Sebna en Eljakim dienden als sleuteldrager, ambtsdrager, onder koning Hizkia. Het ging Sebna om zichzelf, om zijn eigen eer. Hij wordt ervoor gestraft. Eljakim dient, als een vader, de belangen van de inwoners. Hij heeft oog voor álle inwoners en vooral ook voor hun geestelijk welzijn. Zo moeten en mogen wij ook het ambt uitoefenen, als dat ons wordt gegeven in het midden van de gemeente. Dat kan alleen als we zien op de grote sleuteldrager: Jezus Christus. Hij droeg aan het kruis, als een sleutel, onze zonden. Wie op Hem ziet, wordt gered van zijn ego en leert zijn leven te besteden tot Gods eer.
De sleuteldrager
Gemeente, hij is in Jeruzalem een bekende verschijning: de sleuteldrager. Zo wordt hij in de volksmond genoemd. Een belangrijke positie aan het koninklijk hof: hij bepaalt wie toegang krijgt en wie niet. Hij opent deuren en hij sluit deuren. Voor hem zelf is geen deur gesloten – van schatkamer tot gastenvertrekken. Anderen zijn op hem aangewezen. Sleuteldrager. Hoge post. Jesaja wijst ons er 2 aan: Sebna en Eljakim. In vers 15 noemt hij hun formele titel. De HSV zegt hofmaarschalk. De Statenvertaling: schatmeester. Engels: steward. Een rentmeester, een schatmeester. We willen daar vanmorgen bij stilstaan, waarin we twee mannen mogen bevestigen tot ouderling en ouderling-kerkrentmeester. Uitgangspunt is vers 20 tot 22. Een streepje onder vers 21b.
Gemeente, het spreekt Sebna wel aan dat hij een bijzondere verschijning is. Hij geniet er zichtbaar van. Aandacht, achting, bewondering. Als hij met praalwagens door de stad rijdt. Het streelt zijn gemoed. Sebna. Aan het hoofd van de hofhouding. Hij draagt bijzondere kleding, je leest daar in vers 21 over. Sierlijk gewaad, een gordel om, op de heup een zwaard, op de schouder draagt hij een sleutel. Gemaakt van hout of staal; kan ook een sjabloon zijn, geweven in de stof van zijn mantel. Het is een symbool van het feit dat hij waakt over de toegang tot het koninklijk paleis: de wapenkamers, troonzaal. Hij verleent toegang. Hij bepaalt wie op audiëntie mag komen. Hij behartigt de belangen, hij gaat over de inkomsten en uitgaven. Verantwoordelijk werk!
Sebna oefent zijn ambt uit in een tijd van crisis. Hij dient aan het hof als Hizkia koning is (ongeveer 700 jaar voor de geboorte van Jezus). Een tijd vol onrust, spanning, onzekerheid. In delen van Juda zijn militaire eenheden van Assyrië. Een groot en machtig rijk in het Midden-Oosten. Vooralsnog richten zij zich op de Filistijnen in Gaza. Wat nu als ze onze kant op komen? Vers 10: ze zijn bezig met versterken van muren en drinkwatersysteem. Maar er is ook blijdschap en vreugde; niet in de HEERE. Maar in eten en drinken. Ze slachten koeien, ze drinken, eten. Tot groot verdriet van de profeet Jesaja. Hij gaat daar keer op keer op in. Hij roept op tot bekering, berouw, terugkeer.
Nou, in die bewogen tijd oefent Sebna het ambt van rentmeester uit. In naam van en vóór Hizkia. Waarschijnlijk doet hij dat voortreffelijk. Maar er is in zijn doen en laten een manco: al zijn handelingen worden besmet met wat er in zijn hart is. Die man oefent het ambt uit voor zichzelf, ten diepste. Zijn ego zit er tussen. Uit op eer. Meen je dat? Nou, kom maar mee.
Dan gaan we naar de oostkant van Jeruzalem. Het dal van Kedron. Zie je die mannen? Ze hakken een graf uit. Het wordt heel sierlijk. Een praalgraf wordt het. Een prachtig monument, voor Sebna. De rentmeester zorgt goed voor zichzelf in dit leven en ook voor na dit leven. Hij wil dat zijn naam onsterfelijk blijft. En vandaar dit praalgraf. Sebna is uit op status. En dat is wat de Heere, de God van Juda, in de profetenrol van Jesaja vaak aangeduid als ‘de Heilige van Israël’, niet kan dulden. Daarom stuurt hij Jesaja op pad.
Vers 17. Een aangrijpende boodschap. Zie, de HEERE zal u wegwerpen met een mannelijke wegwerping. Vers 18: u zult sterven, want (ik durf het bijna niet uit te spreken, weet je dat) u bent een schandvlek van het huis van uw heer. Ik zal u uit uw ambt wegstoten. Dit is de toekomst van Sebna. Wij weten niet wat er precies is gebeurd. Waarschijnlijk afgevoerd in ballingschap naar Babel. Is wat he. Hoogmoed komt voor de val, dat zie je hier. Huiveringwekkend! Voor ons allemaal een spiegel. Zó niet, zegt de HEERE. Zo niet! Zo moet je je werk niet uitvoeren, op school niet, op het kantoor niet, in het koninkrijk van God niet (zeker niet) en zeker niet als je een ambt mag ontvangen. En daarom wordt Sebna vervangen door Eljakim.
Eljakim, waarschijnlijk ook al in de hofhouding van Hikzia. Hij zal het werk anders doen. Heel anders. Gelukkig. Door Gods genade kan dat. Door Gods genade is het mogelijk dat wij het ambt anders mogen uitrichten dan Sebna.
Mannenbroeders, wat erg als we het doen als Sebna. Daar moet je toch niet aan denken! Wensen we elkaar niet toe, o nee. Integendeel: dat we het heel anders mogen doen dan Sebna. U die over enkele ogenblikken in het ambt zal worden bevestigd (en u die al korter of langer in het ambt staat): de HEERE kan en wil het geven. Een grote verwaardiging als we in het ambt mogen dienen.
Sebna stond in dienst van koning van Hizkia. Een koning die het goede met zijn volk had. Wij mogen in dienst komen van een veel betere Hizkia. De meerder Hizkia. Jezus. Is Hij het niet waard dat we Zijn belangen dienen en niet die van ons? Weet je wat Zijn belangen zijn? Zijn belangen zijn de belangen van de gemeente. Koning Jezus heeft werkelijk het goede voor met Zijn Kerk, met Zijn Gemeente. Hij wil dat het de gemeente goed gaat. En daarom wil Hij dat wij het goede voor hebben. Niet onze eigen belangen zoeken. Zijn belangen zijn de belangen van de gemeente. Daarom geeft Hij het ambt.
Sebna doet het niet goed. En daarom geeft de HEERE Eljakim. Hij wordt de nieuwe sleuteldrager. Hij mag het gewaad gaan dragen. Hij krijgt daartoe ook gezag, autoriteit. Wat geeft de HEERE over deze man een kostbaar getuigenis. Vers 20: Mijn dienaar. Mijn knecht. Die man heeft van de HEERE iets in zijn hart ontvangen. Dat had hij zelf ook niet. Dat gaf de HEERE hem. Een verlangen om nou voor de HEERE te leven. En het goede voor de HEERE te zoeken. Psalm 108: mijn hart, o Hemelmajesteit, is tot Uw dienst en lof bereid. Gods dienaar!
Wat nou zo kostbaar is, is de belofte die hij krijgt. Vers 21b: hij zal als een vader zijn voor de inwoners van Juda en Jeruzalem. Dat is wat! Een vader. Dat is wel even een verschil met Sebna. Je zult niet zijn als Sebna. Je zult als een vader zijn. Voor alle inwoners, voor jongeren en ouderen. Dat je rentmeester mag zijn, de belangen van de gemeente mag dienen (die van de Koning van de gemeente), Zijn goederen beheren, toezien op de inkomsten uit uitgeven, een ambt met grote verantwoordelijkheden; nu zegt de HEERE: Ik kan maken dat je dat als een vader in het midden van de gemeente mag uitoefenen. Laten we daar ook veel om bidden! Wilt U dat ook realiseren in mijn leven? Dat wat ik van huis uit niet ben: dat ik als een vader mag zijn. Er is behoefte aan, werkelijk, aan vaders.
Wat betekent dat, als je je ambtelijk werk als een vader mag verrichten? Ik wil er enkele dingen bij noemen.
- Een vader heeft allerlei verantwoordelijkheden. Het is hem uiteindelijk te doen om het welzijn van de kinderen: hij staat voor ze klaar, bij nacht en ontij. Ze kunnen altijd een beroep op je doen. Het gaat je als vader en moeder niet om jezelf. Het gaat je om het welzijn van je kinderen. Als het met je kinderen goed gaat, gaat het met mij ook goed. Paulus zegt dat (2 Kor. 12): kinderen moeten geen schatten verzamelen voor hun ouders, nee, ouders moeten schatten verzamelen voor hun kinderen. Ouders zijn er om hun kinderen te dienen. Zo mag Eljakim het ambt gaan uitoefenen; zo ook u, als ouderling-kerkrentmeester. Dat wil de HEERE geven: dat je blij wordt als het goed gaat met de gemeente (niet met jezelf, dat ook). De gemeente is er niet voor ons, voor voldoening of een naam. Daar heb u toch geen last van, dominee? Nou… De gemeente is er niet voor ons. Wij zijn er voor de gemeente. Snap je dat? En dat is ook goed. De HEERE wil ook liefde geven voor de gemeente. Dat wil Hij uitdelen in rijke mate. Een vader is er voor zijn kinderen, draagt goede zorg voor zijn kinderen. Een ambtsdrager draagt goede zorg voor de gemeente.
- Eljakim, zegt de HEERE, zal het werk mogen doen als een vader. Hij zal oog hebben voor ál zijn kinderen. Een goede vader heeft ook voor alle kinderen. Elk kind weegt even zwaar. Je trekt je kinderen niet voor, toch? Tuurlijk, elk kind een eigen aanpak. Voor heel het volk, heel de gemeente. Dat geldt ook ons. Wij zijn er voor héél de gemeente, niet voor een deel. Niet voor het deel dat ons het beste ligt. Zonder aanziens des persoons. Voor heel de kerk. In dienst van alle leden. Een vader richt zich ook op het heel het gezin. Hij is ook uit op eenheid. Toch? Ik ben er van overtuigd dat dat bij jullie ook zo zou zijn. Als er iets is, als ze overhoop liggen met elkaar, dat kan een vader toch niet verdragen? Een vader is uit op samen binden. Een eenheid vormen in liefde en waarheid. Daartoe worden wij, schatbewaarders van het huis van de HEERE, geroepen. Als ik er een ding over mag zeggen. Hoe zoeken wij de eenheid van de gemeente? Er komt veel op ons af, zeker in deze tijd. Ik denk dat belangrijk is dat we voortdurend vragen: HEERE, wat wilt U dat wij doen zullen? Dat je zó besluiten neemt, vergaderingen begint, met gebed en schriftlezing. Heilige Geest, komt U bij ons, leidt ons in de gesprekken. Dat wil Hij doen. Er ligt een probleem op tafel, je komt er niet uit – we hebben dat meer dan eens ervaren – ga je in gebed, in gesprek, de een zegt dit, de ander dat, er komt op eens iets op tafel en je komt tot een besluit. O HEERE, U hebt ons geleid hierin! Mogen we deze weg gaan? Niet wat ik wil, maar wat wilt U! Dat is het tweede. Voor eenheid – voor heel Juda, heel Oud-Beijerland.
- Als vader het ambtelijk werk doen betekent ook dat je oog hebt voor álle behoeften. Voor het geheel van noden. Als vader kijk je toch niet alleen naar de materiële noden. Ook naar de immateriële noden, hun psychisch en geestelijk welzijn. Dat is toch wat je weegt. Wat op je hart is! Dat je kinderen het goed maken, ook in geestelijk opzicht. In de dagen van Sebna en Eljakim was de nood groot. Er was een crisis. Sebna bekommerde zich er geheel niet om – hij had een mooi leventje. Bij Eljakim was dat anders, als dienaar van de HEERE, had hij het oog niet alleen op materiële belangen, maar hij had ook oog voor geestelijke belangen. Dat woog hem zwaar. Dat het volk niet opging in eten, drinken en vrolijk zijn. Maar dat het volk zou opgaan in het dienen van de HEERE! Is het zo ook niet met vader? De oude Johannes zegt: geen groter vreugde dan wanneer ik zie dat mijn kinderen wandelen in de waarheid (3 Johannes). Geen groter vreugde als ik zie dat mijn kinderen in de vreze des HEEREN wandelen. Niet dat alles in het kerkelijk leven als een geoliede machine draait, maar al wat ik doe, al mijn werkzaamheden, het gaat om de voortgang van het koninkrijk van God. Ik draag zorg voor gebouwen, techniek (zijn we dankbaar voor, juist in deze tijd), voor archivering, dat mag ik doen, wil ik ook goed doen, maar het gaat me er ten diepste om (dat is het verlangen en mijn gebed) dat de eer van de HEERE in het midden van de gemeente wordt grootgemaakt. Mag ik daar dienstbaar aan zijn! Met het oog daarop het werk doen. Daarom, mannen, laten we oog hebben voor de geestelijke belangen van de gemeente. Als je ziet wat er gaande is! We hebben het zó goed (materieel en financieel), maar laat het ons te doen zijn om de eer van God! En waarin wordt de HEERE geëerd? Als zondaren in de nood van hun leven veroordeeld, door het geloof de toevlucht mogen nemen tot Jezus Christus. Laat het daar in ons werk om te doen zijn. Laten we de geestelijke noden op ons hart dragen. Natuurlijk, tekorten en al die dingen, mogen ons ook wegen. Maar dat er zielen zijn onder ons die ten dode wankelen, flauwheid, biddeloosheid, wereldgelijkvormigheid: laat dat ons wegen. Dat er dwalingen zijn in onze gemeente, invloeden van buitenaf, dingen die de bijbels-gereformeerde leer schaden: laat dat ons zwaar wegen. Je moet soms ook dingen zeggen of maatregelen nemen die pijnlijk zijn. Dat je soms ‘nee’ moet zeggen tegen mensen. Dit is niet de weg van de HEERE! Dit is in strijd met de bijbels-gereformeerde leer. Laat het ons niet te doen zijn om de gunst van mensen (dat mag, waardering voor elkaar, mooi). Maar de gunst van mensen is een windvaan: vandaag zeggen ze ‘Hosanna’, morgen ‘Kruis Hem’.
Eljakim mag zijn werk doen als een vader. Zorg voor de kinderen. Alle kinderen. Materiële behoeften, geestelijke bovenal. Als een vader. In liefde. Met gezag. En tegelijk nederig, ootmoedig. Niet met het oog op eigen eer. Oog op de belangen van de ander. Niet als een vader. Dat is niet paternalistisch, bevoogdend. Ik weet dat allemaal wel. Nee. Bescheiden. HEERE, wat wilt U? Nederig! Zo belangrijk! De HEERE geve ons dat in rijke mate, die nederigheid.
Ik moet denken aan onze geliefde broeder (…) die ons in het afgelopen jaar is ontvallen. Hij oefende het ambt met grote vreugde uit. Hij was ook ernstig ziek. We spraken elkaar daar over. Dit blijft me altijd bij: wie zijn we, zei hij dan, dat we dit mogen doen? Wie ben ik dat ik het ambt mág uitoefenen? Dat is nederigheid! O God, wie zijn we! Wij mensen, die met U hebben gebroken. Zondige mannetjes. Nietig. Uit het stof gerezen. Ons als nietige instrumenten wilt gebruiken tot Uw eer en glorie.
Hoe kom je er toe? Hoe kom je er toe wat de HEERE je oplegt? Dat je dat getrouw en nederig, belangeloos, onbaatzuchtig mag doen? Daar worstel je misschien wel mee. Kan ik me indenken. Graag als Eljakim, maar Sebna in je voelen. Ik ben er van overtuigd dat zij die geroepen zijn door de HEERE, weten: dat wat Sebna heeft, heb ik ook. Dat wat van Sebna is, zit ook in mijn eigen hart. We kunnen in de uitoefening van ons hart met onszelf bezig zijn. Of de gunst van mensen: ben ik geliefd, kom ik over, zien ze me. Ja, ja. Eljakim kent Sebna, weet ik zeker. U niet? Ik wel. Sebna kent Eljakim niet. Sebna kent zichzelf misschien een beetje. Maar Eljakim komt Sebna in zichzelf tegen: dat hoogmoedige vlees. Dat kruipt overal doorheen. Ook bedreven in het met vrome woorden toe te dekken. Dat verlangen naar goedkeuring, om geraadpleegd te worden, vol vrees om afgewezen, beledigd, gepasseerd te worden. Dat vlees dat het niet kan hebben als anderen meer aanzien ontvangen. Heb u ook dat vlees? Jij? Hoe kun je dan, als je zo bent, als moeder, in nederigheid, ootmoedig je weg gaan?
Het kán! Het is wat de HEERE geeft. Hij belooft het Eljakim. Hij werkt het zelf ook uit. Hij laat je vlees onder ogen zien. Verkocht onder de zonde. Dat je niet Zijn gunst maar oordeel waardig bent. Maar Hij laat je ook de toevlucht nemen tot de grote sleuteldrager, de Heere Jezus Christus. Dan mag je door het geloof zien wie Hij is. Dan kun je het ambt nederig en ootmoedig uitoefenen. Dat ga je werkelijk het goede voor de gemeente zoeken. Het is belangrijk, mannen, dat we keer op keer terecht komen bij Jezus. Hij is de grote sleuteldrager; dat is wie Hij is. Openbaring 3: Schrijf, dit zegt de Heilige, de Waarachtige, die de sleutel van David heeft, die sluit en niemand opent. Hij is de grote sleuteldrager.
Hoe dan? Hij daalde neer in de volheid van de tijd. Naar de wereld gekomen en dat om zondaren, in wie geen goed is, op te zoeken. Zondaren die zich van God hebben losgemaakt. Het hemelhof verlaten, de deur voorgoed gesloten, met het voornemen nooit meer tot de HEERE terug te keren. Voor zulke mensen heeft Jezus de heerlijkheid verlaten. Wat heeft Hij gedaan? Hij heeft de zonde, als die van Sebna, op Zich genomen. Alle hebzucht, eerzucht, vlees, dat trotse, hoogmoedige. Deze Christus is bereid om als een schandvlek der natie Zich te laten wegnemen. Zie Hem gaan. Zie Hem vanmorgen gaan. Ken je deze Heere Jezus? Ik mag Hem u aanwijzen vanmorgen. Zie Hem gaan door de straten van Jeruzalem. Zie wat er op Zijn rug ligt: een sleutel van hout. Een kruis. Hij draagt een grote sleutel. Het houten kruis. Hij draagt het mee en buiten de stad laat Hij Zich eraan hechten. Zie Hem vanmorgen hangen, gehecht, vastgenageld aan het hout, als de grote Eljakim. Het kruis is nu de sleutel waarmee Hij voor zondaren de toegang tot het koninklijk paleis, het hof der hoven, opent. Omdat Hij betaalt voor de zondaren. Zondaren kunnen de toegang krijgen tot het Vaderhuis. Omdat Hij zich laat buitensluiten krijgen zondaren door Hem een vrije toegang. Omdat voor Hem de deur dichtgaat, gaat voor zondaren de deur wagenwijd open. Het moet op Christus aan! Wie bij Christus terechtkomt, als zondaar, die ontvangt vergeving, eeuwig leven. Voor hem gaan de deuren naar het eeuwig leven wagenwijd open.
Als je op deze Jezus mag zien, gewerkt door de Geest, dan rijst er in je hart een en al verwondering op. Dan zie je jezelf, je vlees, je zegt: mijn verdoemelijk ik, altijd bezig met mijn eigen ego. Dat vlees nam Hij op zich. Ik ben er vrij van, verlost, voor het geloof. Door Hem heb ik een vrije toegang tot de troon van de genade.
Als je zo op Christus mag zien, dan kan je de gemeente gaan dienen. Dan gaat het niet meer onszelf. Dan gun je maar een Iemand de eer: Christus Jezus. Dan heb je werkelijk het welzijn van de gemeente op het oog. O HEERE, wie ben ik, dat ik dit doen mag? Daarom, mannen, u die hier bent, of thuis, zie toch deze grote Eljakim. Dé sleuteldrager. Hij die de toegang tot het paradijs heeft geopend.
Kom. Hij nodigt je vanmorgen de toevlucht te nemen tot Hem. Ik ben daar niet geschikt voor, dominee. Dat is ook zo. Ik heb vele zonden? Dat is ook zo. Ik heb er te weinig last van? Dat is ook zo. Dat maak het des te erger. Zó zwaar gezondigd, dan weegt het je ook nog niet. Maar wat als vandaag de laatste dag is?! Kom, de sleuteldrager nodigt je! Je mag vrijmoedigheid hebben tot Hem te gaan. De deur naar het huis der hemelen staat open. Maar wie niet komt, voor u gaat de deur open naar de eeuwige nacht. Kom, laat je nodigen door deze sleuteldrager en geef Hem de eer.
Amen.
Hervormde Gemeente Oud-Beijerland, zondag 3 januari 2021, 9.30 uur (via YouTube). Schriftlezing Jesaja 22.