In Psalm 103 prijst David God, zijn ziel verheugt zich in God. Vanwege Gods goedertierenheid die van eeuwigheid tot eeuwigheid is. God is zonder begin en zonder einde en een van Zijn karaktereigenschappen is Zijn goedertierenheid. Hij is bewogen met mensen: ‘Die, met ons lot bewogen, Om ons van zond’ en ongeval t’ ontslaan’ Zijn Zoon gegeven heeft die naar deze aarde kwam om aan Gods heilige recht te voldoen. Het is de Heilige Geest die mij leert om mijn zaligheid buiten mijzelf, waar ik enkel de dood vind, te zoeken in de Heere Jezus Christus. Het is Zijn bloed dat reinigt van alle zonden.
Psalm 103 vers 17: ‘Maar de goedertierenheid des HEEREN is van eeuwigheid en tot eeuwigheid over degenen, die Hem vrezen, en Zijn gerechtigheid aan kindskinderen‘.
De goedertierenheid van de Heere
1. Hoever die reikt;
2. Over wie die gaat.
Gemeente, geliefde doopouders, grootouders, zoals het Hooglied vanwege zijn diepte het lied der liederen heet, zo wordt Psalm 103 wel de lofzang der lofzangen genoemd. Nergens klinkt de lof aan God in de Psalmen van David zo groot. David begint zijn eigen ziel op te wekken.
Vergeet geen van Zijn weldaden. Je bent zo vergeetachtig. David roemt de grote weldaden van God. Hij begint met de grootste. Die al uw ongerechtigheden vergeeft. Die u kroont met goedertierenheid en barmhartigheden. Die uw jeugd vernieuwt als een arend. Zoals de Heere voor David is, is Hij voor Jood en heiden. Zo een vader ontfermt over de kinderen, ontfermt de Heere Zich over die Hem vrezen.
In de tekst spreekt David over de goedertierenheid van de Heere. Na deze inleiding zijn we bij het eerste punt aangekomen. Hoever de goedertierenheid van de Heere reikt.
1. Hoever die reikt
De tekst begint met maar. Met een tegenstelling. Hoe vergankelijk wij zijn. Uit het stof. De mens geformeerd uit het stof der aarde. Weet je wat er staat lieve kinderen? De Heere komt naar beneden. Hij neemt rode klei en vormt dan als het ware een mummie. Maar dan nog niet levend. Dan komt de Heere nogmaals naar beneden en dan blaast Hij de adem in Adam. Dan wordt hij een levende ziel. Het is dan als een mens die wakkert wordt en met zijn ogen knippert. Voor de eeuwigheid geschapen.
Na de zondeval stof zijt u en tot stof zult u wederkeren. Sterven. De bloem valt af. Met vindt haar plaats zelfs niet meer. Wat is dat niet actueel. Jonge en ouderen die sterven. Niet alleen vanwege het Coronavirus maar ook door ongelukken, andere ziekten en ongelukken.
Daar tegenover de goedertierenheid van de Heere. Het is van eeuwigheid tot eeuwigheid. Wat zou het betekenen, doopouders? Je voelt het toch wel een beetje aan toch? Goedertierenheid. Daar zit het woord goed in. Eigenschap, deugd van de Heere. Hij is genadig, barmhartig, weldadig. Maar de Heere is ook goedertierenheid.
Het Hebreeuwse woord voor goedertierenheid is chesed. Dat is verbondstrouw. Aan Zijn genadeverbond trouw gezworen van eeuwigheid. Dat is om van te duizelen, zou ds. G. Boer zeggen. Van eeuwigheid tot eeuwigheid. De Heere is van eeuwigheid. Hij is er van eeuwigheid tot eeuwigheid geweest. Heere, hoe kan dat nou? Maar Heere wie is dan Uw vader en moeder geweest?
Wij wel. Wij zijn in de tijd geboren. De Heere God die onze Schepper is, die is zonder begin en einde. Mozes bidt in verwondering. Van eeuwigheid tot eeuwigheid blijft U God. De onveranderlijke. Zijn verbondstrouw is daarom ook van eeuwigheid. David is daar zo verbaast over. Maar de goedertierenheid is van eeuwigheid tot eeuwigheid. Wij komen bij onze tweede gedachte.
2. Over wie die gaat
Die goedertierenheid gaat over die Hem vrezen. Komma. Hun kindskinderen. Die Zijn bevelen gedenken en denken die te doen. Doopouders, gemeente, wat houdt dat nou in Zijn verbond houden? Hoe doe je dat? Aan Zijn bevelen denken om die te doen? Kunnen wij dat doopouders?
Kunnen wij dat? Nee, nu helaas niet meer. Ik hoop dat je de pijn voelt uit de trekkende liefde van de Vader. Voel je de pijn? Wij konden het wel. In de staat der rechtheid. Wij waren goed, wat zeg ik, zeer goed. In ware kennis, gerechtigheid en heiligheid geschapen. Zo heeft de Heere met Adam en Eva en ons het werkverbond opgericht.
Doe dat en u zult leven. Die mens wist niet wat zonde was. In de weg van gehoorzaamheid krijgt u met Mij het eeuwige leven. Eeuwig gelukkig zal zijn en Ik verhoogd zal worden in Mijn eigen werk. En de bedreiging: ten dage als u daarvan eet zult u daarvan eten.
En Adam, ons verbondshoofd, heeft ervan gegeten door ingeven van de satan. En wij door represent verbondshoofd. Daardoor zijn wij ontrouw geworden aan onze Schepper. Wij hebben het werkverbond verbroken. Daarom liggen wij onder de vloek van het verbroken werkverbond.
De drievoudige dood hebben wij verdiend. De tijdelijke dood, de lichamelijke dood en de eeuwige dood. Tenzij wij vergeven worden. God had het genadeverbond al klaarliggen. Ik zal vijandschap zetten tot haar zaad en uw zaad. Wij en onze kinderen in zonden ontvangen en geboren zijn door Gods wonderlijke trouw en goedheid op het erf van het verbond geplaatst.
Calvijn noemt dat de buitenste cirkel van het genadeverbond. Dat wij de Bijbel hadden. Zo wilde God met gene volken hadden. Zo moeten wij vanuit die buitenste cirkel naar die binnenste cirkel getrokken worden. Die Middelaar van het verbond. Vaste hoop en vurige liefde.
Wij zijn gehouden om Gods bevelen te denken en te doen. De Heere doet van Zijn eis geen afstand. Hij kan van Zijn heiligheid geen afstand doet. Maar hier eindigt de preek niet. Dit is pas het begin.
Wij gaan op de leerschool van Christus leren door ontdekkende genade schuldige onmacht die ligt ten diepste verklaard in de schuldige onwil. Dan komt er plaats voor de tweede Adam. De eerste Adam niet geleerd, is de tweede Adam niet begeerd. Die heeft het wel volkomen gedaan. Die gezegende Middelaar.
Ik hoor Hem spreken in de stilte van de eeuwigheid. Om de uitverkoren zalig te komen. Toen stond de Zoon op. Ik heb lust o Mijn God om Uw welbehagen te doen. Zo is Hij gekomen in de volheid van de tijd. Niet om te verderven, dat doen we helaas zelf, maar om te zoeken, om te behouden. Hij heeft die lieve Borg actief, daadwerkelijk gedaan. Passief, lijdelijk heeft Hij de vloek gedragen en weggedragen.
Zie het Lam Gods dat de zonden der wereld wegdraagt. Het Avondmaalsformulier zegt zo kostelijk dat Hij met het bloed het vaste fundament besloten heeft toen Hij zei ‘het is volbracht’. Al Gods gekrenkte eigenschappen had Hij harmonieus met elkaar verzoent. Genade, gratia door recht kan wegschenken aan een zondaar zonder dat God iets tekort wordt gedaan.
Over wie gaat de goedertierenheid, dominee? Mooie vraag. Over alle mensen? De goedheid, de algemene genade, de algemene goedheid van de Heere is over alle mensen. Hij laat het regenen over de goede en kwaden. Anders zou het hier een en al moorden worden. Maar daar gaat het hier nu niet over. Het gaat over degenen die Hem vrezen.
Is het dan een conditie? Als het een voorwaarde was, dan kun je de kerk wel sluiten. Er is niemand die goeddoet. Het is een gift, een weldaad. Alle schatten liggen op een tafel tentoongespreid. De wedergeboorte. Het waarachtige geloof. De heiligmaking. De dagelijkse vernieuwing. Weldaden, giften zijn van het genadeverbond. Zo is ook de vreze des Heere ook een gift van het genadeverbond.
Nou vraagt u terecht van mij: dominee, u moet wel een beetje dieper gaan. Wat is de Heere vrezen? Daar zit ik mee. Wat houdt het in? Ik zal eerst zeggen wat het niet is. Geen slaafse, bange vrees. Dat de mens alleen maar bang is voor de straf, de hel. Ook geen geknechte vrees. Dat was die oudste zoon. Hij had geen nieuw hart. Hij had een boos hart, er was niets van de liefde van God in.
Hoe kan dat nou? En ik hè, daar komt de vuiligheid. Ik heb nooit iets verkeerd gedaan. U hebt mij nooit een bokje gegeven. Hij weigert. En wat doet de Vader? Die gaat naar buiten. Jongen toch, kom binnen. Al het mijne is het uwe. Wij behoren toch blij te zijn en vrolijk, deze uw broeder was dood en is levend. En hij weigert naar binnen te komen. Dat is slaafse vrees. Geen nieuw hart.
Maar die jongste zoon. Die had berouw. Die Vader ziet hem, wast hem. Zo is nou de Heere God in de Heere Jezus Christus. Dat is die kinderlijke vreze. De jongste zoon die tot zichzelf komt. Dat bestaat uit Godskennis vanuit zelfkennis. Dan geef je je vrienden niet meer de schuld. Ik ben die man. Ik zal opstaan. Ik ben niet waardig Uw zoon genaamd te worden. Hij gaat met een boetvaardig hart, echt berouw, gaat hij terug.
O als ik daar maar op de stoep zou mogen slapen, of in de hooiberg, als ik elke dag maar uw aangezicht mag zien. Die kinderlijke vreze. Godskennis. Zelfkennis. En kennis van de Heere Jezus. Ken je er ook iets van? In het begin kun je het allemaal nog niet verklaren. Door de Heilige Geest ontvang je eerbied voor de Heere. Gepaard met liefde tot de Heere en alles wat van de Heere is.
Dat Hij een goeddoend en liefdevolle Heere is. Wat ik gedaan heb, wee mee. Doopformulier: mijzelf mishagen. Mijzelf verootmoedigen, bukken en buigen. Door de Heilige Geest leer ik buiten mijzelf, niet in mijzelf daar vind ik de dood, de zaligheid te vinden. In het bloed van de Heere Jezus Christus wast mij van al mijn vuile zonden.
Dat water van de doop wijst naar het bloed van Jezus Christus. Ik hoop doopouders dat je dat zo mocht aanschouwen. Door dat water mocht zien door de verlichting van de Heilige Geest aan ons kindje willen toepassen naar Uw belofte. Ook aan mij als vader of moeder. Niet voor de wereld opvoeden maar voor u de Heere.
Zo mag ik leren door de leerschool van de Heilige Geest dat de vreze des Heeren rein is. Zij opent een fontein. Van heil dat nooit vergaat. Ze is het mensdom meerder waard dan het fijnste goud. Nu gaat de verbondstrouw van de Heere als een koepel, als een regenboog over degenen die Hem vrezen. Ook aan de kinderen en kindskinderen. Gods gerechtigheid, niet Zijn eisende en straffende bedoeld, maar hier staat bijna Zijn goedertierenheid. Psalm 100 vers 4. Zijn goedheid en trouw. Nogmaals, geen voorwaarde maar gave. Vrije gift uit het eeuwige verbond der genade.
Toe te passen en toe te eigenen. De tijd gaat helaas ook door. Jeremia 31. Ik zal mijn wet in mijn binnenste geven. En Ik zal het tot een God zijn en Mij tot een volk zijn. En de vrede van uw kinderen zal groot zijn. Mag dat een werkzaamheid geven. O God aanschouw het verbond. Gemeente, de verplichting, de verantwoordelijkheid ligt op ieder van ons. U hebt uzelf plechtig verbonden om de kinderen te onderwijzen in de leer die naar de Godzaligheid is.
Niet met moet, moet, moet. Dan komt u erachter dat opvoeden helemaal niet moeilijk is maar onmogelijk. Maar voor de goede God is niet onmogelijk. Alles wat Hij eist krachtens Zijn genadeverbond, dat wil Hij uit vrije genade schenken om niet. Alleen om de verdienste van Christus. Daarom daalt de Heere zo laag af.
En gaat als het ware voor ons liggen. En vraagt als het ware: kijk Mij eens aan. Doe uw mond wijd open en Ik zal hem vervullen. Wat een wonder als Hij in die weg Zijn Zoon aan u gaat openbaren. Ik voor u daar u anders de eeuwige dood had moeten sterven. Je komt in de verwondering, in de aanbidding terecht. Wat wordt er dan een aanhoudend bidden en pleiten geboren. Aanschouw het verbond o God, maak waar wat Uzelf beloofd heeft.
U hebt een arm met macht. Dat voelen de kinderen of het papa en mama oprecht is of er maar een beetje bij hangen. Als deze zaken zijn beslag gaan krijgen, dan voelen de kinderen in de waarschuwing, in het onderwijs, dan voelen de kinderen, papa en mama hebben een nieuw hart. Woorden wekken maar daden trekken.
Zo heeft de Heere in de bedding van het genadeverbond via de vreze van ouders en grootouders willen trekken en lokken. Wat zou het groot zijn als alle kinderen zo getrokken worden. Daar mag je elke dag om vragen, kinderen. Boze dat ik heb gedaan, zie het Heere toch niet aan, schoon mijn zonden vele zijn, maak om Jezus’ wil mij rein. Amen.
Zondag 18 oktober 2020 – Hersteld Hervormde Gemeente Putten – ds. C.M. Buijs – Schriftlezing Psalm 103 vers 13-18 – bediening van het Woord en sacrament van de Heilige Doop