Paulus wijst de gemeente van Korinthe erop dat hij uitsluitend gekomen is om Christus te prediken, en dien gekruisigd. Paulus doet dat op een eenvoudige manier, niet door ingewikkelde redeneringen te gebruiken of zich in wijsgerige discussies te begeven. Paulus komt in zwakheid en met veel vrees, maar nochtans met het levendmakende Woord der genade. In de prediking moet het over onze val en vloekwaardigheid gaan, maar vooral over Christus’ kruisverdienste. Dan worden we genodigd om met een bevende zondaarshanden Hem te omhelzen en lief te hebben.
Gemeente, hoe eenvoudig maakt de Heere Zijn volk! David kwam er niet boven uit: ‘Maak mij Uw wegen bekend en leer mij Uw paden.’ Geoefend van jongsaf, beleden de sterke van de Heere, maar op latere leeftijd dit toch nog te vragen. De Heere geeft een eenvoudig middel om gevoed en onderwezen te worden: dat is de dwaasheid der prediking. Het Woord van God is eenvoudig en behoort ook eenvoudig gebracht te worden, zoals we lezen in de tekst, vers 1 t/m 5:
‘En ik, broeders, als ik tot u ben gekomen, ben niet gekomen met uitnemendheid van woorden, of van wijsheid, u verkondigende de getuigenis van God. Want ik heb niet voorgenomen iets te weten onder u, dan Jezus Christus, en Dien gekruisigd. En ik was bij ulieden in zwakheid, en in vreze, en in vele beving. En mijn rede, en mijn prediking was niet in bewegelijke woorden der menselijke wijsheid, maar in betoning des geestes en der kracht; Opdat uw geloof niet zou zijn in wijsheid der mensen, maar in de kracht Gods.’
De woordbediening van de apostel Paulus
- De bron van deze woordbediending (vers 1: u verkondigende de getuigenis van God)
- De kern van deze woordbediening (vers 2: Want ik heb niet voorgenomen iets te weten onder u, dan Jezus Christus, en Dien gekruisigd.)
- De gestalte bij deze woordbediending (vers 3: En ik was bij ulieden in zwakheid, en in vreze, en in vele beving.)
- De wijze van deze woordbediending (vers 4: En mijn rede, en mijn prediking was niet in bewegelijke woorden der menselijke wijsheid, maar in betoning des geestes en der kracht)
- Het doel met deze woordbediending (vers 5: Opdat uw geloof niet zou zijn in wijsheid der mensen, maar in de kracht Gods.)
1. Het Woord van God is de bron
Het is een brief van de apostel Paulus. Hij legt verantwoording af over de bediening der verzoening. Paulus is krachtig geroepen uit de duisternis tot het licht. Getrokken uit de macht van de boze. Uit de macht van de vijandschap. Geroepen als apostel. Met de opdracht om onder de heiden het evangelie bekend te maken. Hij had een rijk gezegende bediening. De Handelingen is voor een groot deel aan hem gewijd: de reizen, gemeenten, zegen. Deze apostel mag een beeld zijn tot navolging. Hoe moet de bediening zijn? We mogen vanuit de Schrift hem tot voorbeeld nemen. Gedenk uw voorgangeren, schrijft hij in de Hebreeënbrief.
Hij had te maken met tegenstanders en vijanden. Joden die hem tegenstonden. Grieken ook. Joden met inzettingen en wetten. En de Grieken met hun wijsgerige stelsels. De apostel had als bron het spreken Gods. Hij kwam om te verkondigen de getuigenis van God.
‘k Heb and’ren al de rechten van Uw mond
Met lust verteld, hen vlijtig onderwezen;
Uit al den schat van ’t grote wereldrond
Is nooit de vreugd in mijn gemoed gerezen,
Die ‘k steeds in Uw getuigenissen vond,
Door mij betracht, en and’ren aangeprezen.
De openbaringen van het woord. Hij waarschuwt Timotheus en Titus niet zich op te houden met fabels of oudwijfse verhalen. Maar steeds uit het Woord nieuwe en oude dingen voort te brengen. Onderzoekt de Schriften. Die zijn het die van Mij getuigen. David was ook bezig in het Woord: het was hem zoeter dan honing en honingzeem. Hoe lief heb ik Uw Wet! Habakuk onderzocht het bevende. Toen ik Uw rede gehoord heb, heb ik gebeefd. Petrus zegt: wij hebben het profetische woord dat zeer vast is.
Zodra de Heere in ons leven werkt, worden we gebonden aan het woord. En gevoed uit het Woord. Dan leren we leven naar de regel uit dat Woord. Dat is een lamp en licht voor ons. Het wordt ons vermaak. Een vermaak in de wet, naar de inwendige mens.
De apostel zegt: ik kom niet tot u met uitnemendheid van woorden. Dat kon hij wel. Hij had wijsheid en geleerdheid genoeg (gehoord ook). Op de Areopagus blijkt hij goed op de hoogte van de wijsgeren. Hij kende hun geschriften. Maar hij sprak van de Opperste Wijsheid. Van Christus. Joden wilden wetten horen. En Grieken wilden ingewikkelde betogen. Anderen beroepen zich op bijzondere openbaringen. Om zo gezag en indruk te wekken bij hoorders. Dat gaf helaas succes in de gemeente. We lezen in hoofdstuk 2 en 3. Die dwaalleraren kwamen met veel vertoon van bijzondere dingen spreken.
Maar Paulus zegt: ik verkondig het getuigenis Gods. Verschillende inwoners van de stad zagen hen als goden, na de genezing. Paulus voerde toen het woord. Festus zegt: grote geleerdheid brengt u tot razernij. En Agrippa zegt: gij beweegt mij bijna een christen te worden. Het woord was de bron voor Paulus. De norm en maatstaf in die woelige wereld, omringt door meningen, heeft hij zich gehouden aan het zuivere woord.
2. Jezus’ verzoenend sterven
De tekst spreekt ook van de kern. Er staat dat zodra hij de bediening ter hand genomen heeft, hij terstond Christus predikte. Tevoren smaadde en hoonde hii Hem. Nu was het de kern: dat Christus de Zone Gods was. Dat is ook duidelijk. Christus heeft hem geroepen en ontdekt aan zijn schuld en zonde. Het is het zaligmakend werk van Christus geweest dat hij tot stilstand werd gebracht. Zaligmakend bearbeid worden door de Heere; dat is het werk van de Zone Gods. Dat roepen, ontdekken. Het is dus het werk van de Zone Gods. Er kan een gewetensbenauwdheid zijn. Bij Kaïn en Judas doet dat ook hard roepen. Maar het is niet zaligmakend. Het werk van de Zoon verbreekt het hart. Dat werkt een diepe vernedering. Het werk van de Geest vloeit voort uit het werk van de hoogste Profeet. Er is geen waar leven wat tot eer van God is. Maar doden zullen horen de stem van de Zone Gods.
Dat leven is de verslagenheid van het hart. Wie zijt Gij, Heere? En dat verlangen: wat wilt Gij dat ik doen zal. Dat is leven. Zoals die verloren zoon. Ik heb gezondigd. Die vader zegt, als hij dat hoort: deze mijn zoon was dood en is weder levend geworden. Hij was verloren en is gevonden. Dat is geen opbouw van de mens, maar begin van de afbraak. Het doorgaande ontdekkende week. Dat houdt pas op bij de laatste snik. Ontlediging. Armmakende genade. Maar ook opwas in de kennis en genade.
Bent u bekeerd, Saulus? Hij zal het ontkennen. Hij zal zeggen: welnee. Hij leeft zijn onbekeerlijkheid in. Zoals de verloren zoon: verloren. Nochtans op weg naar de Vader. Door de onderwijzing van het woord, door de kracht van de Geest.
De Zaligmaker brengt tot stilstand, onderwijst hem. Dan heb je een hartelijk verlangen om deze naam te prediken. Een nieuwe lust en diep verlangen om deze Ene Naam centraal te stellen. Ik heb niet voorgenomen iets te weten onder u. Er was een eeuwige volheid in. In die arbeid van de zone Gods ligt alles in. In Zijn strijd en bloed, Zijn overwinning. Zijn waarheid en gerechtigheid. De naam Jezus, in Zijn menswording gegeven. Hij nam die naam aan. Geworden uit een vrouw. Opdat Hij degenen die onder de wet zijn, verlossen zou. Die naam maakt duidelijk dat Hij het verlorene zoekt. Hij verzoent de zondenschuld van Zijn ganse kerk. Hij verbindt Schepper en Schepsel. Een arme zondaar en een heilig God. Hij heeft de kloof overbrugd en zondenschuld verzoend. Christus is gezalfde. Als enige Hogepriester, enige Profeet. Hij is de grond van de rechtvaardigmaking. En oorzaak van heerlijkmaking.
Hij is gekruisigd en gestorven. Daar wees het ganse Oude Testament op. Op die richtplaats heeft Hij de deugden Gods verheerlijkt. In de weg van Zijn dierbaar lijden en sterven. Hij heeft de toorn van God geblust. Al de zonden verzoend! Voor Jood en heiden. Er is bij die dood een joodse getuige en een heidense. Die moordenaar. Hij krijgt ook ingang omdat hij smeekt om genade. En die Romeinse hoofdman. Hij heeft Hem gehoond en gespot. Geslagen en bespogen. Toch zegt hij: waarlijk, deze mens was rechtvaardig, Gods Zoon! Wonderlijk toch. Het evangelie wordt daar gepredikt. Een jood en heiden. Die geven belijdenis. Die doen getuigenis van de kracht van de Zone Gods. Van de vloek die daar tenietgedaan is. De Psalm zegt:
Dan wordt genâ van waarheid blij ontmoet;
De vrede met een kus van ’t recht gegroet;
Dan spruit de trouw uit d’ aarde blij omhoog;
Gerechtigheid ziet neer van ’s hemels boog;
De kern is niet alleen de aanzegging van de zonden. Of totale verlorenheid en onmogelijkheid om zalig te worden. Maar de prediking van de tweede Adam. In Zijn naam gepredikt, bekering en vergeving van zonden. Dat is de taak van de apostelen. Geboden zelfs! Niets anders te weten dat Jezus Christus de gekruisigde. De opgestane Borg en Middelaar. Dat moet de prediking bekend maken: het eertijds, de diepte van de val, de strafwaardigheid, maar vooral dat kruis van Christus Jezus. Hij heeft de vloek ontwapend. De zonde verzoend. Hij heeft verzoening aangebracht. De reikwijdte: Jood en heiden. Wereldwijd moet dat verkondigd worden. De wereld zucht onder de vloek van de eerste Adam. Nu moet de zegen van de tweede Adam verkondigd worden.
3. In zwakheid, met vreze en beving
De gestalte. Die mensen hadden veel tegenstand en vijandschap. Ze waren toegeeflijk geweest tegen die dwaalleraren. Ze hadden daarin geloofd, althans een deel van hen.
De apostel zegt: broeders, vers 1. Ik was bij u in zwakheid en vreze. In Korinthe waren veel mensen voor handel gekomen. En om de ongerechtigheid uit te leven. De apostel kwam met de boodschap van de gekruisigde. De joden een ergenis en de Grieken een dwaasheid.
Die dwaalleraren probeerden met buitengewone dingen indruk te maken. Zij konden veel van zichzelf vertellen. Gezichten en openbaringen. In de tweede brief spreekt Paulus daar ook over. Hij is ook opgetrokken geweest in de derde hemel.
Hier zegt hij: in zwakheid, vreze en beving. Gevangenis, diepte, voor stadhouders en keizers gesproken. Onbevreesd, zo lijkt het. Maar: in zwakheid en vreze, schrijft hij. Hij kwam niet met zichzelf. Het gaat niet om een goede indruk van zichzelf. Hij is een heraut. Slijk in de vingeren Gods. Een instrument om het evangelie te prediken. Het gaat niet om geloof in hem, op hem zullen steunen. Ik was in zwakheid en veel beving. De tegenstanders waren veel. Wat stelt het voor, zeiden ze. De apostel ontkent het niet. Hij was in vreze en beving.
Maar het gewichtvolle van de boodschap moet centraal staan. Dat Hij de eer zou ontvangen. Over die sterke Held. Dat Hij de eer zou ontvangen. We kunnen ook denken aan: in vreze en beving vanwege het gewichtvolle van de arbeid. De zielenarbeid, de nood van de zielen op het hart gebonden. De mensen staan straks voor de rechterstoel. Niet in eigen kracht. Het ging hem om de boodschap.
4. Op eenvoudige manier
Noch zijn persoon of rede. Geen uitnemendheid van woorden. Geen ingewikkelde redeneringen. Geen prachtige rede. De eenvoudigheid van het woord, vers 4. Niet schone woorden u vermoeien. Niet u bezighouden. Maar het gaat om het woord. Om de Christus der Schriften. Ezechiel had wel redenaars talent. Het was een lied der minne, zeiden ze, maar ze luisterden niet. Maar er staat: mensenkind. Om aan de grond gehouden te worden (zeggen uitleggers).
Geen ingewikkelde redeneringen. Daar gaat het voor u en mij om: de eenvoudigheid van het Woord. ‘D’ eenvoudigen wil God steeds gadeslaan.’ Dichters die verklaren wat er in het hart omgaat. De strijd die gevoerd wordt. De verzoekingen en verleidingen. En de kracht van de oude mens in hem. De Psalmen zijn helder en klaar.
Eenvoudigheid sierde het werk van de apostel. De apostel zegt: wij bewegen mensen tot het geloof. Wij zijn Gode openbaar geworden. De joden een jood. Opdat hij sommigen gewinnen mocht.
5. Het doel
Hij zocht zijn hoorders bij Christus te brengen. Geen geloof in de wijsheid van mensen of in de kracht van de apostel. Maar gebracht bij de kracht Gods: Christus. Het wonder van God: de vleeswording van het woord. De Christus der Schriften. Gegrond op Hem. Zou Ik het zeggen en niet doen? De kanttekening zegt: de goddelijke leer der Schrift, de aanbiddelijke wijsheid van de Heere dat Hij aan het hart bekendgemaakt werd en dat het hart Hem omhelst. Door de verlichting in je verstand die leer leert kennen, die leert goedkeuren, aanbidden en omhelzen. En daarop rusten. Die kracht Gods tot zaligheid. Die enige Naam en Fontein. Komt herwaarts tot Mij! Hij is de Opperste Raad en Wijsheid. Opdat uw geloof op Hem gefundeerd zou worden.
Kijk, door die goddelijke leer krijg je inzicht. Hoe God Zijn deugden handhaaft. En hoe die zondaar zalig wordt. Als zondaar zalig worden! Want zondaar was je, word je en blijf je. Dan ga je God goedkeuren. In de weg van recht en gerechtigheid. En dan ga je dat inwilligen. U wordt gewillig gemaakt. Hem alleen daarvan de eer en aanbidding te geven. Om daar eerst van te zingen, Psalm 111 vers 5:
’t Is trouw, al wat Hij ooit beval;
Het staat op recht en waarheid pal,
Als op onwrikb’re steunpilaren;
Hij is het, die verlossing zond
Aan al Zijn volk; Hij zal ’t verbond
Met hen in eeuwigheid bewaren.
Toepassing
Gevaar van oppervlakkigheid zonder waarheid bedreigt ons. Er is ook gevaar van diepzinnigheid zonder leven. Discussies over de schepping. Dan wordt het verbonden met de evolutie. Terwijl de schrift zo klaar en duidelijk is: in Genesis, psalmen, profeten en brieven. Over het verbond. Diepzinnige redeneringen. Allerlei diepzinnige zaken en discussies. Wijsgerige redenering.
Maar de apostel spreekt over eenvoudige woord. De Enige Naam gegeven tot zaligheid. Daarop gegrond te worden. De discipelen vragen: verklaar ons deze gelijkenis. Ulieden is gegeven de verborgenheden te verstaan. De krijgen antwoord! Daar gaat het om, ons niet laten verwarren door wijze mensen. Maar vragen: Heere, maak mij Uw wegen bekend.
De apostel wil dat ons geloof op Christus gegrond is. In Zijn noodzakelijkheid, onmisbaarheid en gepastheid. Afzien van alles wat van de mens is. Geen vertrouwen op gaven, gestalten, tranen. Dat zijn voorbijgaande zaken. Ze mogen we zijn, maar ze bieden geen blijvende kracht. Alleen Christus is de enige grond tot behoud. Opdat uw geloof op Hem zou zijn. Uitgedreven worden tot Hem. Tot de uitnemendheid van de Persoon des Middelaars.
De apostel stelt Christus centraal. Daar moet het over gaan in de prediking. Straks gaat het in het heiligdom eeuwig over Hem.
Wien heb ik nevens U omhoog?
Wat zou mijn hart, wat zou mijn oog,
Op aarde nevens U toch lusten?
Niets is er, waar ik in kan rusten.
Bezwijkt dan ooit, in bitt’re smart
Of bangen nood, mijn vlees en hart,
Zo zult Gij zijn voor mijn gemoed
Mijn rots, mijn deel, mijn eeuwig goed.
Dat Hij de eer en aanbidding ontvangt! Aan Zijn voeten terecht komen. Hem leren kennen in Zijn bediening. Als profeet en koning. De werken Gods centraal! Hoort Hem. Hem te horen. Voor Hem te buigen. De Zoon heeft Zichzelf gegeven.
Het gaat erom dat we de eerste Adam leren kennen. Aanzegging van de schuld. De daad van de zonde. En in de smet en de aard van de zonde. Ons vruchtgevolg van de zonde. Het maakt ons ongeneeslijk om ooit nog enig goed werk te doen.
Maar ook die tweede Adam. Hem leren eigenen. Al is het met een bevend zondaarshart. Met een bevend hand Hem omhelzen. Dan omhelst u een volmaakt Middelaar. Het doel is dat u komt tot Hem. Leven uit Hem. De enige grond tot zaligheid.
Zo gij Zijn stem dan heden hoort,
Gelooft Zijn heil- en troostrijk woord;
Verhardt u niet, maar laat u leiden.
Amen.
Hervormde Dorpskerk Reeuwijk (Stichting Rehoboth), donderdag 28 november 2019, 19.45 uur. Schriftlezing: