een document uit de tijd van de Reformatie, heeft gezegd:

‘Wij geloven, dat, om ware kennis dezer grote verborgenheid te bekomen, de Heilige Geest in onze harten ontsteekt een oprecht geloof, hetwelk Jezus Christus met al Zijn verdiensten omhelst, Hem eigen maakt, en niets anders meer buiten Hem zoekt.’

Dat is uit de tijd van de reformatie over natuur en wezen van het waar zaligmakende geloof. Het geloof geeft deel aan Hem. Hij heeft betaald. Hij verheerlijkte de deugden des Vaders. Daarom roept prediking op om tot Hem te komen. Nodiging. Roepstem: komt herwaarts. Allen die dorst hebt! De goddeloze verlate zijn weg. Lieflijke lokking en nodiging. Hij roept niet rechtvaardigen maar zondaars tot bekering. Tot Hem komen is in Hem geloven, op Hem betrouwen. Zijn nodiging voor waarachtig te houden. Als bevende zondaar tot Hem uit te gaan. Als is het met het geloof van de vader van de maanzieke knaap: ik geloof, kom mijn ongeloof te hulp.

‘Behoeftig volk in hunne noden,

in hun’ ellend’ en pijn,

gans hulpeloos tot Hem gevloden,

zal Hij ten redder zijn.’

Zingen we daar eerst van, met Psalm 65:2.

Aangrijpend hoe er over u en mij in het Woord gesproken wordt. Diep verderf! Maar de Heere weet hoe we zijn. We kunnen de Heere niet tegenvallen. Onszelf wel. Maar dit schrijft de Geest over ons. Zo staan we bekend in de hemel. Een belangrijke reden om voor Hem te buigen. Hij weet veel beter wie we zijn. Welk eertijds we hebben. Welk een diep verderf er in ons is.

Wat zijn we hoogmoedig dat we het er niet mee eens zijn. Keert u zich af van de diagnose van de arts? Schoot de behandeling te kort? Nee. U wilde de diagnose niet omhelzen. Zo ook geestelijk. Diagnose van de hemelse medicijnmeester. We moeten eronder leren buigen. Is het zo ernstig niet met ons? Heeft de wereld nog zoveel vermaak voor ons?

Saulus heeft dat ook gehad. Tot die weg naar Damascus. Dan schrijft hij dit hier in de Efezebrief. Niets in de mens. De Heere daalt met Zijn ‘maar’ af. Tot zondaars. Hij roept ze tot geloof.

Ik hoop dat het u duidelijk is. Allesbeslissende verschillen over wat de waarheid is. Bron is de barmhartigheid en welbehagen. Noodzaak: we zijn dood. De oorzaak: hoe moeten we ooit tot genade komen? Hoe kan God Zijn recht handhaven? Ligt buiten ons in Jezus. Hij wilde mens worden. Zichzelf overgegeven. Hij is de tweede Adam geworden. Zijn komst, werk, prijs, offer, bloed, gerechtigheid. De zaligheid is Zijn werk. Het is Gods werk. God zoekt en zaligt de zondaar. Een unieke boodschap!

Klaar en helder door de reformatie gesteld. Zonder verdienste van ons. Ontdekkend en afsnijdend. En vertroostend! Als u uitgezocht bent. Als u gepoogd hebt Gode wel aangenaam te zijn. Eerst had u nog tranen. Grote gedachten van uzelf. Met die en die zonde breken, dan zou er genade zijn?! Uw ijver, goede werken. Maar als we te maken krijgen met de norm van het Woord, raken we uitgezocht. Tranen drogen op. Zuchten raken op het eind. Hardheid komt openbaar. We vallen terug. Onverbeterlijk zondaar. Een rebel en zondaar.

Dan is er nog maar een grond: maar God. Zulk een liefde! ‘Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een iegelijk die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe.’ Het is de kracht van de woordbediening die ons bekendmaakt met Christus. Zijn offer, kracht, gewilligheid. Hoort u Zijn roepstem? Hij zendt niemand weg. Hij roept tot zich: tollenaren, zondaren, blinden, kreupelen. Farizeeën stonden op afstand te kijken. Diepte van genade konden ze niet aanschouwen. Wat een evangelie! Door de Reformatie in het licht gezet.

Vallei van doodsbeenderen, bij Ezechiël. Profeteer mensenkind. Hij moet het Woord Gods spreken. Dan komt er vlees en gevoel en geest in die beenderen. Gode alleen de eer! Onder en door de verkondiging. Onze verwachting moeten we op Hem stellen.

U en ik zoeken maar in onszelf. Konden we maar … Noem maar op. Goede werken zijn blinkende zonden. Met zonde bevlekt. Is rooms en remonstrants. Nodig om gereformeerd te worden. Alleen door het geloof. Christus alleen. Enige grond der zaligheid. Het is Zijn werk alleen. Droppelen bloeds. Hij worstelde in de hof. Hij verheerlijkte het recht Gods.

Hij is de eeuwige Koning. Hij alleen. Zie het Lam Gods, zegt Johannes de Doper over Hem. God zegt: ‘Deze is Mijn geliefde Zoon, in Denwelken Ik Mijn welbehagen heb; hoort Hem!’ Hij is de enige. Hij is de grond en bron en oorzaak. U wilt toch niet proberen de plaats in de nemen van Zijn offer? Zonden er tussen in zetten? Het is toch: ‘U alleen, U loven wij.’

Levendgemaakt met Christus. Waar begint dat? Dat zien we in Lukas 15. Verloren zoon. Hij vierde feest na feest. De wereld zegt dan: dat is leven. De vader zegt: hij was dood. En dan komt hij terug. Met een verzondigd leven. Stinkend en onrein. Die vader zegt niet: ga je eerst maar eens wassen. Nee, vuil als hij was, wordt hij omhelst. Weer levend gemaakt. Mijn zoon wás verloren, maar is gevonden. Het Woord zegt: ik ben de Heere, uw heelmeester. Christus. Door de barmhartigheden van de Vader, het offer van de zoon en levendmakende werking van de Heilige Geest. Het is uit Hem, door Hem en tot Hem. Gode alleen de eer. Amen.

Hervormde Dorpskerk Reeuwijk (Stichting Rehoboth), donderdag 1 november 2018, 19:45 uur. Schriftlezing: Efeze 2:1-10.