Het gedenkboek van de Heere
Op deze laatste zondag van het jaar 2018 komt het Woord van de profeet Maleachi tot ons. Een ernstig woord op zijn tijd: de eeuwige scheiding tussen de rechtvaardigen en de goddelozen wordt ons voorgesteld. Zijn onze namen en daden geschreven in het gedenkboek van de Heere? Juist in die donkere dagen ten tijde van de profeet Maleachi, en onze dagen zijn niet anders, is daar een volk dat niet bij de pakken neer gaat zitten. Zij die het nauw nemen met Gods geboden en inzettingen. De ware Godsvrede begint bij de Bron, bij de bornput Bethlehem. Waar we de gezegende Borg en Koning Jezus in het geloof mogen omhelzen: Mijn Heere en Mijn God. Hij verlaat -ook 2018 uit en 2019 in- niet wat Zijn hand begon.
Maleachi 3 vers 16-18: ‘[16] Alsdan spreken, die den Heere vrezen, een ieder tot zijn naaste: De Heere merkt er toch op en hoort, en er is een gedenkboek voor Zijn aangezicht geschreven, voor degenen, die den Heere vrezen, en voor degenen, die aan Zijn Naam gedenken. [17] En zij zullen, zegt de Heere der heirscharen, te dien dage, dien Ik maken zal, Mij een eigendom zijn; en Ik zal hen verschonen, gelijk als een man zijn zoon verschoont, die hem dient. [18] Dan zult gijlieden wederom zien, het onderscheid tussen den rechtvaardige en den goddeloze, tussen dien, die God dient, en dien, die Hem niet dient‘.
Het gedenkboek van de Heere tot rijke vertroosting van Zijn duur gekochte kerk
Maleachi, het laatste Bijbelboek van het Oude Testament, greep uit gedaan vanmiddag. Laatste zondag van het jaar 2018. Morgen mag de Oudejaarsdienst nog volgen. Wanneer Maleachi precies geleefd heeft, is niet helemaal bekend. Zo’n 450 voor Christus. Tempel is herbouwd na de ballingschap. Maar het volk had maar weinig geleerd van de tuchtigende hand van de Heere in de ballingschap. Het ging zo eigen wegen, zondige wegen. Ik weet niet of u het boekje hebt doorgebladerd. Maleachi 1 vers 7 en 8. U brengt verontreinigd brood. Des Heeren tafel is verachtelijk. Wat blind aanbrengt om te offeren, het is bij u niet kwaad. Dan zeg ik met eigen woorden verder: doen jullie dat ook als je de koning een geschenk gaat geven? Een kreupel lammetje, een ziek beest? Maleachi 2 vers 11. Juda handelt trouweloos. Gruwel gedaan in Israël en Jeruzalem. Want hij de dochter van een vreemde god getrouwd. Eigen vrouwen achteloos aan de kant schuiven. Dan met die heidense vrouwen ervan doorgaan. Ze menen dat het best kan. Maleachi 2 vers 17. Vermoeien de Heere met eigen woorden: al wie kwaad doet is goed in eigen ogen. Waar is de God van het oordeel? Het is geen nieuws onder de zon. Ook onze dagen zijn vervuld met zonden waar de Heere in verleden tijden zo na de lage landen heeft omgezien en het woord heeft geplant met de belijdenisgeschriften daar omheen.
Wat een stampij kunnen we maken om het afschieten van herten in de Oostvaardersplassen. Ik zeg niet dat het beleid goed is. Maar o wee als ik iets zeg over abortus provocatus. […] We leven in een tijd waarin zonden geen zonden meer genoemd kan worden. Waar is dit God van het oordeel? Het gaat toch best in Nederland? In die tijd leefde Maleachi ook. Zoals in de dagen van Noach. De aarde vervuld met zonden. Geen doekjes wond Maleachi erom en hij zei waarin het aan schort. Is dat alles? Nee, een vertrapt volk. Nochtans de Heere vreest. Niet bedoeld bang voor de Heere, mag ook wel op zijn tijd. Maar hier het oud-Hollandse woord vreze betekent vertrouwt. Nochtans in die donkere dagen waarin het de goddelozen zo voorspoedig gaat, toch heeft het volk op de Heere vertrouwd. Mirten in de diepten, die het nauw neemt met wat de Heere zegt. Alzo zegt de Heere. Kenmerk van de mirte, heerlijke reuk verspreiden ondanks dat ze vertrapt worden. De Heere merkt het op. Gedenkboek geschreven. Aan Zijn Naam, aan Zijn eigenschappen gedenken. Juist in die donkere dagen, en onze dagen zijn niet anders, is daar een volk dat niet bij de pakken neer gaat zitten. Aangegord met kracht uit de hoogte zullen ze gaan spreken met de naasten.
In de tijd van Maleachi. Met de andere kinderen van het verbondsvolk. Toen en nu. Ook als wij het jaar 2018 terugzien. Hoe donker ooit Gods weg moog wezen, Hij ziet in gunst op die Hem vertrouwen. Weten wij het? Gods ogen doorlopen de ganse aarde. Jaar ten einde raakt. Hij is geen ledig aanschouwer. Hij is God die Zijn heilsplan uitwerkt. Hij merkt wel dat binnen dat zondige volk bij Maleachi, dat tegen al de goddeloosheid in, vasthoudt aan de instellingen van de Heere onze God. Die dat tot uitdrukking willen brengen in een nauwgezette levenswandel. Weet wel, de Heere vergeet geen ene daad, geen enige gedachte, geen een woord van ons. Want er is een gedenkboek voor Zijn aangezicht geschreven. Jongeren, als we daar over nadenken, dan zul je wel aanvoelen dat we dit niet echt letterlijk moeten nemen. Menselijke voorstelling van zaken. De Heere onze God is een alwetend God. Hij vergeet nooit één ding. Maleachi sluit hier aan bij het gebruik van ons mensen. Grote koningen lieten zo de kronieken schrijven. Op gezette tijden moest dan worden voorgelezen. Denk maar aan Mordechai ten tijde van koning Ahasveros. Over hem geschreven en in herinnering bij de koning gebracht. Kwam erop.
Zo ook de Heere. God heeft een gedenkboek met de daden erin met de daden die gedaan zijn in de Naam en kracht van de Heere. In deze zo donkere tijd. Hij heeft gezien of u bij de pakken neer bent gaan zitten of boos geworden op mensen die van het heilspoor zijn afgeweken. De kerk leeft in een tijd waarin bijna alles mogelijk is geworden. Gedenk Uw trouwverbond om Uws grote Naams wil. Hij zou toch geen onrecht doen als Hij zijn handen van ons aftrok. Zo’n rebellerend volk als dat we geworden zijn. Een volk dat met de Bijbel in de hand, ik bedoel het niet kerkistisch: 400 predikanten zijn het niet eens met het synodebesluit van de Protestante Kerk in Nederland [PKN] over het praktiseren van homofilie. Het moet toch kunnen. Niet zo nauw nemen. Wat zijn er een afwijkingen. Niet alleen ter linkerzijde. Ook ter rechterzijde. Waar wordt het nog gehoord dat wij Gods oordelen voor waar houden? Waar vinden we het, hopelijk Putten, dat we hebben moeten neerzinken op die vaste en gewisse woorden van de Heere onze God. Waar vinden we het nog: geloof alleenlijk, de jeugd kijkt er zo naar uit. Voor al die van de Heere zijn, dan ze ’s nachts wakker liggen: Heere, hoe moet het toch. Met onze jeugd binnen de gemeente. Wat een donkerheid, zonden, tegen een goeddoend God. Een God die ons zondag aan zondag en soms doordeweeks laat samenkomen. De Heere de Almachtige, Zich klein gemaakt heeft voor u en jou. Zich klein gemaakt: laat u met God verzoenen.
Een boze tijd. Dominee, in zekere zin om moedeloos van te worden. In bepaald opzicht ook zo. Moedelozen geeft Hij kracht. Hoe? Door Zijn Woord en Geest. Hij drukt door die Geest het Woord in het hart. Vreest niet, ik ben met u tot aan de voleinding van de wereld. De strijd van het geloof. Ten diepste al gestreden al op Golgotha waar de vorst der duisternis de doodsteek heeft gekregen. Door de Geest van de indachtigmakende genade van God. In de afwijzing van zichzelf spreken over de Heere. Dat er een gedenkboek is geschreven voor Zijn aangezicht. Voor degenen die aan Zijn Naam gedenken. Gedenk daaraan. Ook waar wij in deze laatste zondag van het laatste jaar terecht gekomen zijn. Menselijk gesproken: onze God heeft een gedenkboek. Het wordt ons verkondigd dat wij zouden beseffen wat dat ieder onzer betekent. Hoe rijk dat volk is wiens God de Heere is. Daar is een gedenkboek voor Zijn aangezicht geschreven.
De bekende Bijbelcommentator Matthew Henry zegt: nooit wordt er een recht woord over God gesproken, of het is opgeschreven dat de rechtvaardigen hun loon niet zullen verliezen. Henry zegt zoveel als dat een goed woord van Hem, thuis en op school, dan schrijft de Heere het op. Delen in die toekomstige heerlijkheid. Besef wel, dat kan alleen daar waar de Heere Jezus Christus in onze beestenstal is binnengedragen, ik wijs naar mijn hart. Komt binnen U gezegenden van de Heere. Over weinig bent u getrouw geweest, over veel zal ik u zetten. Mij een eigendom zijn. Een troost. Zo spreekt ook het troostboek der kerk erover. Dat ik niet van mij, van mijzelf, maar van mijn getrouwen Zaligmaker. Dat met ziel en lichaam beide het eigendom van Hem. Dwars door de goddeloosheid die wij meemaken in de wereld en kerk, wij door Hem bewaard worden als een schat voor de dag der dagen. Zijn eigendom en dat tot in alle eeuwigheid. Opdat Hij hen zou verschonen. Wat wordt hiermee bedoelt? Een man een zoon verschoont. Sparen, ontfermen. Hoe moet ik dat nu uitleggen?
De Heere onze God kan de zonden, ook van Zijn eigen volk, niet door de vingers zien. Zelfs de beste werken, die wij mogen verrichten voor de Heere, het kan niet gepaard gaan met enige zonden. Kleven ons aan. Hoe kan de Heere Zich over mij ontfermen? Moeten toch belijden dat wij zondaren zijn. Zoals het Avondmaalsformulier: met het komen tot het Avondmaal belijden wij niet dat wij zonder zonden zijn maar dat wij zondaren zijn. Alles wat wij doen komt in dat gedenkboek te staan. Ook die daden die met zonden bezet zijn. Ik zei u dat we op menselijke manier over mogen spreken omdat dit een menselijke manier van zaken is. Denk maar mee. Wellicht een groot boek. Op de voorkant geschreven: mijn eigendom. Daar binnen in dat boek, bladzijde voor bladzijde, staat daar telkens een naam van die die door de Heere is uitverkoren tot het eeuwige leven. Zullen we voor de jeugd een bekend voorbeeld erbij nemen. Op een lege bladzijde met grote letters David. We kennen hem uit de Bijbel met zijn zondige overtredingen ook met Batseba. Tegen het zevende gebod gezondigd. Wie één gebod overtreden heeft, staat schuldig aan alle geboden. David staat er al met zwarte letters. Met rood schrijvende letters schrijven we de zondige overtreding met Batseba. Dan pakken we weer die zwarte pen. Daar schrijven we zijn heldhaftigheid optreden, kinderen een verhaaltje bij schrijven, tegen de reus Goliath waar niemand tegenop durfde te treden. Nu naar jezelf. Je naam. Wat zou je met die rode pen willen schrijven? Papa en mama hoeven het niet te weten. Ik denk dat het nog moeilijker is als ik je vraag: pak nu die zwarte pen en schrijf nu eens op wat je goed gedaan hebt. Dat kind dat je op school geholpen heb en niet zo goed kon meemaken. Schrijf het maar op. Zo komt de bladzijde helemaal vol te staan. Wij vergeten nog weleens wat. Maar de Heere niet. Ik spreek er menselijk over. De Heere schrijft de hele bladzijde vol. Met de zwarte pen, ook hele aardige dingen gedaan. Naasten lief als jezelf. De Heere God heeft met die rode pen geschreven. Ook wat wij allang vergeten zijn. Ja, en wat doet nu de Heere? Ik heb dat niet bij me, ik moet het Woord verkondigen. Nu stel ik voor een rood doorzichtig vel op jouw bladzijde. Wat zie je dan? Dan zie je alleen nog maar de zwarte letters. De rode letters zijn niet te zien door dat rode vel dat hierop gelegd is. Wat zou het zijn als de Heere van jou zegt, het verbondsvolk, Ik zie geen zonden meer in Mijn Jakob en Israël. Komt dat niet door het allesreinigende bloed van de Heere Jezus Christus. Ik heb je liefgehad met een eeuwige agape, liefde. Als ik door Jezus kijk maar Ik jou sparen, erbarmen. Je bent volkomen heilig in de Zoon van Mijn eeuwige liefde. Geschikt om in te gaan in de eeuwige vreugde des Heeren.
Maleachi 4 waarschuwt ons. Als je het boekje nog niet gelezen hebt, probeer het eens. Voor morgenavond uitgelezen te hebben. Hoe begint Maleachi 4? Zie, de dag komt. Welke dag? Dat daar het onderscheid naar voren komt tussen de rechtvaardige en de goddeloze. Die de Heere dient, alleen uit genade, en die de Heere niet dient. De dag dat de Heere Jezus terugkomt, zullen allen achter dat bloed schuil mogen gaan, voor eeuwig gerechtvaardigd worden. Wat is dat? Vrijgesproken van recht en een recht op het eeuwige leven. Terwijl alle andere mensen, ook de godsdienstige mensen, het Woord niet zo nauw nemen, Hij keurt het toch goed?! Waar is de God van het oordeel. Hij komt gemeente, Hij komt! Die naar eigen goeddunken zullen verloren gaan voor eeuwig. Het maakt alles uit hoe wij in het leven hebben gestaan. Met de waarachtigheid van het Woord van onze God. Dat Woord dat wij in onze huizen, deels in uw hoofd hebben zitten en verkondigd wordt hier zondag aan zondag. Ik wil u aanwijzen waar de rollen definitief omgedraaid worden.
Neem het eens mee. Naar morgen. Zie die dag komt. Als een brandende oven. HEERE, met hoofdletters. De Jehova, de Verbondsgod. De goddelozen vertreden want ze zullen as worden onder uw voeten. Zegt de HEERE der heirscharen. Gemeente, deze gelukzalige gaan straks alleen maar in omdat de Heere Jezus Christus Zichzelf heeft laten verbrijzelen. In Zijn bloedstorting op de kruisheuvel Golgotha. Vader, Ik heb voleind het werk dat U Mij gegeven hebt te doen. Ik heb betaald. Tetelestai, het is volbracht. Vader, zie Mijn werk. Ik wil dat waar Ik ben ook degenen zijn zullen die U Mij gegeven hebt. Ze worden binnengehaald in de tempelzalen die boven zijn. Om dan verlost van alle strijd, miskenning, aan te mogen zitten aan de bruiloft van het Lam. Om Hem daar de lof en dank en aanbidding te brengen. Het was door U, door U alleen. Daar dat rode doorzichtige vel over mijn leven is gelegd in dat gedenkboek. Verlost van alle ellende en pijn mij altijd mag concentreren op de nooit volprezen Naam van Hem. Zult u daar straks daar ook bij horen? Mag u op de oudjaarsdag ook over nadenken: oude mensen moeten sterven, jonge mensen kunnen sterven. Kun je sterven? Kun jij sterven? Je weet toch wat dat betekent? Dat is God ontmoeten. Zul jij dan ook bij die ontelbare schare zijn met dat verheerlijkt lichaam? Naar dat Hij te prijzen en te roemen is tot in eeuwigheid. Ik denk, en ik wil er geen voorwaardelijke prediking van maken – begrijp mij goed, dat het bij Christus horen zich ook laat kenmerken door een nauwgezette levenswandel. De eer van de Heere zoeken. Let eens goed op. Die nauwgezette levenswandel begint ergens. Ik weet het nog goed, ik heb er niet van gemaakt. Ik weet nog heel goed waar dat begonnen is, ik was toen 18 jaar, ik laat het nu verder rusten. Waar begint dat? Begint de ware Godsvreze niet bij de bron? De bornput, Bethlehem. Ik bedoel nu met het oog op de Kerst die net geweest is. Bij de kribbe. Waar we die gezegende Borg en Koning in het geloof hebben mogen mijnen: mijn Heere en mijn God. Dan is ons leven gelijk die herders: God verheerlijkend en Hem prijzend. Te midden van alle ellende in deze tijd, de rug rechten, de Heere merkt het op. Het gaat zoals het gaat. Waarom gaat het de goddelozen wel? De Heere merkt het toch op. Er is een gedenkboek voor Zijn aangezicht geschreven. Degenen die aan Zijn Naam, Zijn eigenschappen gedenken. Ze zullen Mij een eigendom zijn en Ik zal hen verschonen.
Dan zult u wederom zien het onderscheid tussen de rechtvaardigen en de goddelozen. De god-lozen. Onderscheid tussen die Hem dient en niet dient. Is ons leven ook al zo ingediend? Te midden van de stormen die gaande zijn. De goddeloosheid is als in de dagen van Noach. Hebben we zo gestaan op Sions muren? Op de plaats waar de Heere ons gesteld heeft in het leven. Was er in al die moedeloosheid toch die vrezen des Heere? Het loopt de Heere niet uit. Kijk maar naar het Kerstevangelie. En het geschiedde. Hij maakt de geschiedenis. En, koppelwoord. Met een heilige precisie. Alle goddeloosheid moet meewerken aan Zijn werk. Is daar het vertrouwen dat de kerk, u en jou, in de holligheid van de zonden en schuld, straks dwars door de zonden en schuld heenleidt, om je als een reine bruid aan de Vader voor te stellen. Hebben we zo als de mirten vertrapt, de lieflijke geur mogen verspreiden? Christus is Overwinnaar. Mijn schild en de betrouwen zijt U o Heere en mijn God. Is Hij u te sterk geworden? Dat is een wonder. Als Hij in midden is, houd dan moed. Dan is het werk des Geestes in u. Hij verlaat nooit wat Zijn hand begon. Maar nu niet op uw lauweren gaan rusten. Maar maak u roeping en verkiezing vast. Om de daden van de Heere uit te dragen in deze boze wereld. Amen.
Zondag 30 december 2018 – Hersteld Hervormde Kerk Putten – ds. C.M. Visser [emeritus predikant, Barendrecht] – Maleachi 3 vers 16-18