In Psalm 19 jubelt David het uit over de grootheid van God in de schepping en het werk van God door het zenden van Zijn Zoon de Heere Jezus Christus naar deze wereld om te verlossen. Het is het gebed van David dat zijn woorden en gedachten welbehaaglijk voor God zijn. Dat het zo onze bede je voor de predikanten en voor onszelf dat onze woorden en gedachten welbehaaglijk zijn voor de Heere.

Psalm 19 vers 15: ‘Laat de redenen mijns monds, en de overdenking mijns harten welbehagelijk zijn voor Uw aangezicht, o HEERE, mijn Rotssteen en mijn Verlosser!’.

Welbehaaglijk voor God

Gemeente, Katwijk, familie, vrienden en andere aanwezigen, stel dat David Psalm 19 vandaag had gedicht in Katwijk. Vlaggenduin. Prachtig uitzicht over strand, zee en dorp. Stel David zou deze eerste verzen zingen, dan zou Hij over Gods stem in de natuur. Dat is de eerste stem. De zon en maan en al die sterren. Het vertelt ons van een veel grotere God. Van een grote en hoogverheven Schepper. En de tweede stem.

Daar waar de Heere ons die ene Naam voorhoudt. Die tweede stem is nog heerlijker. Vertelt ook van de Middelaar. Hoe we die grote God leren kennen. En dan het laatste deel van de Psalm, daar zal David niet meer rondkijken. Op de kerken van Katwijk. Maar dan valt hij op zijn knieën. Gebed. Laat de redenen van mijn mond en bedenking van mijn hart welbehaaglijk zijn voor Uw aangezicht.

Deze woorden zijn de tekst van de preek. Moge beginnen andere vertalingen mee. Deze woorden. Het is een vraag. Gebed. Gods stem heeft David duidelijk te pakken. Heeft een uitwerking. David kan niet anders dan op zijn knieën gaan nadat hij die stemmen heeft gehoord. Wie de Heere is, wie hij zelf is. Laat. Laat. En daarmee is het gelijk een spiegel voor ons.

Heeft die stem van God vat op ons gekregen. Of moeten we bekennen horende doof en ziende blind zijn? Verhardend in ongeloof. McCheyne, dat bekende lied, hoe het was: ‘Al sprak daar een stem uit de Heilige Blaân, Van ’t Lam, met de zonden der wereld belaân, Ik zocht bij de kruispaal geen veilige wijk, ‘k stond blind, en van verre, in mijzelven zo rijk’.

Kijk toch uit, als het nog zo is. Want wij allemaal zullen voor Hem buigen. Maar dat het in dit leven is. Dat we hier in dit leven is. Wie Hem nederig valt te voet zal van Hem Zijn wegen leren. We hebben gezien dat het een gebed is. En dan staat er de redenen van mijn mond. De woorden. Dat zij Uw getuigen zijn.

De schepping spreekt groot over God. De hemelen doen dat wel. Daar hoeven wij niet over in te zitten dat de hemelen Gods eer niet zouden vertellen. En die tweede stem, Gods Woord, doet dat ook. Maar onze stem. Dan moeten we belijden dat wij zo vaak spreken tot oneer van Hem.

En tegelijkertijd. De hemelen vertellen van Zijn eer en heerlijkheid. Maar ook die derde stem daar staat de Heere zelf voor in. Dat is de enige reden dat ik afgelopen donderdag kon zeggen ‘ja ik van ganser harte’. Gemeente, catechisaties, kringen, het zijn toch wel gelegenheden waarvan u verwacht van mij toch wel woorden te spreken.

U kent die uitdrukking wel, ik hoor hem in de kerkenraad ook weleens: twee oren en maar een mond. Een iegelijk mens zij ras om te horen en traag om te spreken. Het gevaar is dat u denkt dat het om ambtsdragers gaat. Maar het gaat om ons allemaal. Spreken voor de Heere welbehaaglijk zijn als wij daar onze dagen mee vullen.

Welbehaaglijk wordt in het Oude Testament ook gebruikt met aangenaam. In de offerdienst. David spreekt hier als het ware dat het om offers gaat. Offers voor ogen te houden. Kinderen, wanneer lees je voor het eerst over offeren in de Bijbel? Al heel vroeg. Genesis 4. Kaïn en Abel. In kinderbijbel rook bij offer van Abel en bij Kaïn bleef het hangen. Het laat zien dat offers niet altijd welbehaaglijk zijn voor de Heere. Jeremia 6 vers 20: ‘Waartoe zal dan de wierook voor Mij uit Scheba komen, en de beste kalmus uit verren lande? Uw brandofferen zijn Mij niet behagelijk, en uw slachtofferen zijn Mij niet zoet’.

Zoals een offer niet vanzelfsprekend aangenaam is voor de Heere, zo ook onze woorden niet. David kan prachtig dichten. Vaak jubelt hij de eer van God uit. Hij heeft veel Psalmen mogen dichten. Maar niet altijd onze woorden welbehaaglijk voor de Heere. Het roept de vraag op: wanneer zijn onze woorden welbehaaglijk voor de Heere? Dan is het toch het verlangen laten ze aangenaam zijn.

Hoe zat het met die offers? Waarom waren ze niet aangenaam voor de Heere? Er zijn veel redenen te noemen. Twee wil ik er noemen. Eentje: als ze niet overstemmen met Zijn Woord. Dat is eenvoudig te begrijpen, het offer als het niet overeenstemt met Zijn Woord, dan is dat niet aangenaam voor de Heere. Zo kunnen we het toepassen op onze woorden. Het is onmogelijk. Of je nou in het ambt staat of niet. Alleen wat van de Heere Zelf is, dat kan voor Hem aangenaam zijn.

Er kan nog een tweede reden zijn. Het kan zijn dat onze woorden tot de punten en komma overeenstemmen met Gods Woord. Denk aan die tekst uit Jeremia 6. Waarom zei de Heere dat daar? Waarom geeft de Heere daar kritiek? Dat was niet vanwege de offers zelf. Waarom dan wel? Vanwege de harten van de Israëlieten.

Wat gebeurde daar in Jeremia? Had te maken met hun harten en hun levens. In de tempeldienst kwamen ze wel. Beste kalmus. Zalfolie. Wierook. Alles erop en eraan. Als we dat zouden zien gebeuren, dan zouden we zeggen die heeft tenminste wat over voor de dienst van de Heere. Maar dat is met onze ogen. De Heere kijkt met andere ogen. Doorziet ons. Zijn ogen doorlopen de aarde. Hij ziet het als het alleen maar uiterlijk vertoon is. Dat is voor de Heere een gruwel. Alsof Hij zo bekrompen is dat wij Hem voor de gek kunnen houden.

De Heere kan de offers van de Israëlieten niet aanvaarden omdat ze geen hartelijke relatie hadden. Boosheden. Zoals het voor offers geldt, ook voor onze woorden. Hij wil niet alleen onze offers. Hij wil ons hart, ons leven. Laten de redenen van onze mond welbehaaglijk zijn.

Als Gods stem kracht doet in ons leven, dan besef dat onze woorden uit ons harten niet aangenaam voor Hem zijn. Kwade gedachten komen eruit voort. En nog een heleboel meer.

Wat staat er achteraan? Welbehaaglijk zijn voor Uw aangezicht. Het gaat niet dat ik na de preek een vriendelijk aangezicht van u aantref, hoe graag ik dat ook wil. Het gaat er niet om of een huisbezoek is voor u en voor mij. Jongelui, dan is het niet altijd leuk om te horen.

Wat kan de verleiding groot zijn u naar de mond te praten. Houd het gezelliger. Moet ik eerlijk zeggen: het is best gezellig op Katwijk. Wat is het waard? Maar wat als het niet aangenaam is voor de Heere. Dan is het toch poppenkast? De Heere kunnen we niet voor de gek houden.

Als het zo is, dan mogen we grote verwachtingen hebben. Waarom? Omdat we van God en Zijn Woord grote verwachtingen mogen hebben. Jongeren, in die verzen daarvoor wordt het duidelijk gemaakt. Vers 8 en 9. Wet. Gebod. Getuigenissen. Benamingen van Gods Woord. Wat is de kracht van Gods Woord? Het bekeert de ziel. Waar moet je zijn voor bekering? Daar waar het Woord opengaat? Vers 8: het Woord bekeert de ziel. Waar moeten we zijn voor levenswijsheid? Teleurstellingen, moedeloosheid. Daar waar het Woord opengaat.

Waar moet je zijn om te onderscheiden in zo’n donkere wereld? Dol wordt van alle theologische opvattingen. Daar waar het Woord opengaat. Het Woord is als een lamp die we o zo nodig hebben in de duisternis van deze wereld. Dat betekent dat u daar moet zijn waar het Woord opengaat, natuurlijk als u de gezondheid heeft. Boetseert. Zo in de werkplaats van de Heilige Geest de omgang van de Heere ervaren, dan mag het ook zo, hier wordt de rust geschonken, hier het vette van Uw huis

Unizaal. Niet de knapste zaal van Katwijk. Maar daar is dan de werkplaats. Dat maakt zo’n minder mooi gebouw toch mooi. Niet vanwege het gebouw maar doordat wat de Heere daar doet. Zouden we niet met David uitroepen, vers 11. Ik las ergens of David net miljoenen heeft geërfd. Dat is nog niet juist. Het gaat veel verder.

Het kan zijn dat de woorden van de Heere voor ons heel onaangenaam zijn. Aangename woorden van de Heere kunnen als heel onaangenaam worden ervaren. De Heere doet het uit liefde. Dat is mijn gebed. Dat de Heere mijn woorden aangenaam zijn voor Hem. Daarom telkens voor Zijn aangezicht. Hij staat ervoor in.

Daarom alstublieft. Zeg het als er op wat voor wijze dan ook. Preek, catechismus. Niet om naar uw pijpen dansen, dat hebben donderdag gehoord. Zeg het niet tegen anderen maar tegen mij. Laat het samengaan met het gebed. Welk gebed? Dit gebed of een variant daarvan? Laat de woorden van de prediking aangenaam zijn voor U. Niet als er al wat is.

Voor mij maar ook voor anderen die het Woord mogen bedienen. Dan laat dit gebed zien wat er bij ons ontbreekt. Je hebt zelf geen woorden. Beschamend. Maar het is niet het enige. Het laat zien bij wie ik moet zijn en u moet zijn: bij de Heere. Zonder Mij kunt u niets doen. Maar met

Zou Hij die miljarden, triljarden sterren geeft gemaakt geen woorden willen geven. Ja, Hij geeft dat. Hij geeft dit met een hartelijk verlangen. Doel. Als de stem van ons vat op ons heeft gekregen, dan is het nood. Welk verlangen komt naar voren? Dat ik, en u, dit gebed na bid. Om ons alleen te horen? Nee. Te verhoren. Het toont ons een God die er vreugde in heeft ons welbehaaglijke woorden te geven.

En hoe moet het met de onbehaaglijke woorden? Het gaat ons allemaal aan. Wie zou kunnen zeggen geen onbehaaglijke woorden spreekt voor de Heere, en onbehaaglijke gedachten. Hij is machtig. En die tweede stem daar horen we ook iets anders: deze is Mijn geliefde Zoon in Wie Ik Mijn welbehagen in. Alleen maar welbehaaglijke woorden voor God.

Als ik in Hem geloof, dan kijkt de Heere naar ons als dat ik nooit een onheilig woord gesproken had. Dat is heerlijk. Vergeving van al onze onbehaaglijke gedachten, en Hij wil geven welbehaaglijke gedachten en woorden.

En gemeente tot slot, binnenkort hoop ik in Katwijk te komen wonen. Ik heb het boek ‘In Katwijk is alles anders’. Nu ik hier een jaartje of wat heb rondgelopen herken ik dat wel. Meestal in positieve zin. Een ding is niet anders. Ook al ben je honderd keer een kerkelijk dorp of rasechte Katwijker, maar een ding is hetzelfde: zonder Hem ga je eeuwig onder, dan heb je niet die vaste Rots van mijn behoud. Maar met Hem ben je eeuwig behouden, hoe heerlijkheid is dat.

Samen te zeggen. Mijn Rotssteen en mijn Verlosser. Hoe heerlijk als je dat met David mag instemmen. Dan kunt u het zingen als u op de Vlaggenduin staat. Deze God, die grote verheerlijkende God.

‘Deze God die aard’ en hemel schiep, is dezelfde God Die mij eens riep, uit Zijn duister tot het heerlijk licht, zodat ik l elke dag Hem Vader noemen mag en die Zijn liefde voor mij openbaart, mij rechtvaardig in Zijn Zoon verklaart, elke dag mij in Zijn hand bewaart, hoe groot is God voor mij!’

Amen.

 

Zondag 28 augustus 2022 – Benjamin Katwijk-upon-Sea dienst in Triumfatorkerk – ds. C.R. van den Toorn – Schriftlezing Psalm 19 – geloofsbelijdenis met Dordtse Leerregels hoofdstuk 1 artikelen 1-5