De rijke man die bedenkt dat hij grotere schuren zal bouwen om de vruchten in op te slaan en van te leven, rekent buiten God. Hij is bezig met denken en niet met danken. God noemt hem dwaas en dat van hem in deze nacht zijn ziel zal worden afgeëist. Hij neemt zijn zorgen op zich zonder zich te realiseren dat alle goede gaven van God komen. Op de dankdag worden we erbij bepaald dat wij niets verdiend hebben, ja de dood verdiend hebben. En dat het alles genade is wat we ontvangen.
Lukas 12 vers 16-20: ‘En Hij zeide tot hen een gelijkenis, en sprak: Eens rijken mensen land had wel gedragen. En hij overleide bij zichzelven, zeggende: Wat zal ik doen, want ik heb niet, waarin ik mijn vruchten zal verzamelen. En hij zeide: Dit zal ik doen; ik zal mijn schuren afbreken, en grotere bouwen, en zal aldaar verzamelen al dit mijn gewas, en deze mijn goederen. En ik zal tot mijn ziel zeggen: Ziel! gij hebt vele goederen, die opgelegd zijn voor vele jaren, neem rust, eet, drink, wees vrolijk. Maar God zeide tot hem: Gij dwaas! in dezen nacht zal men uw ziel van u afeisen; en hetgeen gij bereid hebt, wiens zal het zijn?’.
De gelijkenis van de rijke dwaas
- Zijn probleem [vers 16-17];
- Zijn oplossing [vers 18-19];
- Zijn einde [vers 20].
1. Zijn probleem
Dan begint de tekst, vers 16, eens rijken mensen land had wel gedragen. Een land, een akker. Zouden het ook van Nederland kunnen zeggen. Rijke oogst. Geen natuurrampen. Niet zonder fris of zonder schoon water hoeven te doen. Mensen die vanavond met een rammelde maag naar bed.
281 miljoen in 59 landen denk aan Soedan, Ethiopië, Nigeria. Dan zouden in Nederland wel dankpsalmen en liederen klinken ondanks wie we zelf zijn. De Heere laat ons toch niet omkomen ondanks dat we het niet verdiend hebben. Dan zou toch gediend worden. De Heere volkomen recht op, Hij is het zo waard.
We weten het is zo anders. Niet alleen bij onkerkelijk Nederland maar ook bij ons. Vergeten de Gever zo snel. Die aansporing uit Psalm 103 zo nodig hebben. Vergeet ze niet het is God die ze u bewees. Daarom dankdag nodig. Ja zou iedere dag dankdag moeten wezen. Wat schenkt de Heere ons overvloedig veel.
Ons land, lijken we op die rijke dwaas? Zien we wat verdiend hebben? Een boterham, nee dat is niets. We zeggen het zo vanzelfsprekend. We hebben de dood verdiend. Onze zonde zo aangrijpend. Zien we wat de Heere geeft en het grote verschil daartussen. Zou ons dat niet aanwakkeren, aansporen.
We zien die rijke man. Perspectieven rooskleurig. Gaat zitten op veranda. Doet z’n ogen dicht. Dan gaat die danken, omdat de Heere zoveel heeft gegeven. Zou hij toch een voorbeeld voor ons zijn. Nee. Hij is niet aan het danken maar aan het denken. Overdenken, peinzen, kraakt zijn hersens.
Misschien wel eens gedacht als ik eens wat meer geld had. 40% meer, het dubbele, zou ik van alle kopzorgen af zijn. Nee, laat de Heere zien. Zonder de Heere kan het niet werkelijk goed zijn. Waarom niet? Dan zijn onze zorgen eigen zorgen en dat kan niet goed gaan.
Deze rijk man aan het denken en niet aan het danken. Wat zal ik doen met al mijn vruchten? Kan ze toch niet buiten laten verrotten. Kan ze niet buiten opslaan. Wat een zorgen heeft deze rijke man. Niet omdat hij weinig had maar omdat hij veel had. Vandaag zouden we dat luxeproblemen, luxe zorgen noemen.
Ik denk dat dat wel iets is wat van toepassing is op onze tijd. We kunnen reëele, nare zorgen hebben, zeker. Maar het kan zijn dat ons hart vol zit met luxe problemen. Zo vol van zitten. Daardoor de Heere vergeten en Zijn Woord vergeten. Dat die zorgen het leven met de Heere in de weg zitten.
Niet of we ons zullen kleden maar hoe zullen we ons kleden. Meeste van ons niet druk met of we te eten hebben maar wat we te eten hebben. Wat eten we vanavond?! Jongens en meisjes. En als we het niet lekker vinden trekken we een vies gezicht.
Die rijke man u heeft overvloed gegeven, hoe wilt U dat ik het zal besteden. Neem mijn zilver en goud, dat ik er niets van houdt. Nee, we zien niets daarvan.
2. Zijn oplossing
Dit zal ik doen. Ik zal deze schuren afbreken en grote opbouwen. Horen we het? Telkens ik, ik en mijn, mijn. Het geeft een vraag: hoe krijgen we naar alles wat de Heere heeft gegeven? Mijn zeggenschap. Wat is het gevolg als we er zo naar kijken wat de Heere geeft? Twee gevolgen. Geen plaats voor een dankgebed. Door eigen krachten en niet zien op de Gever. Als het is ik ik ik, mijn mijn mijn. Dat staat een dankgebed in de weg maar ook een smeekgebed. Dan zal je ook niet vragen Heere hoe wilt U dat ik het gebruiken zal?
Erkennen we het voor de Heere dat we die boterhammen, euro’s op de bank echt onverdiend zijn. Als we denken dat het van ons, staat een dankgebed en smeekgebed in de weg. Dan gaan we bij onszelf te rade. Het zijn niet mijn goederen maar Zijn goederen.
David: de aarde is des Heeren mitgaders haar volheid. In zekere zin kunnen we over mijn spreken, anders wat onpraktisch. Die rijke man komt met een voornemen. Ik zal de schuren afbreken en grotere bouwen. Hij heeft geen schuurtje, schuur maar schuren. Grotere bouwen. Zo is dat luxeprobleem opgelost. En daar blijft het niet bij. Ziel neem rust, wees vrolijk. Een doel, niet het dienen van God en de naasten, maar van zichzelf. Ziet het rooskleurig voor zich. Ziel goederen voor vele jaren. Neem, eet, wees vrolijk.
Waar gaat het mis bij deze man? Is het per definitie fout grotere schuren te bouwen. Bedrijf uit te breiden. Vooruit te denken. Nee, dat is juist goed. Spreuken 6. Ga tot de mier, wordt wijs. Haar brood bereid in de zomer, vergadert haar eten in de oogst. Daarin is deze man te prijzen.
Waar gaat het dan mis? Dat de Heere in dit alles geen enkele plaats is. Terwijl de Heere het alleen is die de kracht heeft gegeven. De wijsheid om te besturen. De Heere op een dag de regen gaf. Maar ondanks dat de Heere dat heeft gegeven geen enkele plaats voor de Heere in het denken van deze man.
Hoe komt dat? Geest van de Heere niet in het hart. Alleen maar plannen uit ons brein voortkomen waar de Heere geen plaats heeft. Bij deze man niet. Deze gaat bij zichzelf te rade. Komt een oplossing waarbij de Heere afwezig is. Dat we niets kunnen doen als we niet beseffen dat de Heere levenskracht en levensadem geeft.
Alsof wij het leven in onze hand hebben. Het klinkt als die spreuk Carpe diem. Zonder dat aan die andere spreuk wordt gedacht: memento mori. Hoe staan we erin, heeft te maken met hoe we onze plannen maken. Rekenen we met of zonder de Heere? Deze man leeft voor de wind. Dan het gevaar dat we succes aan eigen kracht toeschrijven.
Jongens en meisjes, misschien heb je een goed verstand. Of twee gouden handen. Dank de Heere. Het is alleen de Heere die het ons schenkt. Deze man ziet het niet omdat hij zonder de Heere leeft.
3. Zijn einde
Dat heeft gevolgen. Als wij die rijke man zouden kennen, hier bij ons in Katwijk wonen. Goed voor elkaar. Hoe zouden we hem noemen? Goede ondernemer, handige zakenman. Rekent de kosten goed uit. Lezen helemaal niets negatiefs over deze man. Geen dief, rover, witteboordencrimineel. Handige zakenman, slimme ondernemer. Toch oordeel van de Heere negatief. Noemt hem geen slimme ondernemer. Wat doet er meer toe: oordeel van mensen of van de Heere? Het laatste.
Gij dwaas. Uit het Hebreeuws: onnadenkende. Uit alles blijkt dat hij vooruit denkt. Schuur afbreekt en grotere opbouwt. Waarom onnadenkende? Als we redeneren zonder dat de Heere hierin een plaats heeft, dan zijn we onnadenkend. Als we het allerbelangrijkste compleet negeren. Is dat niet onnadenkend?
Alsof we plannen dat we schepper zijn en niet mensen en geen God. God zegt Gij dwaas. Hoe denkt hij vooruit? Iemand die dicht bij zijn pensioen zit. Vijftig jaar vooruit. Iemand die vijftig is en honderd jaar denkt te worden. Maar als we de eeuwigheid erbij pakken dan denkt hij helemaal niet vooruit.
Gij dwaas in deze nacht zal Ik je ziel van je afeisen. Terugvragen. Zoals op de bank. Het is geleend. Het is niet van onszelf ons leven. Van wie zal het zijn? Die man elke dag vroeg opgestaan. Naar wie gaan de goederen? Moet maar goed gaan met de erfenis. Is er zelf niet meer bij. Wat heeft hij zich vergist. Dacht het te kunnen regelen. Al die rijkdom is nooit van hem geweest. Kunnen het niet vasthouden en daardoor is het niet van hem. In bruikleen.
Wat is dat een wonder dat de Heere ons goederen in bruikleen geeft. En in Nederland ontzettend veel. Maar al die goederen niet het doel van ons leven. Al rekenen we vooruit, maar de eeuwigheid. Niet het doel van het leven. Wat is het doel? God is het doel. Hem loven. Hij is het hoogste doel. Waar we Hem hebben hebben we iets dat we nooit kwijt kunnen raken. Alleen in God Zelf ligt zekerheid.
Daarom spreekt Jezus in vers 31-32 over werkelijke schatten, hemelse schatten. Maar zoek het Koninkrijk van God en al deze dingen toegeworpen worden. Vrees niet, gij klein kuddeken, want het is uws Vaders welbehagen ulieden het Koninkrijk te geven.
Amen.
Dankdag voor gewas, arbeid en visserij 6 november 2024 – Fonteinkerk Hersteld Hervormde Gemeente Katwijk-upon-Sea, Holland – ds. C.R. van der Toorn – Schriftlezing Lukas 12 vers 13-34