Jezus, de Zoon van God, is naar deze aarde gekomen en heeft onder ons gewoond en onder ons geweend. De kortste tekst in de Bijbel staat in Johannes 11 vers 35: ‘Jezus weende’. Voor Hij de doodsmacht verbreekt bij de opwekking van Zijn vriend Lazarus laat Hij de doodsmacht toe in Zijn eigen hart en gevoel. Hij is kwaad, woedend over de dood. Meer dan verbolgen. De dood is een vijand, een inbreker die de mooie schepping is binnengedrongen. Jezus huilt niet alleen om Lazarus, maar om al dat leed in deze gebroken schepping. Maar Jezus heeft de dood overwonnen. Hij ís de Opstanding en het Leven. Gelooft u dat? Dan zult u eeuwig leven, al ware u gestorven. ‘Kom naar buiten én kom naar binnen!’

Johannes 11 vers 35: ‘Jezus weende‘.

Het Woord heeft onder ons geweend

Gemeente, zal het ooit ophouden? In het achter ons liggende kerkelijk jaar was er een periode van acht maanden dat er niemand van onze gemeente gestorven is. Maar ook in die maanden ging het natuurlijk in ons dorp en in de kring van familie en vrienden van gemeenteleden toch ook door. En we weten het allemaal hoe dan ook: er zal een zondag komen waarop een collega of ikzelf u en jij weer vraagt om op te staan van de zitplaats en dan noemen we weer een naam. Dan staan we even stil bij zijn of haar leven. We gedenken, we zingen.

Zal er ooit een jaar komen dat we niemand te gedenken hebben? Dat alle ouderen, alle jongeren er een jaar hebben bijgekregen. De dood zegt: nooit genoeg. Jaar in jaar uit, gedenken we en leven we mee met de broeders en de zusters die treuren. Want ook dit, ook deze zondag hoort bij gemeente-zijn.

We schudden het verdriet niet even van ons af, in de zin van: nu gaat het leven verder en je kunt niet altijd stil blijven staan bij het verlies en bij het verdriet. We lopen er niet aan voorbij. We ons wel heel in het bijzonder het woord van de apostel Paulus in herinnering brengen: als één lid lijdt, dan lijden alle leden mee. In de gemeente zeggen we niet: het is nu al zoveel maanden geleden. Want wat zijn nu eigenlijk maanden? Of langer geleden: wat zijn jaren? Als je het gevoel hebt geamputeerd te zijn, dat een geliefde is losgescheurd. Hier mag ruimte zijn voor rouw, voor de tranen.

Daar willen we vanmorgen bij stilstaan. Kortste tekst uit de Bijbel, twee woordjes maar. ‘Jezus weende.’ Ik zeg toch niet teveel dat een man niet graag huilt. En als het al gebeurt dan doet hij zijn best om te verbergen. Denk voor mezelf nog even terug aan die zondagmorgen na het overlijden van [naam] en dat ik hier onverwachts toch stond. Dan sta je geroerd en dan probeer je je stem in bedwang te houden. De Heere Jezus heeft ook gehuild. Niet afgewend. Niet z’n best voor gedaan. De Evangelist Johannes verhult het niet. Jezus weende.

In het verlengde van Johannes 1 leven. Het Woord, Jezus, is vlees geworden. Onder ons gewoond. Onder ons geweend. Hangt met elkaar samen. Er is in dit geval een concrete aanleiding. Een vriend gestorven, Lazarus. Wanneer de vriendschap begonnen is wordt in de Bijbel niet verteld en ook niet waardoor. Schrokken ze misschien van de groeiende vijandschap van de Farizeeën? Had Martha het gezegd tegen haar broer: zullen we Hem een keertje uitnodigen om bij ons te komen. Meester, Rabbi, als u hier bent, dan kunt U bij ons komen om te eten, uit te rusten. Ruimte genoeg. Wonen vlakbij. Discipelen mogen ook komen.

“Het Woord, Jezus, is vlees geworden. Onder ons gewoond. Onder ons geweend.”

Vriendschap met Lazarus. Stille Lazarus. Maria ook stil. Spontane en gastvrije Martha. Altijd bezig. Stilzitten was niet haar sterkste kant. Beeld van dit gezin. Lazarus ziek geworden. Het zag er niet goed uit. Prachtige naam. Griekse naam voor Eleazar. De Heere helpt. Maar dit geval ging het niet goed. Jezus in Berea. Overkant van de Jordaan. Iemand op Hem af gestuurd. Zou wel genoeg zijn. Onbegrijpelijke gebeurde: toen Jezus het hoorde bleef Jezus nog twee dagen waar Hij was. Wisten Maria en Martha natuurlijk niet. Kracht liep uit Lazarus weg. Samen rekenen: Hij had er nu wel kunnen zijn. Lazarus blies zijn laatste adem uit. Bezoekers kwamen begeleiden hem naar de laatste rustplaats.

Door de tranen heen zien ze hoe de steen voor het graf werd gelegd. Het was voorbij. Het moeilijkste: waarom? Hield Hij dan niet van hem? Dagen kropen voorbij. Vier dagen later het bericht. Jezus komt eraan. Martha gaat Hem wel tegemoet, Maria blijft zitten. Proeft een verwijt. Heere als U hier geweest was. Hier en niet daar. Dan zou mijn broer niet gestorven zijn. Zichzelf corrigeren: maar ook nu weet ik dat God alle dingen die van Hem vraagt geven zal. Broer zal opstaan. Denkt Martha niet aan vandaag, maar aan de jongste dag waarop ze zullen moeten wachten.

Jezus zegt, een van de machtigste woorden die ik elke begrafenis laat klinken: wie in Mij gelooft zal leven al ware hij ook gestorven. Wie de Mijne is, wie door het geloof aan Mij verbonden is die leeft ook al is hij gestorven. Daar kan de dood niet meer bij. Niet sterven in eeuwigheid. Geloof je dat? Laten we dat vanmorgen in de oren knopen. Inclusief de vragen: Ik ben de Opstanding en het Leven. Geloof je dat? Een ding wil de Heere Jezus aan Martha en ons duidelijk maken: Ik kom nooit te laat. Ja maar als de dood nu toegeslagen heeft? Nee, Ik ben niet het leven tot aan de dood maar Ik ben het opstandingsleven. Leven ná de dood, leven achter de dood, leven tot over de dood.

Dat gaat Jezus nu rond het sterven van Lazarus illustreren met een geweldig wonder. Overmachtig. Maar ook met een diepe bewogenheid. Maria ook tot Jezus geroepen. Rouwstoet bij zich. Om haar te condoleren, te troosten. Aan de voeten van Jezus: was maar hier geweest. Precies diezelfde woorden. Ik denk dat die woorden in het sterfhuis telkens herhaald zijn. 100x tegen zichzelf gezegd, tegen elkaar uitgesproken. Was Jezus maar hier.

Dan krijgt het gebeuren een aangrijpende wending. Nu zou je denken dat Jezus rechttoe rechtaan naar het graf van Lazarus, wekt Hij hem op uit de dood. Nee, Hij gaat nog niet naar die doodsmacht toe in het graf van Lazarus. Hij laat eerst die doodsmacht toe in Zijn eigen hart. In Zijn eigen gevoel. Wanneer Hij Maria en haar gevolg zo ziet huilen, wordt Hij zelf zo bewogen in de Geest. Vers 33. Eigenlijk staat er, hier te verhullend vertaald. Verbolgen. Vergramd. Vergramd in Zijn Geest. Jongeren, weet je wat het betekent? Toornig. Woedend. Kwaad. Johannes aarzelt niet om dat woord te gebruiken. Niet over de mensen die hier huilen. Maar over de dood. Die vergramdheid hier is meer dan bewogenheid. Die bewogenheid komt zo. Maar dit is verzet. Het ongenoegen van God de Zoon die kwam uit de hemelse heerlijkheid om mensen, stervelingen, te bevrijden uit de macht van de dood waarin ze zijn gevangen. Die Goddelijke afkeer van de zonden en de duivel die zonden en verderf zaaien.

Velen onder ons weten hoe pijn dat doet als je wordt losgescheurd van elkaar. En die dood die ook een scheiding brengt tussen God en mensen. Dood is een vijand. Ook van Jezus. Jezus is het Leven. Compleet tegendeel van de dood. Herkennen we dat? Iets van dat verzet. Soms willen we dat ook nog weleens wat onderdrukken bij onszelf als we worden geconfronteerd met de terreur van de dood. Hoeveel beelden zien we niet. Rampen, ellenden, dood. Volkerenmoorden. In januari was ik in Auschwitz. Grootste begraafplaats ter wereld. Als je daar voelt, rondloopt, stilstaat. Of je hoort van verkeersmisdrijven. Ongeneeslijke ziekten. Aangrijpende berichten van overlijden die erin hakken. In de gemeente, in het dorp. Ik kan me niet voorstellen dat we daar geen last van hebben. De vragen die dat oproepen. En ook de weerzin, het verzet. En dat is legitiem. Roepen naar de Heere: wanneer is die dood nu eens een keer achterhaald door het leven.

Juist op deze eeuwigheidszondag. De laatste zondag van het kerkelijk jaar als we weer op de Adventstijd aangaan. Laat Uw Koninkrijk doorbreken. Bereid ons voor op die grote dag. Heere Jezus kom! Zet er haast achter. Hartstochtelijk gebed om Zijn komst en een hartgrondige afkeer van de dood en het verderf. Die als inbreker die mooie en goede schepping van God is binnengedrongen. Maar dan zeg ik er vanmorgen er wel iets bij. Als die protesthouding van ons maar wel wordt ingevuld achter het schuilgaan van Christus. We moeten ons goed beseffen dat er Een geweest is, maar Een in de hele wereldgeschiedenis, met recht vertoornd kon zijn op de dood en op het graf. Snapt u wat ik bedoel? Wij niet helemaal het volste recht. Maar Jezus. Jezus had part noch deel aan de zonden. En dus ook aan de dood.

De Bijbel zegt: de dood is het loon op de zonden. Dan gaan wij niet vrijuit. Wij zijn altijd wel ergens medeplichtig ten diepste. Wij kunnen niet zeggen ik heb part noch deel aan het kwaad. Wel aan een bepaalde daad, maar niet aan hét kwaad, de zonden. Jezus was de grootste uitzondering. Niet medeplichtig aan de dood en de ondergang. Als er Een recht van spreken had, dan was Hij het. Jezus verbolgen over de dood maar niet alleen verbolgen, Hij raakte ook in ontroering. Hij liet dat niet op afstand blijven maar Hij liet dat toe in Zijn hart. Er staat eigenlijk: Hij ontroerde Zichzelf.

En dan vraagt Hij het: waar hebben jullie hem gelegd? Niet zomaar een vraag. Waar hebben jullie hem begraven? Maar, om zo te zeggen, met een bevende stem en trillende lip. Kom maar kijken. Kom maar zien. Dan staat er heel kort. Jezus weende. Het Griekse woord betekent: Hij liet Zijn tranen druppen. Stil verdriet waarbij geen woorden gesproken worden. Maar wat wel zichtbaar was voor de omstanders.

En vanmorgen wil Johannes het tegen ons zeggen: zie je het? Jezus huilt. En Hij schaamt zich er niet voor. Dus wij hoeven ons ook niet te schamen voor onze verstokte stem, voor opwellende tranen. Als we huilen om het verlies van een geliefde, als we huilen om al het leed om ons heen. Als we erom huilen, dan zijn we in goed gezelschap. Jezus die onder ons wonen wilde, wilde ook onder ons wenen. Waarom?

Dat is duidelijk zeggen we. Om het verlies van Lazarus. Nu zegt een ander, dat vind ik nog niet zo voor de hand liggen want waarom zou Jezus huilen om het verlies van iemand waarvan Hij weet dat Hij hem daarna weer opwekt uit de dood? Dat moeten we toch niet te makkelijk zeggen. Op dit moment is Lazarus dood, ligt Zijn lieve vriend in het graf. Ook voor Jezus was dat uiterst reëel. Hij is ons in alles gelijk geworden. Hij die helemaal weet hoe dat gevoeld heeft. Zo werkelijk dat Hij huilde.

Ik geloof dat dit verdriet verder reikt. Hij weent niet alleen om maar ook mét de wenenden. Wanneer weent Hij? Ook als Hij als Hij Maria ziet huilen, de anderen. Hij zucht met de schepping. Hij voelt met ons mee. De Heere Jezus staat niet ver weg van ons lijden en onze pijn. Hij is er middenin geweest. Iemand zei het eens zo: Hij is geen generaal die in een bomvrije bunker zit ver van het front. Hij heeft altijd dezelfde strijd gestreden als Zijn volgelingen. Hij heeft Zijn strijd op aarde gestreden. Hij weet wat het is om mens te zijn.

We noemen dat vandaag empathie. Een prachtig woord. Invoelen. Je hebt mensen die ontzettend empathisch zijn. Die zo met je mee kunnen voelen. In kunnen voelen. Jezus voelt in. En als christenen hebben we daar ook weet van, zoals Paulus ook zegt: ik weet dat deze schepping zucht als in barensnood zijnde, en hij zucht mee. Dat heeft hij van geen vreemde maar van Jezus. Hij weende. Ik lijd erin mee. Jullie rouw, pijn, wonden, waaroms. Denk nooit dat we in Jezus te maken hebben met een Heelmeester die zelf geen verstand heeft van wonden, van ziekte en pijn. Het tegendeel. Als wij bij een dokter komen en zeggen: dokter, ik heb hier zo’n pijn. En als we er dan bij zouden vragen: dokter, hebt u dat ook weleens gehad? Dan zal een dokter soms moeten zeggen: nee, dat heb ik nog nooit gehad. Dat zegt Jezus nooit. Hij heeft het doorvoeld, doorleden. Hij heeft er weet van.

Jezus huilt niet alleen om Lazarus, maar om al dat leed in deze gebroken schepping. En dan denk ik dat er nog een derde reden is waarom Jezus huilde: omdat dit sterven een gevolg is van de afval van God. Eerlijk is eerlijk. Elk sterfgeval herinnert ons aan de afval van het leven. In de Hof van Eden, het Paradijs, had je van alles en nog wat. Maar er was nergens een plekje dat je kon aanduiden als de begraafplaats. Maar de aarde buiten het Paradijs, met al die mooie plekken in natuur en cultuur waar we van genieten mogen, en moeten: dat is goed. Maar ondanks dat is het wel een wereld geworden met tranen. En die tranen worden verdiept als de bodem van het leed in zicht komt. En dat is onze eigen schuld.

Jeremia roept het ergens uit: wat klaagt toch een mens? Een ieder klage vanwege zijn zonden. Dat is iets wat we beoefenen in onze omgang met God. Maar het is ook deze klacht die Jezus overneemt. Niet alleen het zondeleed liet Hij over zich komen maar ook de zondeschuld wilde Hij wegdragen. En daarmee denk ik dat we bij het diepste zijn van deze wenende Heiland. Terwijl Hij loopt naar het graf is Hij Zich bewust dat ook dit onderdeel is van Zijn eigen gang, Zijn eigen graf. Golgotha. Van Bethanië gaat het straks naar Golgotha. Hij is onderweg. Ik denk dat Hij het kruis en het graf al voor Zich gezien zal hebben.

Waarheen is Hij op weg? Naar het graf van Lazarus, zeker. Maar daarachter ligt Zijn eigen graf. Straks zal Hij een dode worden. Hij zal Zich gevangen laten nemen, Zich laten bespotten en geselen, Zich laten kruisigen. De grafspelonk in laten dragen. Net als Lazarus. Grafdoeken, zweetdoeken. Met dit verschil dat Jezus dit zal overkomen omdat Hij hét offer heeft gebracht en de zonden heeft gedragen en de doodsterreur op Hem is uitgewoed. En daardoor had Hij macht om Zijn leven af te leggen en het weer te nemen. En dat geeft Hem bij voorbaat ook de macht om Lazarus terug te roepen uit het graf.

Kom naar buiten! Ja, als Jezus daar staat te wenen, dan zeggen de omstanders: kijk, hoe lief Hij hem had. En ze hadden gelijk. Maar wat ze nog niet wisten is dat deze Jezus Lazarus zó liefhad dat Hij niet alleen maar weende over hem maar dat Hij ook voor hem de dood inging. Wij mogen dat weten. Rekenen we ermee? Rekenen we ermee ook als we staan aan het graf van een geliefde? Rekenen we ermee als die dag komt dat we zelf moeten sterven? En trouwens ook nu al in onze gezonde dagen? Zie hoe lief Hij ons heeft gehad én nog heeft.

Hij kwam bij ons in de dood. En Hij zal het zijn, zo waar als Hij Jezus heet, die roept: Lazarus, kom uit de dood. Hij kwam Zelf uit de dood. Niet als Lazarus voor een tijdje die opnieuw moest sterven, maar van een leven dat geen einde kennen zal. Ik ben de Opstanding en het Leven. En dat Leven houdt Ik niet voor mezelf. Nee Ik leef, maar ook u zult leven. Martha, Maria, Petrus, ook u, vul uw naam maar in. Geloof je dat? Geloven we dat? Dat Hij de Opstanding en het Leven is?

En dan is er ook reden om te hopen. Voor hen die door het graf en de dood is heengegaan en de Overwinnaar is. En juist daarom durven we het ook aan. Om daar in de open lucht te belijden, uit te spreken: Ik geloof de opstanding van het lichaam. Bij deze kuil. Bij al het verdriet. Bij alle vragen soms geloven we dat Jezus Christus sterker is en dat deze kuil niet het laatste woord heeft. En wie die vraag beantwoordt: ja Heere, dat geloof ik. En of dat nu met schroom is of met vrijmoedigheid, dat maakt niet uit. Maar die zal straks ook die roep horen: Lazarus, hoe je dan ook heet, kom naar buiten én kom binnen. Dan is er geen verdriet meer, geen rouw. Dan zal Hij alle tranen van de ogen afwissen. Ja gemeente, als er dan nog tranen zijn, dan zijn het tranen van verwondering.

Amen.

“Lazarus, hoe je dan ook heet, kom naar buiten én kom binnen.”

Eeuwigheidszondag 25 november 2018 Hervormde Kerk Zegveld – ds. C.J. Overeem – Johannes 11 vers 35