In het dal van Dura spant het erom. Voor Sadrach, Mesach en Abednego dreigt de vurige oven als ze niet buigen voor het beeld dat is opgericht voor Nebukadnezar. Ze weigeren en worden in de oven geworpen. Maar God is met hen en ze wandelen met een vierde man in de oven. God verlost en spaart Zijn volk dat op Zijn hulp vertrouwt. Christus is Zelf de vurige oven van Gods toorn in gegaan om Zijn volk ervan te verlossen. Geloof in Hem, kom tot Hem, vertrouw op Hem alleen en u bent voor eeuwig gered zijn.
Daniël 3 vers 24 en 25: ‘[24] Toen ontzette zich de koning Nebukadnezar, en hij stond op in der haast, antwoordde en zeide tot zijn raadsheren: Hebben wij niet drie mannen in het midden des vuurs, gebonden zijnde, geworpen? Zij antwoordden en zeiden tot den koning: Het is gewis, o koning! [25] Hij antwoordde en zeide: Ziet, ik zie vier mannen, los wandelende in het midden des vuurs, en er is geen verderf aan hen; en de gedaante des vierden is gelijk eens zoons der goden‘.
Gemeente, we hadden de vorige keer gelezen uit Daniel 2 en gezien hoe Nebukadnezar had gedroomd en zo onrustig was geworden en aan raadzeggers gevraagd wat die droom betekende. Uiteindelijk Daniel die uitgelegd had wat die droom betekende. Daniel 2 vers 47: ‘[…] Het is de waarheid, dat ulieder God een God der goden is, en een Heere der koningen, en Die de verborgenheden openbaart, dewijl gij deze verborgenheid hebt kunnen openbaren’.
Wat doet Nebukadnezar daar? Hij looft God, hij prijst God. Onder de indruk van wat God te kennen geeft. U bent dat houden hoofd. Helemaal onder de indruk. Heeft de Heere geloofd en geprezen. En dan lees je door naar hoofdstuk 3. Niet niks wat hij beloofd heeft. Maar dan lees je over een beeld, nu niet in een droom maar in werkelijkheid. Beeld in dal Daru. Dertig meter. Twee keer de Vuurbak want die is 14 meter. Hij wil dat iedereen voor hem neervalt. Niet voor God. En daarom stuurt hij zelfs herauten. Niet voor God, Hij is de God, buig voor Hem. Nee, voor hem. Beeld dat door Nebukadnezar is gemaakt.
Wat kan het snel gaan. Eerst de Heere loven. Maar nu weg, verdampt of zo. Kan in onze levens. Diepe indrukken. Kan zijn met een preek. Ja het is mooi dat het beslag legt maar zo nodig dat het wortelt. Dat het brengt bij de Heere Jezus Christus. We zien hier dat het wegebt. Niets veranderd.
Wel iets veranderd: dikker hart. Laagjes erover. Verhard. Hij gaat zelfs nog verder, gaat Hem tarten. Vers 15: ‘Nu dan, zo ulieden gereed zijt, dat u ten tijde, als u horen zult het geluid des hoorns, der pijp, der citer, der vedel, der psalteren, en des akkoordgezangs, en allerlei soort der muziek, nedervalt, en aanbidt het beeld, dat ik gemaakt heb, zo is het wel; maar zo gijlieden het niet aanbidt; ter zelfder ure zult gijlieden geworpen worden in het midden van den oven des brandenden vuurs; en wie is de God, Die ulieden uit mijn handen verlossen zou?’. Hij gaat de God uitdagen
De Heere verlost en spaart Zijn volk dat op Zijn hulp vertrouwt
- De beproeving: buigen of branden?
- De bewaring: God voor Zijn volk door het vuur.
1. De beproeving: buigen of branden?
Wie is nu de God? Denk je dat er een God die tegen mij opgewassen is. Ik ben toch de grote koning, dat gouden hoofd. Hij stelt zich tegenover God, jij eigenlijk boven God. Waarom daagt hij God zo uit? Het is omdat die drie vrienden van Daniël niet gebogen heeft. Grote menigte mensen. Raadslieden. Laten we maar zeggen wethouders. Toen de muziek ging spelen gingen die mensen allemaal liggen. Heel dat dal ligt vol. Behalve die drie: Sadrach, Mesach en Abednego.
Waarom niet? Ze konden het niet. Niet vanwege iets met de knieën maar vanwege iets met het hart. Ze konden niet buigen vanwege het dienen van de Heere. Dat maakt Nebukadnezar zo boos. Hij geeft ze nog een kans om te buigen voor dat beeld. En anders? Naar de gevangenis. Nee.
In dat dal Daru staat een gouden beeld maar ook een gloeiende oven. Gruwelijk. Wat een beproeving voor die drie vrienden. Daniël 1. Aan dat hof beproefd worden. Niet kunnen eten van de spijze van de koning. Dat is niet niks. Laten we ons een beetje proberen te verplaatsen. Wij staan niet dat dal Daru. Laten we het toch proberen.
Buigen of branden. Keuze. De afgoden loven of in de oven. Misschien denkt iemand dat komt bij ons niet voor. Dit speelt bij ons niet. Dit is voor ons niet relevant. We leven in een land met godsdienstvrijheid. Dat dal van Daru is dichterbij dan je denkt. Hoe vaak zijn er niet die momenten op je werk, school, misschien wel in de kerk.
Dat die gemakkelijke keuze en aanlokkelijke keuze. Maar die is wel tegen God. En die keuze die niet makkelijk is maar wel de weg van de Heere. Gaan we de wegen van de Heere of eigen wegen? Je hebt een klein dal van Daru. Maar ook een groot dal van Daru. Mattheüs. Hoe het zal zijn in de laatste dagen. En Openbaring 3. Dat de verzoeking komt. We weten dat het komt. We weten we niet of we het meemaken maar het is er.
Als u dan van de week op uw werk of op vakantie, dat grote of kleine dal van Daru, bent blijft u dan staande? Let op dat is een andere vraag dan ben ik krachtig genoeg? Christen genoeg? Strijdvaardig genoeg. Maar is Zijn kracht, Zijn genade mij genoeg. Niet ben ik christen genoeg. Je bent in of buiten Christus. Is Zijn strijd en kruis voor mij genoeg? Mag u rusten, steunen op het werk van de Heere Jezus Christus? Dan alleen blijven we staande als we Zijn eigendom zijn. Heere, U alleen behoor ik toe.
Hier zien we in Daniël 3 dat de Heere Zijn kinderen vast. Sadrach, Mesach en Abednego zijn niet zo van die krachtige mensen maar de Heere. We kennen de geschiedenis. Als je dat leest van Nebukadnezar dat hij die raadzeggers in stukken gehakt heeft, en dan nu hoort van die oven. Als we nagaan wat een redenen in het hoofd kunnen opkomen of mensen kunnen aandragen. Dat zijn er zoveel. Je hebt een goede baan in Babel. En je wilt nu dat feestje van de koning verzoeken.
En je bent nu wel gekomen in dat dal Daru. En je doet zo moeilijk, het is alleen een beweging van de knieën. Je maakt er iets groots van. En als je toch buigt, dan doe je het toch niet van harte. En jullie kunnen nog jaren van dienst zijn in Babel. Dat zijn allemaal gedachten als je die vurige oven ziet.
Dat is niet in eigen kracht. Maar wie de Heere is. In eigen kracht gaan we absoluut tegen de vlakte. We zwichten. Ons eigen hart, misschien nog wel de meest gevaarlijke. Wereld, duivel en eigen vlees. Bedenk dat al die redenen die naar voren komen, dat het geen slechtklinkende redenen zijn. Dat we daar dwars doorheen prikken. Dat zijn redenen die zullen klinken als een klok. Om Gods Woord maar aan de kant te schuiven. Een beetje buigen. Niet in een keer want dan zouden we schroom hebben. Maar een beetje, een beetje opschuiven.
Het is zo eenvoudig voor die drie vrienden. Het zijn twee wegen. Het zijn wel drie vrienden maar twee wegen. Moeilijke weg die smal is en een makkelijke weg die breed is. Op dat smalle pad staat in het midden een vurige oven. Maar ook aan het einde van die brede weg staat ook een oven. Een eeuwige vurige oven. Maar Sadrach, Mesach en Abednego vrezen hen niet die het lichaam kan doden maar de ziel niet kan doden.
Zou het zo zijn. Onze God is machtig ons uit uw hand te verlossen o koning. Nebukadnezar kan dat niet. Die kan hun lichamen doden maar niet hun zielen. In de kerkgeschiedenis hetzelfde. Kinderen misschien weleens gehoord van Polycarpus. Hij weet heel goed wat het dal van Daru is. Oude man. Leidt christelijke kerk. Wordt opgepakt. Zweer en vervloek Christus en zal u vrijlaten. 86 jaar. Ik zal u voor de wilde dieren werpen. Hij antwoordt: Hoe kan ik mijn koning vervloeken die mij verlost heeft. Ik dank God dat ik van God het eeuwige leven zal verkrijgen. Dat vuur brandt maar kort. Hij vreest voor hen die lichaam en ziel kunnen doden. De Heere houdt Zijn kinderen vast. Zo is de Heere.
2. De bewaring: God voor Zijn volk door het vuur
Hij houdt Zijn kinderen vast maar dat betekent niet per definitie dat zijn kinderen niet zullen branden. Vlammen dood. Ook in de kerkgeschiedenis die zo gestorven zijn. Oven zevenmaal heter. Vers 21. Dat ze hun mantels, hoeden, mutsen nog aan hebben. Met kleding en al in het vuur gegooid. Voor die oven zit Nebukadnezar. Zoals keizer Nero ook uit zijn ogen keek. Grimmig gezicht hoe die drie mannen die niet buigen wilden branden zullen.
Maar als je kijkt naar dat gezicht van Nebukadnezar, dan kijkt hij alsof hij water ziet branden. Hij springt uit zijn stoel. Het waren er toch drie?! Ik zie vier mannen. Geen verderf aan hen en de gedaante van de vierde een gedaante gelijk de zoon van goden. Wat dat precies betekent. Is dat iets al van Christus? Meeste uitleggers zeggen van niet. Een engel kan ook. In elk geval iets van de Heere. Dat de Heere Zijn kinderen bewaart.
Zijn ogen doorlopen de ganse aarde. Zijn engel. Om zo Sadrach, Mesach, Abednego te redden van het vuur. Dat doet ons denken aan Gods Zoon. Dat vuur van de hel dat wij verdiend hadden. Is gekomen. Nedergedaald ter helle. Zodat u, ik, een ieder die in Hem gelooft, te redden. Zo barmhartig God is Hij. Hij heeft er veel meer lust in dat we zullen leven en niet zullen branden. Hem eeuwig loven. Bekeren en leven. Geloof in Hem. Vertrouw op Hem. Waarom zou je Hem niet vertrouwen? Hij is te vertrouwen. Zo is de Heere.
Wie is de God die u verlossen zou? Ik heb een vraag wie is de God die kan verlossen uit de banden van de boze. Wat is Zijn Naam? Immanuël. God met ons. Hij had het al gezegd in Jesaja. Zo u door het vuur zult gaan en de vlam zal u niet aansteken.
Wat zegt Nebukadnezar? Ik zie een vierde man kreunende, spartelend in het vuur. Nee hij zegt vier man wandelen. Dat past niet in zijn hoofd. Dat ziet Nebukadnezar en wij met hem. Wandelen is iets van rust. Wat is het geheim? Met een Psalmvers, dat is makkelijk te onthouden. Want God was aan mijn zijde, Hij ondersteunde mij. Niet dat God ieder redt van de brandstapel. Maar wel God is met Zijn kinderen ook in de brandstapel.
Als we hier met Hem wandelen, zullen we eeuwig met Hem wandelen. Als we Hem mogen kennen, dan straft Hij in Zijn Zoon en niet ons. Hij straft een keer.
Nebukadnezar wil alles voor zichzelf, daar is hij op uit. Weet u wat het heerlijke is, wat het wonderlijke is? Uiteindelijk laat de Heere dat getier van satan uitlopen tot Zijn eer. Uiteindelijk krijgt Nebukadnezar niet alle aandacht. We zullen zien dat de God van Sadrach, Mesach en Abednego alle eer krijgt. Hij roept: komt uit.
Hoe waren ze erin gegaan? Met de hoed op, muts op, kleding aan. Hoe komen ze eruit. Met muts op, kleding aan. Al die belangrijke mensen willen dat zien hoe ze uit die oven komen. Sommigen zijn misschien zo vrijpostig om te ruiken. Toen ik vroeger vuurtje had gestookt rook mijn moeder het. Die kleding is nog helemaal zoals het was. Wat een Godverheerlijkend wonder.
Ze vergaderden om die mannen. Vers 27. Te kijken, te snuffelen en te ruiken. Het plan was Nebukadnezar alle eer, maar de uitkomst is God alle eer. Wie wordt geprezen? De Heere staat het niet toe. Het is de Heere die dat wonder heeft verricht. Waar gaat het in de avond aan tafel? Over die drie mannen die niet gebogen hebben en die vierde man in het vuur. Nebukadnezar die het roept geloofd zij de God van Sadrach, Mesach en Abednego. De Heere staat er zelf voor in. Door het verlossen van Zijn kinderen.
Onze verlossing is tot eer van Zijn heilige naam. Als we bidden voor mensen die we lief hebben. Heere, U wordt erin verheerlijkt. Nu looft Nebukadnezar de Heere weer. Zou Nebukadnezar nu bekeerd zijn? Dan moeten we rondkijken in dat dal Daru: staat dat beeld er nog? Ja dat staat er nog. Nebukadnezar ferme taal. Maar het hart is niet veranderd. Dan ging dat beeld tegen de vlakte. En dat is ook een waarschuwing voor ons.
Het kan dat we de God van Israël loven en Zijn Naam met grote woorden prijzen. Maar het kan zonder dat we echt voor Hem buigen. Zonder dat het onze God is. Dat is zo nodig voor ons, allemaal wie we ook zijn. Dat we deze God als onze God, als ons deel, ons zaligst lot. Dan zijn we door de tijd niet en eeuwigheid niet, niet scheiden. De Heere houdt Zijn volk vast. Hij verlost en spaart wat op Zijn hulp vertrouwt.
Amen.
Zondag 23 oktober 2022 – Uni-zaal Hersteld Hervormde Gemeente Benjamin Katwijk-upon-Sea – ds. C.R. van den Toorn – Schriftlezing Daniël 3 vers 13-30