Jezus is met ontferming over mensen bewogen. Hij laat zien wat het betekent om je naaste lief te hebben. De wereld zoekt haar geluk in de zonde. Dat levert onrust en vermoeidheid op – veel mensen in onze tijd lijden eraan, en als we niet oppassen doen we eraan mee. Jezus wijst op het belang van het gebed, ook ten aanzien van de oogst. De Heer’ van de oogst zál arbeiders in de wijngaard uitstoten, staan wij daarvoor open? Daarmee dienen we de Heere en de naaste.
Gemeente des Heeren, we leren onze kinderen jong dat ze vriendelijk moeten zijn. Geen ruzie maken, zeggen we dan. Dat is goed, om vriendelijk te zijn. Het doet mensen goed als je ze correct behandelt. Dat zegt iets over jezelf. Maar dat hoeft nog niet te betekenen dat er diepgang in zit. De ontmoetingen zijn kort en vluchtig. Goede omgang met elkaar is belangrijk. Dat heeft van doen met naastenliefde. In de ware zin van het woord reikt dieper dan een vluchtige ontmoeting, al behandel je elkaar vriendelijk en correct. Ware naastenliefde: dan geef je jezelf. Je beurt op en spreekt tegen. Je wordt boos als iemand willens en wetens het verkeerde pad op gaat. Naastenliefde betekent dat je de naaste wilt kennen zoals die is. Met goede kanten en met gebreken.
De Heere Jezus was het voorbeeld bij uitstek die omzag naar mensen vanuit naastenliefde. In het evangelie lazen we wat Jezus niet. We zien niet zijn dagelijkse agenda, hoe Hij zijn dag invulde. Maar we lezen waar Jezus mee bezig was, terwijl Hij rondtrok door het land. Hij ging alle steden en dorpen langs. Het werk bestond uit drie onderdelen: Hij leerde, Hij verkondigde en Hij genas.
Leerde in de synagoge. Als het sabbat was, ging Jezus naar gewoonte naar de synagoge. Lukas 4, eens in Nazareth, toen ging Hij naar de synagoge. Hij stond op om voor te lezen. Hij onderwees in de schriften. Hij sprak met gezag. Maar wat Hij leerde had niet altijd de instemming. De Farizeeën en Schriftgeleerden stoorden zich eraan. Hij verkondigde het evangelie. Hij is de vreugdebode. Aangesneld vanuit de bergen. Met goed nieuws. Het Koninkrijk is nabij gekomen! Luther zegt: dit evangelie, dat Jezus kwam brengen, is een prediking van de genade en barmhartigheid van God. Dat kwam Jezus brengen. Luther zei: dat lees je niet zozeer in boeken, maar het is een stem die over de wereld gaat. En Jezus geneest. Voorbeelden daarvan heeft de evangelist genoemd in het voorafgaande. De knecht van de Romeinse hoofdman, de schoonmoeder van Petrus, dreef geesten uit bij twee mensen, dochter van Jairis. Hij verrichte genezingen en dreef boze geesten uit. Jezus ging het land rond, wel doende. Door het woord dat Hij spreekt en de daad die Hij doet.
Hij deed dat met het oog op het welzijn van mensen. De mens in hele doen en laten. Als Jezus zo bezig is, schrijft de evangelist dat Jezus ‘ziet’. Dat woord is tot ons gericht. Mocht het zo zijn, dat wij gaan zien zoals Jezus zijn! Dat moeten we leren. Daarvan zijn we nooit uitgeleerd. Als je een vak uitoefenen jarenlang, heb je het op den duur in de vingers. Een rietdekker bijvoorbeeld. Maar leren zien zoals Jezus zag, is een blijvend leerproces. We zullen nooit die scherpe blik krijgen die Jezus had. Ook bidden daarbij om de Heilige Geest. Zien zoals Jezus zag.
Jezus, Hij zag. Wat zag Jezus dan? Je zou denken: gezien de genezingen die Hij verrichte en geesten die Hij uitdreef, dat Hij de nood van de mensen zag. Dat Hij dingen zag die Hij nog moest doen. De evangelist zegt iets anders. Jezus zag de menigte. Niet allereerst de nood. Maar de mensen die voor Hem stonden. Hij zag ook wat er in de levens van die mensen speelde. Pijn, moeite, wat hen blij maakte.
Jezus ziet de menigte. Dat is meer dan dat Hij de nood ziet. Het zien gaat een beslissend stapje verder. Jezus doorziet de mensen. Hij zag de menigte. En dan staat er: Hij werd met ontferming over hen bewogen. In Griekse grondtekst staat er een woord dat met ingewanden verband houdt. De mensen raakten Hem tot in Zijn ingewanden. Wij zeggen soms: ik kreeg er gewoon buikpijn van. Jezus werd met ontferming over hen bewogen.
Want die menigte, ze waren vermoeid en verstrooid. Als schapen die geen herder hebben. Die woorden doen denken aan de profeet Ezechiel. Er zijn wel herders in Israël, zegt de profeet, maar die weiden zichzelf en ze zien niet om naar de schapen. Ze dwalen rond. Er vraagt niemand naar ze. Jezus ziet dat de mensen vermoeid en verstrooid waren. Als er geen herder bij de kudde was, was het gevaarlijk. Dat liggen roofdieren op de loer. Schapen roven en doden. Verstrikt raken in doornstruik. Er zou echt een herder moeten komen om ze weer los te maken. Meestal is dat een voorteken van de dood van de schapen. Als je ziet dat ze vermoeid en verstrooid zijn. Ze hebben hulp nodig. Zonder die hulp gaan ze verloren.
Jezus ziet die mensen in hun nood. En Hij richt zich tot hen. Maar Hij laat mensen in hun waarde. Ze hebben verantwoordelijkheid. Jezus heeft wel het initiatief. Maar de mens heeft wel verantwoordelijkheid. Niet: Ik ga dit met je doen en Ik zorg dat het goed komt. Dan zou Jezus de mens niet helemaal serieus nemen. Jezus is wel met ontferming bewogen. Hij richt zich ook tot die mensen. Jezus ziet dat de mensen vermoeid zijn. In andere vertaling: voortgejaagd. Die betekenis ligt er dicht bij. Dat betekent niet allereerst dat die mensen aan een grondige rust toe zijn. Het wil zeggen dat ze vast zitten in de ban van allerlei dingen. Als we naar mensen om ons heen te kijken (en ook kritisch naar onszelf), herkennen we ons niet in dat voortgejaagde, dat vermoeide? Zijn we vrij van het vermoeide? Doen we niet mee met de race van de wereld? Waar is de wereld op uit? En wij dan? We proberen toch de wereld te volgen?
De wereld zoekt zondige dingen. Willen wij ook niet wereldse dingen nalopen? Dat moet je zondige dingen noemen. De goden van deze wereld, dat ze ons lief zijn. Dat we weinig weerstand bieden. De wereld zoekt naar succes, roem, geluk, positie, macht? Is het niet zo dat we in al die dingen een graantje van mee proberen te pikken? We zijn bereid om er hard voor te werken. Maar het kan een druk op je leggen. Veel mensen hebben psychische klachten, zoals burnout.
Jezus ziet dat ze afgemat zijn. Moedeloos worden we misschien van de zonde die we bedrijven. We hadden zo graag willen breken met de zonde. Leid ons niet in verzoeking?! Maar we vallen toch weer in de zonde. Die zonden steken de kop op. Je valt jezelf zo tegen. Het kan ook zijn dat je al zolang tegen je ziekte vecht. Tegen depressiviteit. Je voelt je verstrooid en afgemat. Je nieuwe baan, waar je zo naar uit keek, brengt je niet wat je had gehoopt. Je relatie ook niet. Het leven maakt diepe sporen in je ziel. Ook in de kerk zien we het. En ook in ons eigen leven.
Is er een oorzaak aan te wijzen? Is dat niet dat we de herder zijn kwijtgeraakt?! Is onze eigen schuld. Vermoeid en verstrooid. Een goede herder zorgt dat de schapen het goed hebben. Veiligheid in de kudde. Veilige plek om te slapen. Dat de herder over ze waakt. Maar waar de herder verdwijnt, staat dat op de tocht. Vermoeidheid en verstrooidheid liggen op de loer. Als mensenleven zonder de herder, zonder de Heere Jezus. Die kennen we als de Goede Herder. Hij zet Zijn leven in voor de schapen.
We zijn mensen die een herder nodig hebben. Als je het van jezelf moet hebben, kom je erachter dat het niet gaat. Dan loopt het leven dood. En kan je niet goed verder. Dan ontdekken: onze hulp moet van Hem komen. Hij wil die hulp geven. Daar mogen we dankbaar voor zijn, als we dat inzicht hebben.
Jezus is gekomen. Hij is met ontferming bewogen over de kudde. Hij is anders dan welke herder ook. In elk geval anders dan de herders bij Ezechiel. Jezus is uniek in zijn herderschap. Hij heeft zich opgeofferd. Hij is de weg naar het kruis gegaan. Om de oorzaak van die vermoeidheid en verstrooidheid weg te nemen.
De mens wil ten diepste zijn eigen leven leiden. Geen leiding nodig van de herder. Als we het moeilijk hebben, dan Jezus als helper, dat willen we wel. Maar dat Hij naar het kruis ging om Zijn leven te geven voor ons, dat gaat tegen onze natuur in. Een toegewijd leven, dat is teveel gevraagd. En toch wil die Herder ,ook onze herder zijn. Kunnen we het ooit beter krijgen dan bij Hem? Hij verlost van zonde en redt van de dood. Jezus. Het is een remedie tegen vermoeidheid en verstrooidheid. Wie Hem nederig valt te voet, zal van Hem zijn wegen leren, zingen we met Psalm 25. Uw licht doet klaarder dan de zon, ons ’t heuglijk licht aanschouwen, zingen we met Psalm 36.
Jezus zegt vervolgens: bid dat de Heere arbeiders uitzendt. Het is verrassend dat we Jezus dit horen zeggen. De tijd van de nood is de tijd van de oogst. De nood schreidt ten hemel. De oogst is groot. Dat is een hoopvol woord. Niet: het is hopeloos. Niet: het wordt nooit meer wat. Nee. De oogst is groot. Maar er zijn te weinig arbeiders. Jezus wil de vermoeidheid en verstrooidheid wegnemen. Hij brengt nieuw leven en nieuwe hoop. Mensen moeten Zijn arbeid voortzetten. Jezus zegt niet: Ik wijs jullie aan, ga aan het werk. De afgelopen decennia hebben we dat in de kerk geprobeerd. Met missionaire modellen kan je de mensen vasthouden?! Goed om te doen, maar niet van modellen verwachten. Alsof kerk maakbaar is. Er is een diepe geloofscrisis. Zit diep bij mensen.
Jezus zegt niet als eerste: ga Mijn werk voortzetten. Nee. Eerst bidden. De Heere wil gebeden zijn. Als we bidden mag dan ons gebed zijn: Heere, zend ook mij! Dat ik betrokken mag worden. Kunnen verschillende dingen zijn. Taak in gemeente of in het dorp. Kan voor ieder anders zijn. Gebed opent de ogen voor de nood. Gesloten gebedsogen leiden tot ogen die zien wat nodig is. Binnengaan in het hart van God en zien wat daar prioriteit heeft. Betrokken en getrokken in Gods plannen.
Alle oogstwerk begint bij de Heere van de oogst. Als Hij niet uitwerpt, dan beter maar niet doen. Oorsprong ligt in het hart van God. Hartstochtelijke liefde van de Vader. Eerst gemeenschap met God zoeken. Gebed is nodig. Dat Hij de situatie veranderen zal door arbeiders uit te zenden. Zij mogen anderen tot blijdschap brengen. Paulus zegt in 2 Korinthe 1: wij zijn medewerkers aan uw blijdschap. Als je gezonden wordt door de Heere. Paulus was een vervolger van de gemeente geweest, maar Christus kwam hem tegen. Hij kreeg een grote plaats in het Koninkrijk. Zo is hij medewerker geworden van de blijdschap die hij anderen bezorgen mag. Dat mag u ook zijn. Het werk van Hem voortzetten, die voor ons is opgestaan. Ik heb vrijspraak voor jullie verworven. Ik moest naar het kruis gaan. Veel lijden en strijd. Maar Ik heb de dood overwonnen. Onze arbeid is niet altijd makkelijk. Kan met tegenstand gepaard gaan. Je zou moedeloos worden. Paulus zegt in 1 Korinthe 15: de genade van God is niet tevergeefs geweest. Wie zijn geschikt? Zij, die te midden van vermoeidheid en verstrooidheid in de oogst geloven. Op grond van Jezus woord. Laat mij een van die arbeiders zijn? Is dat uw gebed? Om zo iets te laten zien van de liefde van Christus. Amen.
Hervormde Gemeente Reeuwijk, Ichthuskerk, zondag 24 februari 2019, 17 uur. Schriftlezing Ezechiël 34:1-11 en Mattheus 9:35-38.