Wie in Christus is, is een nieuwe schepping. God ziet iemand die met Christus verbonden is, als geheel rein en rechtvaardig. Toen Christus aan het kruis stierf, stierf ik, zegt Paulus. Voor mijn oude, zondige, corrupte leven was er slechts een optie: de dood in. Wie door geloof met Christus verbonden raakte, is zeer innig met Hem verbonden. Niet meer ik leef, zegt Paulus, maar Christus leeft in mij. Geen duivel, wet of geweten kan daar iets tegenin brengen. Staat dan in die vrijheid, leef ernaar, houd het ervoor, maant Paulus de Galatiërs. Vanuit dat nieuwe leven gaat Hij je vruchten laten dragen. Zoals je je voorheen liet leiden door de zonde, laat je je nu leiden door Christus. Voorheen droeg je het juk van de zonde, nu het zachte juk van Christus. Het ware leven is leven voor Christus. Het oude leven, daar word je doodmoe van. Maar in liefde voor Hem leven, daar word je niet moe van, maar gelukkig.

Niet ik, maar Christus

Gemeente, wat moet er niet door Paulus zijn heengegaan toen hij de woorden opschreef in vers 20. ‘Ik leef door het geloof in de Zoon van God.’ En dan komt het: ‘Die mij heeft liefgehad en die zich voor mij heeft overgeven.’ Ik denk dat het hart van de apostel vervuld is geweest met verwondering, aanbidding. Die mij heeft liefgehad. Mij! De grootste der zondaren, vervolger van de gemeente van God. Hij heeft zich voor mij overgegeven. Is je hart ook vervuld van verwondering? Nu je hebt mogen deelnemen aan het sacrament, het teken hebt mogen zien en ook hebt mogen gebruiken? Ben je er ook door in vervoering geraakt? Kán! Verwonderd. Dat je in de bank mocht zitten. Dat zitten is al zo veelzeggend. Dat je mocht zien op het werk van Jezus. Vergoten bloed, gebroken lichaam. U hebt alles volbracht. Ik hoef niets te doen. Wat getuigt Zijn offer van grote liefde! Mag dat zo zijn in je hart? Wie kan deze liefde uittekenen? De hoogte, diepte, breedte ooit onder woorden kunnen brengen?

Dit evangelie, het evangelie van vrije genade. Christus heeft de vloek gedragen. Door Hem ben ik rechtvaardig voor God. Dit evangelie is het Paulus om te doen als hij deze brief schrijft. Dit wil hij verkondigen. In Galaten 1:7 zegt hij: een ander evangelie is er niet. Wie een ander evangelie verkondigt, is vervloekt.

In hoofdstuk 2 bakent hij het af van de wet. Hij laat zien wat de rijkdom van het evangelie is. En dan vers 20. Het gevolg. Ik ben met Christus gekruisigd. En Christus leeft in mij. Ik leef door het geloof. Paulus jubelt het uit. Galaten 2 vers 20. Nu deze woorden, daar willen we kort bij stilstaan vanmiddag. Als thema heb ik gekozen: Met drie aandachtspunten waar ik kort bij stil zal staan.

  1. Vereniging met Christus. Want Paulus zegt: ik ben mét Christus gekruisigd. En Christus leeft in mij. Dat ziet op een nauwe vereniging.
  2. Vernieuwing door Christus. Niet meer ik leef, maar Christus leeft in mij. Dat duidt op vernieuwing door het leven in Christus.
  3. Vertrouwen op Christus. Paulus schrijft: ik leef door het geloof, in het vertrouwen op de Zoon van God.

Niet ik, maar Christus. Gemeente, we zagen dat Paulus de jonge christenen ernstig waarschuwt voor de Judaïsten. Zij verduisteren het evangelie. Zij leren dat je rechtvaardig (aanvaardbaar) wordt als je het goede doet, als je de wet gehoorzaamt. Doe je best, houd je aan de voorschriften van God. Paulus zegt: maar zo leg je de mensen lasten op. Lasten die te zwaar zijn om te dragen. Zo vermoei je mensen – en ze zijn al zo moe. Het heeft tweeërlei uitwerking: de mensen die eraan proberen te voldoen, die worden moedeloos. En mensen die denken dat het wel aardig gaat: die worden verwaand, hoogmoedig, bekeerd. Er is niets zo vervelend als bekeerde mensen.

Ik laat me nog niet een ons van het juk van de wet opleggen, zegt Paulus. Zal ik je eens wat zeggen, zegt  Paulus? Ik bén rechtvaardig. Niet: ik moet het nog worden. Ik ben helemaal goed. Wit, rein, zonder zonden. Ik bén rechtvaardig in de ogen van God. Geheel en al volmaakt. Als het loopt over mijn positie tegenover God (vroeger zeiden kinderen van God: als het gaat over mijn staat): ik heb met de wet niets te maken. Ik ben rechtvaardig, door Christus, uit vrije genade.

Wat een boodschap! Heilige ketterij. Dit leert niemand. Paulus en allen die van Christus geleerd zijn, leren dit. Paulus zegt het in vers 20. Want ik ben met Christus gekruisigd. Hoor je dat? Ik ben met Christus aan het hout geslagen. Toen Christus naar Golgotha werd gebracht en aan het kruis werd genageld; Hij betaalde toen voor mij. Hij droeg voor mij de vloek. De straf. Hij gaf voor mij Zijn leven. Voor mijn zonden. En daarom, omdat Hij heeft betaald, heb ik geen zonden meer. God zet een streep door mijn zonden. Hij zegt: voldaan, volbracht. Alles. Rechtvaardig.

Ik ben met Christus gekruist. Wat een woord he! Wat een diepte. De Heere Jezus is 2.000 jaar geleden buiten Jeruzalem gebracht. En daar aan de kruispaal vastgespijkerd. Daar hing Hij. Tussen hemel en aarde. In een diep lijden. Hij liet zich daar verbrijzelen en bespotten. Hij gaf daar Zijn bloed. Hij stortte Zijn ziel uit in de dood, zegt Jesaja. Niet voor zichzelf. Maar voor allen die Hem van Vader in de eeuwigheid gegeven waren. Paulus zegt: Hij deed het voor mij. En u die gelooft mag zeggen: voor mij.

Al mijn vuile gedachten, woorden, daden. Alles van Paulus nam God op zich. God rekende aan het kruis helemaal af met Paulus. Christus nam aan het kruis mijn plaats in. Ik ben met Christus gekruisigd. Dat mogen nu alle gelovigen zeggen – of ze een groot of klein geloof hebben. Daarom moet het ze worden verkondigd. De Heere wil tot geloof brengen. Wij moeten u dit verkondigen. Aangezegd moet het worden. Als u gelooft, is dit waar. Dan legt God dit in je hart.

Want, en dat speelt op de achtergrond, allen die geloven zijn met Jezus verenigd. Op een zeer nauwe manier. Met Christus gekruisigd. Met Christus. Die uitdrukking gebruikt Paulus en wisselt Hij af met: ‘in Christus’. Ook in Efeze, Romeinen. Dat betekent dat je op het allerinnigst met Jezus verbonden bent. Heel nauw. Zo nauw dat je kunt zeggen dat je in Christus bent. Met een geestelijke band. Kun je niet zien en aanwijzen, toch is die band er. Het is onuitsprekelijk groot – dat is het allerrijkste – dat je zo een mag zijn met Christus. Dat word je door het geloof. Zodra de Heere je tot geloof brengt, zodra Hij zich aan je openbaart en Zich in je hart openbaart (en het kracht doet en je hart opent en Jezus tot je komt), op dat ogenblik, als je tot geloof komt, hoe groot of klein het geloof ook is, op dat ogenblik wordt die band gelegd. Dan ben je een met Christus. En ben je nou een met Christus, dan is het met een man en vrouw die trouwen. In gemeenschap van goederen – zo was dat onder ons. En nog. Zo is het ook in het geloof. Al wat van jou is, is van Hem. En al van Hem, is van u. Wat Hij heeft gedaan, geldt u. Toen Jezus daar hing, hing ik er! Zie het vanmiddag. O, geloof het! Richt je ogen op de man van smarten. Laat diep tot je doordringen: daar hang ik. Daar draag ik de vloek. Daar betaal ik voor de zonde! Daar lijd ik helse smarten. Daar. En zie dan ook hoe Hij van het kruis wordt genomen en in het graf wordt gelegd. Toen werd ik van het kruis genomen en in het graf gelegd. Heel mijn zondaarsbestaan. Hoor! En geloof het. Toen Christus stierf en werd begraven, voldeed Hij aan de wet. Voldeed u aan de wet. Moet u nog rechtvaardig worden?! U bent gerechtvaardigd. Moet u nog het goede doen in de hoop Gods gunst te ontvangen? U bent volmaakt! De gunst van God bestraalt u. Je bent rechtvaardig – zonder zonde, heilig.

Laat je niet in de war brengen door de Judaïsten. Nu geloof je, maar laat het maar zien. Het klinkt wel mooi he. Laat je niet van de wijs brengen, zegt Paulus. Je bent met Hem gekruisigd en opgewekt. Je mag al die beschuldigende stemmen naast je neerleggen. Die stemmen die je aanklagen en veroordelen. Kan zomaar gebeuren. Toch? Voor hen die daardoor geplaagd worden. Ik denk aan een voorbeeld – ik noem dat voor hen. Iemand zei ooit, dat moet je op de kansel maar niet zeggen. Maarten Luther trof geregeld Philippus Melanchton – een goede vriend. Melanchton was vaak geplaagd door de aanklacht van de wet en verleidingen van de duivel. Luther zei tegen een vriend (is opgeschreven in een brief): beste Philippus , weet je wat jij moet doen? Je wordt vaak bestreden. Je moet eens een kleine zonde doen. Dan moet je tegen de duivel zeggen: dat mag ik nou doen, daar is voor betaald. Jij mag dat niet!

Ah, dominee, moet je dat nou zeggen? Nou, ik zeg het tegen hen die voortdurend worden besprongen. Vlucht naar Jezus. En je bent rein en volmaakt voor God. God ziet je in nauwe verbondenheid met Christus. Met Hem gekruisigd. Voor je zonden betaald. Nou mag je zo leven, in vrijheid, zonder kramp en vrees. Zo in die vrijheid de Heere dienen. En voor Hem leven. Leven van de genade en zo de genade uitleven in liefde en verwondering. Oh, is de Heere niet goed voor je? Hij heeft je banden losgemaakt? En dat om voor Hem te leven.

2. Vernieuwing door Christus

De vernieuwing door Christus. Dat blijkt uit wat volgt. Christus leeft in mij. Niet meer ik leef maar Christus leeft in mij. Niet meer ik leef. Paulus zegt dat. Ja. Hij zegt: mijn ik leeft niet meer. Mijn ik is gestorven. Zie maar, daar hangt het, aan het kruis. Wat bedoel je Paulus? Nou, zegt Paulus, kijk, voordat ik een werd met Jezus, was ik een met de zonde en de macht van de zonde. Ik had me aan de zonde uitgeleverd. De zonde regeerde me. Ik deed alles voor me zelf (dat is zonde). Het draaide om Saulus. Saulus, Saulus, Saulus. Ik wilde een man worden van aanzien. Dat was mijn ik, mijn bestaan. Herken je dat? Het gaat dan om je zelf. Als ik maar aandacht krijg. Als ik maar waardering krijg. Hoe vermoeiend is dat. Altijd maar weer de beste willen zijn. Altijd maar willen presteren. Hoe uitputtend! Dat zie je in de wereld om je heen. Ook in de sport en voetballerij. Ik heb zelf gevoetbald. Ik weet hoe die sfeer is in de stadions. Keiharde wereld. Als je niet presteert, word je afgeserveerd. Ga jij maar naar de bank, voor jou een ander. Oh, als ik die mannen zie lopen, heb ik diep medelijden. het is gewoon moderne slavernij. Uitputtend. Ik las: een op de drie profvoetballers is depressief. Vind je het gek, dacht ik. Het gaat om mij, ik leef voor mij.

Dat leven zit in mij: als ik maar waardering en applaus krijg. Dat is in de wereld en in de kerk. Als ik maar een goede dominee ben, een bekeerde man of vrouw. God heeft daarmee afgerekend. Totaal. God zag mij als een onbewoonbaar huis. Kan je niet meer opknappen. Maar een ding: tegen de vlakte. Er was maar een weg, zegt Paulus. God zag mij: zo corrupt. Maar een weg: de dood. Onherstelbaar beschadigd. De ondergang. En toen heeft God naar Christus gekeken. Christus zei: Ik zal gaan. Hij heeft heel mijn zondaarsbestaan op zich genomen. Hij is met mij afgezonken in de toorn van God. En ik met Hem. Zie, dit is nu ook waar voor u, voor wie de Heiland dierbaar is. Christus is met uw zondaarsbestaan ten onder gegaan. Dat leven, wat geen leven is. Slavendienst. Dat leven niet met God rekent. Dat heeft Christus op zich genomen en in het graf gelegd. Dat is een feit. Houd het ervoor!

Dominee, ik kom dat vlees vaak tegen?! Ik ook. Dan gaat de wereld weer trekken. Sport en van alles. Enorme zuigkracht. Paulus zegt: houd het ervoor, u die van Christus bent (Romeinen 6). Met Hem gestorven, met Hem opgewekt in een nieuw leven. Niet meer ik. Maar, en dat is zo groot, ongekend: Christus leeft in mij.

Christus leeft in mij, wat bedoelt Paulus? Paulus ziet op die nauwe band die er is. Hij is niet ver weg – dat kan zo lijken. Hij is zeer nabij. Hij woont in mij. Niet naar Zijn menselijke natuur – dat kan niet. Wel naar Zijn goddelijke natuur. Als God – als Persoon. Hij leeft in mij. Hij gaat nooit meer weg. Dat is ook wat Hij zegt, Johannes 14. Wij (de Vader en Ik) zullen tot u komen en woning in u maken. Wij komen in u wonen. Als Christus in je komt wonen, ben je een nieuwe schepping. Het oude hangt aan het kruis. Christus leeft in mij en Christus gaat nooit meer weg. Hij leeft!

Leeft, dat wil zeggen: Hij is niet passief in mij. Als ik het zo mag zeggen: Hij slaapt niet in mij. Hij is actief. Hij leeft! Binnen in mij. Hij regeert mij, Hij stuurt en leidt mij. Hij vertroost mij. En bemoedigt mij. Door zijn Woord en Geest. Dat doet Hij: Hij vernieuwt mij. Hij maakt mij nieuw. Mijn gedachten, verlangens, gevoelens. Christus vernieuwt mij. Ik ben nieuw en nu gaat Hij maken dat ik als een nieuwe schepping ga leven. Ik ben met Hem gekruisigd – ik ben het, houd het ervoor! En Jezus zorgt dat ik leven wat ik ben. Nieuw. Daar zorgt Hij voor. Belangrijk dat je dit helder hebt. Je bent nieuw. En nu gaat Christus in je ervoor zorgen dat je nieuw wordt. Dat anderen het gaan zien: daar gaat een nieuw mens. Die mens is heilig. Het gaat niet meer om zichzelf, maar om Christus. Hij gaat van binnenuit je leven nieuw maken. Hij gaat je sierlijk maken. Hij schept dat nieuwe leven in je. Een groot mysterie, nietwaar? Vanuit dat nieuwe leven gaat Hij je vruchten laten dragen. Zoals je je voorheen liet leiden door de zonde, laat je je nu leiden door Christus. Voorheen droeg je het juk van de zonde, nu het zachte juk van Christus. Nu leef je voor Hem. Christus dringt je voor Hem te gaan leven. Niet meer voor jezelf. Het ware leven is leven voor Christus. Het oude leven, daar word je doodmoe van. Maar in liefde voor Hem leven, daar word je niet moe van, maar gelukkig. Dat is ware, echte leven. Dan gaat het niet meer om mij. Dan gaat het om Hem! Dan zeg je: o, er is geen grotere vreugde dan te leven voor u. Dan hoef je geen waardering, aandacht, weet ik het. Maar dan gaat het om Hem! Wie anders is het waard om voor te leven dan Hem?! Zouden wij niet voor Hem leven. Hij die zondaren zo liefheeft. Zouden wij voor de afgoden van de wereld leven en ons vermaak zoeken in waar de wereld haar vermaak zoekt? In Christus zijn alle schatten die je nodig hebt. Paulus zegt: Christus leeft in mij.

Misschien zeg je, ik zie daar zo weinig van in mijn eigen leven. Ik kom mezelf tegen. Ik begrijp dat. Paulus had dat ook, Romeinen 7. Mijn vlees is er elke keer weer. Weet u, je bent uit genade verlost van de straf op de zonde. En je bent uit genade ook verlost van de macht van de zonde. Die macht van de zonde. Nog niet van de tegenwoordigheid van de zonde. Engelse theologen zeggen dat zo mooi, dat mag ik wel zeggen toch? Wel van de penalty of sin. En van de power of sin (macht van de zonde). Nog niet van de presence of sin. Je komt elke keer jezelf tegen. Elke keer strijd. Is het goed met mij? Wat je nodig hebt is niet iemand die je aanspoort de werken van de wet te doen. Nee! Juist iemand die je op Christus wijst en op al wat in Hem is. Wie in Christus is, mag weten: Christus is in mij. Dat is nodig te weten. Is Christus in je? Wel, dan is er een bron van leven in je. Een fontein van genade. Als je nou jezelf tegenkomt, je ongeloof, je vrees, je driftigheid, je moedeloosheid; wel, vlucht dan tot Hem. Zie Zijn zachtmoedigheid, vriendelijkheid voor jou! Als je dat mag zien, dan kan het niet anders, dan ga je ook vriendelijk en zachtmoedig worden. Dat is wat Hij doet, door Zijn Geest. Dan gaat Hij je leven sierlijk maken. Zo komt er ziende op Jezus vreugde in je hart. Een blijdschap. Dat is door Jezus, door Hem te zien. Dan gaat de Geest krachtig werken. Dan krijg je liefde tot Hem. Dan word je liefdevol naar anderen toe. Dat doet de Geest. De wet doet dat niet. Doe, doe, doe. Nee, de Geest doet dat. Wijzend op Christus. Dat heb je steeds nodig: op Christus te zien, keer op keer.

3. Vertrouwen op Christus

Daarom schrijft Paulus in het slot: wat ik leef, leef ik door het geloof in de Zoon van God. Een enkel moment, de derde gedacht. Wat ik nu nog leef in het vlees: nu nog op aarde, in het zwakke lichaam, onderworpen aan de zonde. Ik kan zo te stellen hebben met mijn lichaam. Zo lang ik op aarde bent, zegt Paulus, leef ik door het geloof in Hem. Steun en leun ik op Hem. Paulus zegt: doe het ook. Leven door het geloof. Ik laat mij door de Zoon van God dragen. Zo leef ik. Als een lam dat gedragen wordt door de Herder. In Zijn schoot. Zo laat ik me dragen door Zijn Woord en belofte. Ik leef door het geloof in de Zoon van God. Paulus zegt eigenlijk: ik sta niet op mezelf, niet los van de Heere. Ik ben niet aan mezelf overgegeven. Ik hoef niet zelf in mijn noden te voorzien. Integendeel. Christus is nabij. Hij is in mij! In Christus is alles te vinden voor tijd en eeuwigheid. Paulus zegt: doe het ook, bij alle noden, zorgen, bij alles waarop je stuit. Bij elk tekort – van welke aard ook. Wijsheid, moed, kracht, liefde, tevredenheid, geduld, volharding, vertrouwen, overgave. Al die dingen, zegt hij, is niet in u, maar wel in Christus Jezus. In overvloedige mate. Daarom, zou je niet bij Hem je hand ophouden. Hij deelt het uit, om niet. Christus heeft je meer te geven dan je ooit kunt vragen.

Ik kijk naar mijn klokje, maar ik wil het toch vertellen. Een man maakte een bootreis. Een tas bij zich met crackers en biscuits. Varen, dagenlang. Hij zag de mensen zitten in de zaal waar de maaltijd werd gehouden – ontbijt, lunch, diner. Hij ging dan naar zijn kamer om de crackers te eten. Toen alle gasten van de boot gingen omdat ze aangekomen waren, stond de kapitein bij de loopplank. De kapitein zegde alle mensen gedag. Zo ook deze man. Hij vroeg, mag ik een vraag stellen: wat zit er in die tas? Ik zal het u eerlijk zeggen, zei de man, er zaten crackers in. Ik ging naar mijn kamer om het daar op te eten als de mensen gingen eten. Ik zal u eerlijk zeggen, dat deed ik om kosten te besparen. Maar deze bootreis, zei de kapitein, is all inclusive. Alles is betaald. Sap, eten, heerlijke maaltijden: u mocht zich er echt voor niets aan tegoed doen!

Bij Jezus is echt alles te krijgen. Wat leven we karig. Arm. Niet doen hoor. Hij deelt uit! Hij weet raad. Zonder te verwijten. Hij is royaal. Ik leef door het geloof. Zal Hij het willen geven wat ik nodig heb? Ach, zegt Paulus, kijk eens wie het is: die Zichzelf heeft overgegeven. Hij heeft voorzien in mijn grootste nood. Zal hij dan ook niet willen voorzien in alle andere noden? Je grootste nood is de nood van de zonde. Daarom liggen wij onder het oordeel en moeten we sterven. Kinderen, jonge vrienden, stel niet uit. Wend u tot mij. En word behouden. Die mij heeft liefgehad. Daar zou ik nog veel over willen zeggen, maar ik stel voor dat we gaan eindigen. Heeft liefgehad – eenmalig. Een bijzondere werkwoordsvorm. Toen, dat moment toen Christus zich overgaf. Op dat moment ziet Paulus. Toen het zwaard afdaalde, toen deinsde Christus toch. Maar toen zei Hij: hier ben Ik. Ik ga mij geven. Loutere liefde. O, als Hij zich zo wilde overgeven in deze nood, wat hebt u dan nog te vrezen? Zal Hij niet in alle andere noden willen voorzien? Kom, laten we buigen voor deze Heere Jezus. Is Hij niet de meest beminnelijke persoon ooit.

Er was een vrouw die de Heere vreesde. Die hoorde dat haar dominee wegging – dat kan he. De predikant had een beroep aangenomen. Ze was het er niet mee eens. Heere, waarom doet u dit? Die vrouw had veel aan deze dienaar te danken. Hij was een leidsman tot Christus geweest. Ik weet uit eigen ervaring wat dat is – als een dienaar je tot Christus leidt, dat vergeet je nooit meer. Ze zei, waarom? Toen bepaalde de Heere haar bij Psalm 89 vers 7: ‘Welke vorsten ooit het aardrijk moog’ bevatten, wie hunner is aan U gelijk te schatten?’ Aardse leidsmannen in kerk en samenleving vallen weg. Het gaat om Hem! Welke vorsten ooit het aardrijk moog’ bevatten. Wie is bij deze Heere Jezus Christus gelijk te schatten? Hij is de meest beminnelijke! Zeg je het na: ‘Beminlijk Vorst, uw schoonheid hoog te loven, Gaat al het schoon der mensen ver te boven?’

Amen.

 

Hervormd Oud-Beijerland, zondag 13 juni 2021, 17:00 uur. Voortzetting, nabetrachting en dankzegging Heilig Avondmaal (i.v.m. covid-19 werden brood en wijn rondgedeeld door diakenen). Schriftlezing Galaten 2:15-21 en 5:16-26. Uitzending via YouTube.