Hersteld Hervormde Gemeente, Driebruggen, 18.30 uur

Votum en groet

Psalm 39, 3 en 5

Gebed des Heren, 3 en 5

Gebed

Lukas 8, 26-39 (http://www.biblija.net/biblija.cgi?m=Lucas+8%3A+26-39&id47=1&l=nl&set=10)

Mededelingen van de zijde van de kerkenraad

Collecte

Psalm 89, 1 en 7 en 8

Prediking

Psalm 45, 1

Dankgebed

Psalm 73, 12 en 14

Zegen (bracht rouw in de kerk (http://www.refoweb.nl/vragenrubriek/2070/wat-betekent-eigenlijk-de-rouw-in-de-kerk-brengen–is-dit-een-oud-gebruik-of-wordt-dit-nog-steeds-zo-gedaan——-/) i.v.m. het overlijden van ds. J. van Rossem (1945-2013) en verliet daarom als eerste her kerkgebouw)

Preekaantekeningen

Gemeente, te zitten aan Jezus voeten, wat is een heerlijk zaak geweest voor die man. Zittend aan Zijn voeten. Aan de voeten van Hem, die Hem bevrijd heeft. Iets daarvan, ook te proeven geweest, aan Zijn tafel, Zijn ontferming. Dat Hij goed is voor een zondig mens. Te zitten aan Zijn voeten, Zijn tafel.

Wie aan Zijn voeten zit, zoals die man, wie aan Zijn tafel zit, verbonden met het Lam, gekomen tot verlossing en bevrijding, die mag bedenken dat wie op deze wereld met Hem verbonden is, ook straks ook eeuwig aan Zijn tafel mag zitten. Eeuwig te zingen van Zijn goedertierenheen. Dat valt te bedenken voor u als bedroefde familie. Nadenkend over degene die stierf, uw geliefde. Over anderen, getuigenis mag zijn, in geloof zijn heengegaan, maar laten we de vraag ook aan onszelf stellen. Zijn wij mensen van wie te zeggen valt, in zekere zin niet letterlijk, maar geestelijk vergelijkbaar, op weg om aan te zitten met Abraham, Izak en Jakob in het Koninkrijk van God?

Als wij dat bedenken, deze geschiedenis, dan vandaar uit bedenken, dat hij daar zat als bevrijd man. Zat er niet heel lang. Te maken met wereld om zich heen, boze wereld, een hoge opdracht. Noem die punten niet apart in de preek. Gaat om die man, gaat in eerste plaats om Jezus zelf. Was in een boze wereld. En een hoge opdracht.

Ja, hij was een bevrijd man. Zijn nood wordt ons scherp getekend door de woorden van de Heere. Nood was hoog. Deze man, toen hij de Heere Jezus tegemoet kwam, was op de rand van eeuwig verderf. Duivel heerste over hem. Werd soms vastgebonden, wist weer los te komen. Nee, deze man zouden wij niet graag tegenkomen. In die situatie, kwam op de Heere Jezus aan. Vreselijk leven had deze man. Alles wat behoorlijk was, alles wat de mens gewoon is, in normale omstandigheden, dat liet hij na. Was met geen kleding gekleed. Terwijl de Heere toch had gezegd dat wij goed gekleed moeten zijn. Woonde in grot. Aangrijpend. Nood van deze man. Weet niet hoe dat hier precies is, maar in Nederland, staan huizen leeg. Als er een huis leeg zou staan, deze man absoluut niet in onze buurt willen hebben. Dan zouden we iemand van die veehoeders willen hebben, die deden tenminste hun werk. Deze man hield zich niet op bij familie in de stad. Deze man willen wij niet in de buurt hebben. Zwaar overheerst door de duivel.

Legio, zo noemt de boze deze man. 6000 soldaten betekent dat. Zwaar bezet, vorst der duisternis en trawanten. Bevrijd. Bevrijd van de macht, geweld van de satan. Dat mag je in de loop van de geschiedenis zien. Dat was heel wat. Was overheerst. Menige tijd, vers 27 en 29, niemand iets te beginnen, uit de nood op te trekken. Ontembaar, zo bleek wel. Leek wel een dier. Maar laten we bedenken dat deze man een mens was. Geroepen om beeld van God te vertonen. Kon het niet aan hem merken. Ik heb wel eens gehoord, gezien heb, in Rotterdam zat, iemand een stuiver op de rails van een tram legde, dan helemaal plat. Beeltenis Koningin, niets meer van te zien. Je kan zeggen: deze man, beeld van God, algemeen, niets meer van te merken. Alles geheel verbroken. Kan zijn dat wij zo iemand zouden ontwijken. Nou, die hoef ik niet te zien. Niet zo heel lang geleden, met school, naar Leiden geweest, na afloop even door de stad heen, lopen, iets kopen. Gingen we verder, terug naar de bus, naar school, kwam een man die wat riep, denk dat hij wat teveel gedronken had ofzo. Riep vreselijke dingen. Een van de jongeren zei al: we hebben hem straks ook al gezien. Vond hem maar angstig. Gaat uit de weg. Uit de buurt te blijven. Omheen te gaan, dat is makkelijker.

De Heere Jezus kwam aan met het schip. Hij ging over het water, Galilea, naar de oostkust, kwam hij in dat land, Dekapolis wordt het ook wel genoemd geloof ik, tiensteden-gebied. Hij de Alwetende had wel een andere weg kunnen zoeken, maar dat niet gedaan. Deze man zat later aan Jezus voeten als een bevrijd man. Nadat hij zo zwaar was overheerst. Opgezocht door niemand minder dan de zoon van God.

Te zitten aan Jezus voeten. Zijn liefde te proeven en te smaken. Wanneer is dat in het bijzonder werkelijkheid? Wanneer is dat werkelijk waar? Als je leeft van genade. Kan zijn, weg waarin genade wordt meegedeeld, wel verschillend is. Dit centrale in terug te vinden: opzoekende liefde van de Zaligmaker alle eer moet ontvangen. (…)

Wij moeten de macht van de satan niet onderschatten. Hier heel openlijk zien. Wat is er een bevrijding nodig, opdat de satan niet over ons heerst. Ja zegt iemand maar bij die man was het toch wel heel bijzonder. Hij werd totaal door de vorst der duisternis geregeerd. Jawel, maar als u een bevrijde man of vrouw bent, iets weet van zitten aan de voeten van de Heere Jezus, dan weet u ook iets van de macht van de satan, iets van bevrijding. Als je weet van de weet van de bevrijdende macht van de Zaligmaker, dan zeg je niet: dat had die man wel nodig en ik niet. Nee. Allen die bevrijd zijn weten dat Hij hen uit alle heerschappij van de duivel verlost heeft. Bij de een heel zichtbaar, bij de ander niet zo.

Ik denk aan de zaken die niet zo zichtbaar zijn, maar wel herkenbaar. De duivel wil graag dat wij hoogmoedig zijn. Als God zijn, in begin al voorgehouden. Hoogmoed. Natuurlijk zeggen we niet altijd alles wat we denken. Is er wel van nature, leeft de hoogmoed. Kan zijn dat we niet altijd de drift de vrije teugel laten, maar wat kan er een woede en haat leven. Wie eerlijk ziet in de spiegel van de wet, geroepen tot liefde, moet roepen: wat een zonde, ook als het gaat om het hart. Drift, van welke aard dan ook. Ik denk aan iets wat in het leven verzuurt. Zaak die we proberen te bedenken, soms zichtbaar. Jaloezie. Ander niet gunt wat een ander heeft. Kan zijn dat je tobt op dit of dat terrein, kan ook zijn, het aan de Heere bekendmaken, maar ook: ik zou willen dat ik het ook had, met mij gebeurde, dat je het de ander niet gunt. Onder ons te houden. In ons houden. Maar het leeft wel.

De satan probeert mensen op allerlei wijzen in zijn greep te houden. Leidt tot verderf. Die man, bevrijd van dat legioen, van die overheersing, is dat te herkennen? Ik dacht het wel. Ook als de zonde niet zo zichtbaar waren. Als de invloeden niet zo te zien waren, dan geldt nog: bevrijd van de overheersing, door Christus alleen. Anders was het uitgelopen op het eeuwig verderf.

Kunnen we misschien vergelijken met een brand. Bij ons zie je op een heldere dag wel eens fakkels van Pernis. Zijn branden die je op grote afstand ziet. Op industrieterrein zo’n brand, is niet best. Een van onze kinderen werkt er. Niet bij Shell Moerdijk, maar waar dan ook. Levensgevaarlijk. Die man wellicht te vergelijken met een pand of terrein, totaal in brand, vlammen kan zien. Je hebt ook kleinere branden. Dat de mensen het niet eens weten. Schoorsteenbrand, kan voor bewoners zeer slecht aflopen. Omvang van het vuur wel klein, maar gevaar even groot. Vorst van de duisternis maakt het niet zoveel uit: grote vuur of kleiner. Groter vuur wel mooier vinden. Maar als je geen groot vuur vindt, wil niet zeggen dat hij daar niet werkt.

Om te zitten aan de voeten van de Zaligmaker, bevrijd. Die tegen de satan in ging. Hoe de Heere Jezus dat hier gedaan heeft, wordt hier getoond. De satan spreekt. Jezus, Zoon van God, Allerhoogste. Wat heb ik met U te doen? Wil niet met Jezus te maken hebben. Bang voor pijnigen. Alsof Jezus komt om te pijnigen. Wel om vorst der duisternis te pijnigen, niet deze man. Bevrijd deze man van satans overheersing. Hij was bevangen, meegesleurd, heen en weer gedreven in de woestijn, dan vraagt die boze geest, of die niet naar de afgrond mag. Toegelaten in die zwijnen te voeren.

Wat betekende dat? Wellicht, de duivelen laten zien: op verderf aangaan. Die kudde versmoord. Ook Heere Jezus laat zien, onreine dieren, joden mogelijk, hoewel ook wel heidenen, dat ze van die kudde af moesten. Hoe het ook was, een ding wel duidelijk: allemaal die man verlaten. Niet een kon wonen in het levenshuis van deze man. Wil niet zeggen dat de satan niet met zijn pijlen en verzoekingen is gekomen. Paulus zegt in Romeinen 7 dat in mij geen goed woont. Satan kan veel kapot maken. Maar je kunt zeggen: hij is niet meer de bewoner. Probeert wel in te breken, gelukt hem ook door zondigheid van de mensen, tegelijkertijd zeggen: uit alle heerschappij verlost. De duivel niet meer de meester is, die bepaalt hoe het aan toe gaat. Hij komt als degene die inbreekt en die door kracht van de Heere weg moet gaan.

Die man is bevrijd. Als u aanzat, hebt u de Heere dan daarvoor gedankt? Dat u het zegt, Heere, U bent het die het gedaan hebt. Anders was de duivel mij nog de baas. U hebt het gedaan, door mij te verlossen. U bent alle eer, roem waardig. En dat zal ook zijn, de heerlijkheid van de hemel. Daar zullen al degenen die verlost zijn de Heere eren.

Alleen, in deze wereld hebben zij ook de roeping de Heere te eren. Maar in boze wereld. Dat zien we wat er zo aan reacties loskwam. Hij zat daar gekleed en wel bij zijn verstand en dat gaf als het goed is aan om met hem de Heere groot te maken. Maar dat lees je niet. Die varkens in het water. Varkenshoeders gevlucht in de stad. Eerste reactie: bevreesd. Daarna: grote vrees. Die mensen, die er later van hoorden, die man zagen, we lezen dat niemand de Heere gedankt heeft. Dat heeft daarmee te maken, de redding van een mens telt niet. Dat heeft daarmee te maken, die mensen niet zo bezeten als deze man, maar de duivel wel over hen heerste. Die varkenshoeders, die varkens kwijt waren, die dachten: dat gaat verkeerd. Als deze Jezus hier langer zou blijven, wat dan nog meer? Wij raken alles kwijt. Zie je dat zij niet gebogen hebben voor de Zoon van God. Niet gediend van de Zaligmaker omdat zij vast zaten aan wat ze hier op de wereld hebben. Hoe is dat in uw, jouw en mijn leven? Niemand hoeft blij te zijn als ‘ie bezittingen kwijtraakt. Maar op de weegschaal: redding van deze man of welvaart? De wereld is die ook nog vandaag.

Ze hebben gevraagd of Hij van hen wegging. Er worden een drietal vragen gesteld. De duivelen vragen of ze in die varkens mogen. Hier de tweede vraag. De vraag van de mensen, de Heere Jezus van hen weggaan. Vertrekt uit hun gebied. Dwaze keus van hun ongeloof. Niet erkennen Zaligmaker. Kiezen voor hier en nu, niet voor zegen die duurzaam is. Wat een vreselijke keuze! In deze lijdenstijd kun je zeggen, lijden van de Heere Jezus in de Hof en aan het kruis, maar als we bedenken dat deze man naar Hem toekwam. Ook lijden voor Hem. Hier de mensen zeggen, dat Hij maar weg moet gaan, vertrekken wat hen betreft, baden dat Hij zou weggaan, daar zie je lijden van de Zaligmaker. Die man zat aan de voeten van de Heere Jezus. In alle rust. Maar geen dankbaarheid in de wereld om hem heen. Aangrijpend voor de Middelaar. Lijden op Zijn weg in het tegenspreken van de zondaren, wat Hij moet verdragen, op Zich genomen om het te willen verdragen. Geen bliksem van de hemel. Heeft het verdragen. Als wij ergens naar toe zouden gaan om te helpen, iemand komt er bij en zegt: ik zou maar maken dat ik wegkwam. Andere mensen die zeggen: u moet maar vertrekken. Op die manier behandeld, wat een lijden. Als wij dat al ervaren, als we op een bepaalde manier niet welkom zijn. Hoe dan de reine Zoon van God! In een boze wereld.

En wat heeft de Heere Jezus gedaan? Hij deed wat ze hebben gevraagd. Aangrijpend. Red mij van hen. Aangrijpend dat deze mensen dat vragen. Vragen wij dat soms ook. Nee, niet letterlijk en zeker niet in onze gebeden. Maar als je niet werkelijk op Lam van God ziet, maar van alles en nog wat belangrijker vindt, dan zeg je toch in feite hetzelfde: Heere Jezus, ik heb liever dat U weggaat?

Die man was bevrijd, gered. Maar te midden van een boze wereld. Wie werkelijk de Heere in liefde heeft leren kennen, moet dat bedenken. Niet vreemd houden, als er verdrukking komt. Ze wilden de Meester weg hebben. Niet van gediend. Mij vervolgd, ook u vervolgen. Al was het hier geen vervolging, wel haat. Mij gehaat, ook u haten. In dat soort wereld waren zij toen en leven wij nu.

En dan denk ik ook aan dat laatste, dan krijg je dat die man daar achterblijft. Die stelt ook een vraag. Dat is het derde gebed. Wat bad hij dan? Dat hij bij hen mocht zijn. Ik denk dat wij zeggen: dat is een goed gebed. Komt uit liefde. Bevrijd van de satan. Een hart vervuld met de liefde van niemand minder dan de Geest van God. Een hart vervuld met heilbespiegelingen. Woord bespiegeling kan vreemd voorkomen, maar mag je dit bedenken: geen vage gedachten, maar van verschillende kanten dat heil zien. Je bedenkt, overdenkt de liefde van Christus. Mogen we zo aan de tafel zitten? Had u het zo bedacht? Dat Hij het heeft gedaan? Vorst der duisternis overwonnen, schuld weggedaan. Al uw liefde waardig schatten, Hij uw rechterhand wilde vatten. Gebed vanuit de liefde.

Werd niet verhoord. Tenminste toen niet. We weten waarom. U en jij weten het ook. Gelezen, hij moest gaan naar familiekring, vertellen van de grote dingen. En zo kun je zeggen is daar die hoge opdracht. Voor Gods oog naar Zijn bevelen leven. Een van de bevelen is vertellen wat grote dingen de Heere gedaan heeft. De een kan dat uitvoeriger, maar centraal staat wat God gedaan heeft. Wat Hij gedaan heeft aan mijn geest. Mocht die man vertellen. Ik werd totaal overheerst. Ik was een prooi. Geen mens kon iets voor me doen. Hij wel. Gekomen uit de hemel om op deze wereld de werken van de duivel te verbreken. Daarom gekomen. Daar mocht hij van spreken. God aan hem gedaan heeft. Hij had nog een taak op deze wereld. Kan wel eens de gedachte zijn, als de Heere iemand trekt, zou het dan niet makkelijker zijn als de Heere gelijk zo iemand tot Zich neemt? Nee, Zijn lof nog verkondigen hier op aarde.

Volgende, hij heeft dat verkondigd. Wil zeggen: met gezag verteld. Omringt door wereld die er niet van wilde weten. Maar van Godswege. Hij heeft gedaan in mijn leven. Zoals koning iemand heeft die een proclamatie laat verkondigen. Grote werken bekendmaken. Wat een wonder van ontferming! Want, het valt op, zeker ook in familiekring verteld, maar ging in gehele stad. Verkondigde wat grote dingen God gedaan heeft. Grote daden van Jezus zijn grote daden van God. Hij is bekleed met macht. Stad, land wilde van Jezus niet weten. Hij ging met schip weg. Maar levende verkondiger bleef achter. Geen vuur en zwavel is geregend, integendeel, goddelijk geduld getoond. Uit kerkgeschiedenis is bekend, daar grote christelijke gemeenten geweest. Later vast wel aan terug gedacht, al weten we niet hoe het ontvangen werd. Gods Woord keert niet ledig tot Hem weder. Zal voorspoedig zijn. De goede woorden, via deze man, zullen zijn gebruikt. Voor de een tot zegen, ander tot oordeel.

De Heere had nog geduld met dat gebied. Terugzien op Avondmaalszondag, dat u, jij moet zeggen: ik ken de Heere niet, ik wel niet openlijk gebeden, maar door mijn leven zeg ik dat toch ook? Door gedachten laat ik dat toch merken? Moeten we dat geduld niet misbruiken. Want de Heere laat ons Zijn Woord brengen, telkens weer. Niet altijd meer blijven doen. Komt een tijd, genadetijd voorbij. Deze geschiedenis zien, satan is ook machtig in ons leven, hij is het die nog regeert of probeert invloed te hebben, laten we dan smeken: bevrijd mij, grote Koning, maak mijn hart ten woning, zo ben ik eeuwig vrij. Deze geschiedenis laat zien: Hij heeft een arm met macht. Legio waren het er, maar Hij kwam om te bevrijden. En al die duivelen moesten wijken. Laten we dan goddelijk geduld niet misbruiken. Maar aanroepen: leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van de boze.

Maar dan ook deze andere kant: wat zal de roeping zijn voor vandaag? Er werd verteld, stond op papier, folders uitgedeeld voor evangelisatie, groot en goed van de Zaligmaker te spreken, zaken doorgeven die tot eeuwig welzijn dienen van anderen. De Heere de eer te geven en Hem aan te prijzen. Die man wilde mee gaan, maar dat mocht niet. De Heere heeft werk voor ieder die bij Hem hoort. Kan zijn dat iemand zegt: waarom ben ik nog op de Heere? De Heere wil nog dat u Hem grootmaakt. Nog niet – Paulus zegt, met Christus te zijn is zeer verre het beste, maar aan Filippenzen, bij u te zijn is u ten nut. Hij bad dat hij bij Hem mocht zijn. Mocht toch niet. Kun je ook zeggen: mocht nog niet. Nu wel, wat betreft zijn ziel. Verwacht de jongste dag. In Christus ontslapen, gedurig bij Hem zijn. Kun je ook zeggen: dat is tot eer van genade alleen. Die man heeft er niets voor gedaan. Niets aan betaald. Allen die aan hebben gezeten in geloof, allen die in de Heere ontslapen zijn, mogen zeggen: Lam van God, U komt alle eer toe. Onbestraffelijk. Zichzelf opgeofferd.

Van satan verlost. Zelf niets aan bijgedragen. Volkomen betaald door bloed en lichaam. Bloed vergoten en lichaam gebroken. Daar is volkomen betaald. Buiten de poort geleden. Angsten der hel alle troost deed misten. Vorst der duisternis alle pijlen op Hem gericht. Hij van God gelaten, dat was, opdat die man, en allen die van genade gaan leven, opdat ik nimmermeer van God verlaten worde. Satans kop vermorzeld. Dat heeft Hij gedaan. En daarom in vervulling gegaan wat die man heeft beleefd. Raad van God uitgediend, toen was het genoeg, hij is niet meer in het leven, hij is voor eeuwig bij de Heere. Nu zal mijn ziel, nu zullen al mijn zinnen… Die gevangenen vrijheid schenkt. De volle vreugde, op aarde begonnen is, nog steeds voort mag gaan. Terwijl die man wellicht werd tegengesproken, nu bij de Heere, nu niet tegenspreekt, integendeel, daar ongestoord, de lof door allen verkondigd. Mijn hart vervuld met heilbespiegelingen, omdat Hij het heeft gedaan. Hoge verplichting op de aarde. Daar in alle eeuwigheid vervuld: wat de Heere vergelden voor al de weldaden? Je kunt het nooit betalen, hoeft het niet te betalen. Maar je wilt niets anders dan dat. Schoonste lied van deze koning. Gedurig bij Hem zijn. Om daar aan Zijn tafel te smaken dat de Heere goed is. Om de lof en verheerlijking toe te zingen. Hem eeuwig te prijzen. God geve dat u, dat jij dat lied gaan zingen of al begonnen zijn te zingen, door de kracht van de Heere zelf. Dat schoonste lied van koning Jezus zingen. [19.56]