De dichter van Psalm 147 ziet in de sneeuw en het ijs Gods majesteit en macht. Hagel, sneeuw, ijzel: het komt uit Gods hand. Hij is het die elk sneeuwvlokje bestuurt. De sneeuw en koude die we nu beleven, laten onze kleinheid en geringheid zien. De Engelse prediker Spurgeon wees erop dat je het rijk van de natuur een afbeelding ziet van hoe God handelt in het rijk van de genade. God zendt de vrieskou van de wet en het oordeel. Wie kan bestaan voor God? Niemand. Alleen in Christus is er redding. Hij heeft naakt gehangen in de vrieskou van Gods oordeel opdat Hij een Schuilplaats zou zijn voor hen die zichzelf als zondig hebben leren kennen.

‘Hij geeft sneeuw als wol, Hij strooit rijp uit als as. Hij werpt Zijn ijs als stukken; wie is bestand tegen Zijn koude?’ 

– Psalm 147 vers 16 en 17

Vrieskou en dooi

Gemeente, hoe prachtig ziet de wereld er vandaag uit! Nu het landschap met sneeuw is bedekt. Alles is bepoedert. De akkers zijn wit. De bomen met hun takken. De wegen wit. Adembenemend mooi, vindt u ook niet? Terwijl wij op ons bed lagen, in de warmte, vielen de vlokken naar beneden, voortgejaagd door de wind. Eerst een dun laagje, het werd al dikker en dikker. In onze omgeving 10-12 centimeter, hoorde ik. Op andere plaatsen meer.

Toen ik hoorde dat het stevig zou gaan sneeuwen, afgelopen vrijdag, dat het in de nacht van zaterdag op zondag zou gaan sneeuwen, rees in mij het verlangen om te gaan preken over Psalm 147. Dat wil ik al heel lang – als er sneeuw zou zijn. Ik houd van sneeuw. Jullie ook niet, jongens en meisjes? Zijn jullie niet graag in de sneeuw? Sneeuw is een fascinerend natuurverschijnsel. Heel bijzonder. Hoe die kleine volkjes als bolletjes wol naar beneden komen. Zachtjes en ongemerkt. IJzel, ijs, nachtvorst – we krijgen er volop mee te maken. Tonen ze niet de majesteit van God? God spreekt erdoor! God spreekt als het onweert – dat kreeg ik van huis uit. Maar God spreekt ook in het suizen van een zachte stilte. Of als de zon schijnt. Of de dauw op het gras – schittert als diamanten. En als het sneeuwt! En als de sneeuw weer gaat smelten. Als de dooi inzet.

Nu, wat God doet in de natuur: Hij geeft vorst en dooi. Hij doet het bevriezen en maakt weer vloeibaar. Wat God doet in het rijk van de natuur, is vaak een afspiegeling van wat Hij doet in het rijk van de genade. Ik las dat in een preek van Charles Spurgeon. Hij diende de gemeente van Londen. In de winter van 1866. Frost and Thaw. Vorst en dooi. Spurgeon zegt: God is altijd een onderwijzer. Hij wil ons altijd laten zien dat wat buiten gebeurd, om ons heen, in de zichtbare werkelijkheid, zo handelt Hij ook in onzichtbare werkelijkheid, in de herschepping. Hij laat het vriezen en dooien. Beide. Die twee.

Daar willen we vanmorgen met Gods hulp op letten. We staan stil bij Psalm 147. We letten op wat God doet in de natuur (in Zijn voorzienig beleid) en wat Hij doet in het rijk van de genade. Het thema is: Vrieskou en dooi. Je komt het beide tegen in vers 15-18. Vorst en dooi. Daarover vanmorgen.

1. Vorst

Gemeente, het boek der Psalmen eindigt met 5 lofpsalmen, psalm 146-150. Elk van deze psalmen begint met het woordje: Halleluja. En eindigt daar ook mee. En dat is ook wat we zien bij Psalm 147. Eerste woordje, laatste woordje: Halleluja. Halleluja. ‘Hallelu’: Hebreeuws voor: loven, prijzen, eren. En ‘ja’: afkorting van JHWH. De Verbondsgod, Ik zal zijn die Ik zijn zal. Prijs God. Loof de HEERE.

De brede stroom die het boek van de Psalmen vormt, mondt uit in een waterval van lofprijzing. Psalm 147 roemt de macht van God – Zijn majesteit. Zij laat zien hoe God Zijn macht aanwend: ten kwade en goede. Hij geeft herstel (vers 1-6), levensonderhoud (vers 7-11), Hij zorgt voor vrede (12-20). Psalm 147 bezingt de macht en heerlijkheid van God. En wordt die macht nu juist niet zichtbaar in Zijn Schepping? Schittert dat ook niet als Hij het rijk der natuur bepoedert met sneeuw? Glinsterende ijspegels. Ziet dat niet op de grootheid van God? De dichter is ervan overtuigd. Gods machtige hand gaat schuil achter die sneeuwvlokken, die nu naar beneden komen. Zijn machtige hand gaat schuil achter de vrieskou. Vers 16: Hij geeft sneeuw als wol. Hij werpt Zijn ijs als stukken in de rondte. Zie, Hij! Hij tekent het nadrukkelijk op. Niet de minste twijfel wie het laat sneeuwen. Hij. Hij doet het. God, de HEERE. Vijf hoofdletters. De God van het verbond. De God die Zich in genade verenigd met zondaren. Hij strooit hagel uit, werpt stukken ijs neer, schotsen en blokken.

Als je vandaag zo om je heen kijkt, je mag de hand van God, zó zien, maakt dat de sneeuw niet vele malen mooier? Hij maakt sneeuw. Elk vlokje komt uit Zijn hand. Elk vlokje? Ja! Elk ijskristalletje is door Hem ontworpen. Als creatie door Hem bedacht. Hij bestuurt de loop van de hagelstenen? Ik geloof dat van harte. Tuurlijk, achter ijsvorming en ontstaan van sneeuw gaan natuurlijke processen schuil. Mooi als je daar kennis en inzicht over hebt. Meteorologische verschijnselen – dat je dat enigszins kunt verklaren. Tegelijk, moeten we zeggen: sneeuw en ijs blijven ook een geheim hebben. Dat dringt zich op aan elk mens die het onderzoekt. Zie de schoonheid ervan! Zie het ontwerp, het design. Wijst het niet op een creatieve hand van God in de schepping? Ik ben ervan overtuigd (Romeinen 1) dat mensen die niet geloven, dat zij dat aanvoelen. Als zij vandaag door de sneeuw gaan, zij voelen aan: hier gaat de hand van de Schepper achter. Paulus zegt: wij onderdrukken dat. Gods kinderen doen dat niet. O HEERE, wie is een God als U?! Wat getuigt het alles van Uw grootheid en goedheid.

De dichter wijst ons erop dat de wegen bedekt zijn met ijzel. Dat de wind muren, wallen van sneeuw vormt. Dat gisteren het KNMI kwam met code rood. Dat is wat gebeurd, naar de wil van de HEERE. Op Zijn wenk. Vers 15. Hij, de HEERE, zendt Zijn bevel naar de aarde. Daarom is dat wat gebeurd in de natuur; omdat God dat wil. Zijn Woord loopt zeer snel. Psalm 33: Hij spreekt en het is er. Psalm 148, vers 7-8: Loof de HEERE, vanaf de aarde, vuur en hagel, sneeuw en damp, die Zijn Woord doet. Zie je dat?! Sneeuwvlokken doen het Woord van God. Ze doen wat God zegt. Onmiddellijk. Zeer snel. Moet je vandaag eens over nadenken. Zij gaan naar beneden. En gehoorzamen daarmee de wil van God. Ze volgen de lijn die God voor hen uitzet. Hij geeft sneeuw als wol. Hij werpt ijs.

Let op dat woordje ‘Zijn’. Zijn ijs. Zijn hagel. Zijn sneeuw. Kinderen, het is van God! Als je er vandaag overheen loopt: Mijn sneeuw, zegt Hij. Je mag er wel in spelen. Zeker! Als er ijs ligt, op het water, deze week: mijn ijs. Je mag er wel op schaatsen. Zeker. De HEERE is gul en goed. Mijn Schepping – maar je moet er wel goed voor zorgen. Wees een goed rentmeester. Psalm 24: de aarde is van de HEERE en haar volheid. Mijn ijs.

De HEERE zelf bepaalt ook hoelang het er blijft liggen. Wij kunnen dat voorspellen. Als ik het goed heb, blijft het een week liggen. Maar het is in Zijn hand. Ook de dooi. Hij doet alles smelten. Een warme zuidenwind; dan stromen de wateren weer ineen.

Zo bezingt de dichter de grootheid van God. Wat is God machtig, sterk! Zo in een paar uur tijd, heel het land bedekt met sneeuw. Niemand kan het tegenhouden. De machtigste, wijze, rijke man niet. Als God zegt: het gaat sneeuwen, wie kan Zijn hoog bevel ooit keren? Niemand. Als God zegt: het gaat dooien, dan gaat het dooien (of we het ermee eens zijn of niet). Onze HEERE is groot en geweldig in kracht (vers 5). Zijn wijsheid is onmetelijk. O wat is God groot! Psalm 147 bezingt de majesteit en macht van God.

En dan de geringheid van ons. Als we zien hoe groot God is, moeten wij een stapje naar beneden doen. Als wij buigen voor de HEERE, als we erkennen dat we mensen zijn, dan gaan we God loven. De grootheid van God tegenover onze geringheid. Vers 17: wie is bestand tegen Zijn koude? Als God het de komende week écht hard laat vriezen, wie is er tegen bestand? Ik had al ijskoude handen, toen ik de sneeuw van mijn auto verwijderde. Gaat gewoon pijn doen. Maar wie is er tegen bestand? Als het verder gaat dalen. Min 5, maar min 10. Maar min 20, 30? Dan Siberische vrieskou. Wie is bestand tegen de koude van God? O, zegt de dichter, is God niet groot?! Zijn wij niet gering. Wat stellen wij voor? Wij zijn maar nietige mensen. Minder in het oog van de HEERE dan een sneeuwvlokje. Psalm 147 roept op dat te erkennen en onder ogen te komen. En om God te loven en te prijzen. Hij wendt Zijn grootheid en macht aan ten goede voor allen die Hem vrezen. Om God daarin te eren. En zo in afhankelijkheid van de HEERE te leven. Om het van Hem te verwachten. Onze hoop op Hem te stellen! Dat is zo goed om dat te doen. Het is goed om in de HEERE te geloven. Het is goed om Zijn Naam te loven. Loof de HEERE, want Hij is goed.

Als wij dat niet doen, Hem niet erkennen en niet in afhankelijkheid van Hem leven, ja dan kan de HEERE ons tegenkomen. Ja toch? Hij kan het ons laten merken. Ook vandaag. Hoe machtig Hij is. Hij kan Zijn schepping en macht aanwenden om ons klein te maken. Om ons op de knieën te brengen. Hij kan er sneeuw en hagel voor gebruiken. Dat het keihard neerslaat op onze akkers, huizen, auto’s. Om de samenleving wat te laten ontwrichten. Niet uit hardheid, maar om wakker te schudden. Zie wie Ik ben! Leef niet zonder Mij! Erken je afhankelijkheid.

Psalm 147 leert ons dat, dat God dat kan doen. Hij kan Zijn macht aanwenden om wie hoog zijn, te vernederen (vers 6b). Hij is goed voor wie Hem vrezen. Maar Hij vernedert goddelozen. In Egypte was de 7e plaag met hagel. Dat is wat God doet. Als we Hem vergeten. Wel de gaven willen, maar Hem niet als Gever. Dan kan God ons tegenkomen. Om ons te laten ontwaken. Hij kan er ook virussen voor gebruiken – corona. Heb je Zijn stem al beluisterd in deze pandemie, die ons al een jaar in de greep heeft? Beluister je de oproep om terug te keren naar Hem? Niet autonoom, zelfstandig, je weg door het leven te gaan? Maar opzien tot Hem?! Hoor je Zijn stem! Land, land, land, hoor het Woord van de HEERE. Zie in de ijs en sneeuw hoe afhankelijk je bent van Mij! Besef dat Hij geen behagen heeft in de kracht van de mens. Mensen die op eigen kracht en inzichten varen. God kan Zijn macht aanwenden – Hij zál het doen, om ons te vernederen. Tot aan de grond toe (vers 6).

Nu zo bezingt Psalm 147 de macht van God – onder andere in de sneeuw en ijs. Hij laat zien dat God al wat hoog is, vernedert. Maar ook: al wat nederig is, wat zijn eigen geringheid erkent, om die te verhogen. Hij heelt gebrokenen van hart. Hij richt op die zachtmoedig zijn. Nee, dan geen vriezen. Maar dooi. Geen koude, maar warmte. Een zachte zuidenwind. Dan laat Hij de ijsblokken en rotsen op je levensweg (die je pijn doen, hartzeer geven), Hij laat ze smelten, Hij neemt ze weg. Dat is wat God ook doet. Hij wendt Zijn macht aan voor allen die Hem dienen. Hij zorgt – Vaderlijk (vers 11).

Het kan zomaar zijn, dat het in je leven moeilijk is. Dat er een gure wind waait. Dat je zegt: ik heb geen hand voor ogen, ik kan geen kant op. Alsof ik ingesneeuwd bent. Hoor! De psalmist zegt: God is zo machtig. Hij zorgt voor allen die hun hoop op Hem stellen. Put er moed uit. Ouderen herinneren zich vermoedelijk de winter van 1979. Vooral in het noorden spreken de mensen er nog wel over. Tal van inwoners raakten toen van de bewoonde wereld afgesneden. Op sommige plaatsen waren de huizen tot de dakgoot toe ingesneeuwd. Hoe gaat dit aflopen? Wat waren ze blij dat de overheid het leger inzette om de mensen te bevrijden! Dat is wat God ook doet. Hij ontzet allen die op Hem hopen uit hun benarde situatie. Hij redt hun van de dood. Hij zal hen immer om doen komen. De dag zal aanbreken, belooft Hij, dat de dooi zal inzetten. Dat alle moeite en verdriet zal wegsmelten. In dit leven, na dit leven. Hoop op de HEER, gij vromen, er zal verlossing komen.

U die de HEERE vreest, kijk vandaag eens naar de sneeuw. En verwonder je, terwijl je kijkt, over de macht van God. Verkondig jezelf: zo groot als Zijn macht is, zo groot is ook Zijn goedheid en genade. Niet alleen over anderen, maar ook over mij. Hij kan en wil en zal in nood, zelfs bij het naderen van de dood, volkomen uitkomst geven. Halleluja.

2. Dooi

Ons tweede aandachtspunt. De HEERE laat het vriezen en dooien in het rijk van de natuur. Dat zien we in de Schepping. Zijn machtige hand gebruikt kou of andere omstandigheden om al wat hoog is, wat zich tegen Hem keert, te vernederen. Maar wat vernedert is, weer te verheffen en op te richten. Nu, zó handelt God ook in het rijk van de genade. Als Hij mensen gaat redden van de zonde en de dood. Als Hij mensen tot geloof en bekering gaat brengen.

Dat is ook waar Spurgeon de vinger bij legt. Hij zegt: de Heere doet twee dingen. In de eerste plaats: Hij zendt vorst, vrieskou. De wet. In de tweede plaats, als de HEERE je tot bekering brengt, geeft Hij ook de dooi, warmte vanuit het evangelie. Zijn werk door de vorst van de wet, dan zendt Hij de dooi van het evangelie. Hij wil de vorst zenden – in het bijzonder tot hen die zeggen dat ze onbekeerd zijn. Die met gesloten ogen op weg zijn naar de eeuwigheid. Aan hen wordt verkondigd: het gaat niet goed met je. Je hebt gezondigd. Je verkeert in nood. De HEERE wil de wet verkondigen om de noordenwind te laten opsteken. Opdat je wakker wordt. Dat je zegt: wow, het is koud. Ik verga van de kou. Als je dát ziet. Ik ben stervende. Ik dacht dat ik leefde. Nu zie ik wat ik niet zag. Op weg naar de ontmoeting met God. Spurgeon zegt: Gods dienenaren moeten ontdekkend, ontmaskerend preken. De zonden voor ogen stellen. Spurgeon zegt: Gods dienaren moeten sneeuwballen werpen in het hart. Wat moet ik doen om zalig te worden, dat moeten hoorders zich afvragen. Zie het gevaar waarin je leeft. Wie kan bestaan in Zijn koude? Wie kan voor deze God bestaan? God is zo groot en goed. Hij kan alleen overweg met wat heilig is.

Is het wat je onder ogen ziet? IJskoude oordeel van de wet over je leven. Heb je dat wel eens ervaren? Dat de HEERE je schuldig stelt. Dat Hij je laat zien: Ik heb overtreden. Je kunt voor Mij niet bestaan. Als je zó voor Mij komt, dan moet ik tegen je zeggen (wat zal dat aangrijpend zijn): ga weg van Mij, u die ongerechtigheid werkt. Als je dat gaat zien, heb je de neiging om je te beschermen. Zoals in de kou: jas, muts, sjaal. Dan ga je ernstig worden, de HEERE zoeken, serieus worden. Maar de HEERE wil dat je onder ogen ziet dat je eigengerechtigheid dat dat een wegwerpelijk kleed is. Een dunne mantel waar de vrieskou van de wet doorheen blaast. De HEERE wil je ogen openen voor de ellende waar je van huis uit in verkeert.

Dit is ook mooi, las ik bij Spurgeon, in een andere preek: als het gaat om de overtuiging van zonden, bij de een als sneeuw, valt zachtjes op de aarde. Meer gelijkmatig, zonder diepe emoties. Anderen raken overtuigd door hagelstenen, die op de ramen kletteren. Schrik en heftige emoties. Maar waar het om gaat, als je onbekeerd bent of als je te hoog met jezelf staat ,dat je diepe indrukken krijgt. Je bent niet bestand tegen de koude van God. Je hebt een Zaligmaker nodig. Hij wordt je vandaag aangeboden. Ook vandaag. Jezus laat zich om niet aan zondaren aanbieden. Onvoorwaardelijk. Om niet. Christus die bescherming biedt tegen de gure noordenwind die uit de hoek van de wet waait. Christus, bij wie je veilig bent. Hij is een schuilplaats. Mag je Hem zien, bij Hem schuilen, dan zal je merken dat die gure noordenwind gaat liggen en je niet meer raakt. En dat vanuit het evangelie warme luchtstromen komen van vertroosting, vreugde. Dan zet de dooi in. Dan maakt de vrieskou plaats voor het evangelie. Bij de een gaat dat snel, bij de ander langzaam. Hoe ook, als dat gebeurd, als het evangelie opengaat, dan zing je: de winter is voorbij, de zangtijd genaakt, de bloeien worden gezien, de stem gehoord. Je hebt de Heere Jezus nodig. Hij is de enige en ware schuilplaats.

Op de Poolvlakte, waar het écht koud is (de Eskimo’s lachen om onze kou), die wonen in grote tenten, gemaakt van rendierhuizen. Een Tjoem. In zo’n tent is het warm – hoe zeer het ook stormt. Ouderen, kinderen: beschut tegen de intense, snijdende vrieswind. Tjoem. Christus is de ware Tjoem. Hij heeft de deur geopend in de vrieskou. O, kom allen tot Mij. Vind vrede met God. Zie op Mij!

Wie is bestand tegen Zijn koude? Tegen Zijn oordeel? God stuurt je weg in het oordeel. Wie is bestand? Dan mag je zeggen: ja, ik ben er tegen bestand. Niet ikzelf. Maar de HEERE Jezus Christus – bij wie ik bescherming heb mogen vinden. Ik kom in mij zelf zoveel onheiligheid tegen. Maar ik vertrouw op Hem. Zie vandaag Hem! Zie hoe Hij het oordeel van God over de zonde wegdraagt. Zie Hem aan het kruis, genageld. Man van smarten. De Schepper van hemel, zee en aarde. Ook van de sneeuw en ijs. Hij hangt daar aan het hout. Onbeschermd, naakt, zonder kleding. Het moment breekt aan dat de zon haar stralen intrekt. Hij gaat de nacht in. De nacht van de Godsverlating. Wat lijdt Jezus diepe pijnen in de kou van de verlating. Waarom hebt U mij verlaten? Zie deze Heere Jezus. Hij is tot een vloek gemaakt opdat een ieder die in Hem gelooft, vrede met God zal vinden.

Hoor het woord dat Jezus tot je zendt! Het Woord, Zijn nodiging. Wend u tot Mij en word behouden! Neig uw oor en uw ziel zal leven. Misschien is er iemand die zegt, o kon ik toch zien op Jezus, had ik een hart waarmee ik naar Hem kan uitgaan. Mijn hart lijkt wel bevroren. U hoeft uw hart niet eerst zacht te maken. U nodigt zo hard als u bent – zo ongelovig ook. Kom! Wie is slecht, hij kere zich tot Mij. Wie zo vandaag zo tot Hem komt, heeft vrede met God. En dan zal God voor je zorgen. Hij zal je in alles voorzien. God is, dat zegt deze Psalm, goedgunstig voor allen die van Hem zijn. Hij geeft herstel als je herstel nodig hebt. Levensonderhoud, als je kampt met tekorten. Vrede, als je onrust ervaart. Deze God zal in alles voorzien. Nu. En straks volmaakt. Verblijd je in de Heere – ook als je omstandigheden moeilijk zijn. Zo machtig als Hij is, zo goed is Hij ook.

Nu, wat een macht stelt de Heere ten toon in het rijk van de natuur! Wie zijn wij? Hij geeft strenge vorst. En wij zitten met de handen in het haar? Ik dacht, hoe kom ik bij de Bethelkerk? Het was goed te doen hoor. God geeft ook de dooi. Wat een wijsheid. Psalm 147 zegt, God wendt Zijn macht aan om al wat te hoog staat met zichzelf. Als je denkt: het valt met mij wel mee, wat kan mij gebeuren? God zal je vernederen! Individueel. Maar ook als samenleving. Maar wie zich vernedert en erkent: God, ik ben niet bestand tegen Uw koude, ik ben afhankelijk van U. Wel, God richt allen op die verbrijzeld en vernederd zijn, ook geestelijk. Als je denkt: ik geloof wel, tuurlijk. Maar als je het niet meer weet, o God, hoe moet het. Wees mij de zondaar genadig! Als je dat uitroept, Hij zal je verhogen. Echt. Hij heeft dat gebed lief. Wie op Hem vertrouwt, zal de goedertierenheid omringen. Halleluja. Lof zij de HEERE. Hoe goed is het om onze God te prijzen.

Amen.

Zijn machtig’ arm beschermt de vromen,
En redt hun zielen van den dood;
Hij zal hen nimmer om doen komen
In duren tijd en hongersnood.
In de grootste smarten
Blijven onze harten
In den HEER gerust;
‘k Zal Hem nooit vergeten,
Hem mijn Helper heten,
Al mijn hoop en lust.

– Psalm 33 vers 10 (berijmd)

Hervormde Gemeente Oud-Beijerland, zondag 7 februari 2021, Bethelkerk, 9:30 uur. Dienst via YouTube (i.v.m. coronavirus en sneeuw, code rood). Schriftlezing Psalm 147.