De christelijke hoop is geen misschientje maar vaste grond. Wat we al kunnen zien hoeven we niet meer te hopen. De christelijke hoop is de brug tussen het verleden wat er is gebeurd het lijden en de opstanding van Christus uit dood en de toekomst het verlangen naar de volkomen verlossing. Ten diepste is het waar voor allen die in Christus gestorven zijn: in de hope op het eeuwige leven. Die hoop moet al ons leed verzachten.

Romeinen 8 vers 24 en 25: ‘[24] Want wij zijn in hope zalig geworden. De hoop nu, die gezien wordt, is geen hoop; want hetgeen iemand ziet, waarom zal hij het ook hopen? [25] Maar indien wij hopen, hetgeen wij niet zien, zo verwachten wij het met lijdzaamheid‘.

De christelijke hoop

  1. Waar die hoop vandaan komt, de grond van de hoop, samenhang geloof en hoop;
  2. De hoop die gezien wordt die eigenlijk geen hoop is;
  3. De hoop waarop geduldig wordt verwacht, de hoop op de volkomen verlossing dat het beste nog komt.

Gemeente, hier vanavond in de kerk, met ons mee verbonden, hoe vaak gebruiken wij niet het woord hoop. Je moet er maar eens even bij stilstaan, als je let op de woorden, die je zomaar gaandeweg de dag zegt, dat woordje hoop gebruiken. Ik hoop, wij hopen. We hebben er zelfs in ons taalgebruik prachtige uitdrukkingen aan over gehouden. Zolang er leven is is er hoop, zeggen we dan. En hoop doet leven. Een mens kan eigenlijk niet leven zonder hoop.

Er is een bekende Griekse mythe, een verhaal uit de Griekse godenwereld, dat vertelt gemeente, jongens en meisjes, dat de Griekse oppergod Zeus ooit aan de mensen een soort vat schonk met allerlei goede gaven. En die Griekse oppergod Zeus zei tegen de mensheid: je mag dat vat niet openen. Maar u weet het natuurlijk wel hoe dat gaat. Juist als je iets denkt dat je er niet bij mag komen. En wat deed de mens? Hij opende de pot. En de straf bleef niet uit. Alle goede gaven keerde terug naar de goden, zo vertelde de Griekse mythe. En het werd een doffe ellende op aarde. Alle goede gaven maar een gave wist men te behouden in dat vat. En dat was de hoop. De hoop bleef achter in dat vat om de mens nog enigermate troost te bieden in dat moeilijke bestaan.

Zo vertelt de mythe. Wij mogen vanavond uit een andere bron putten als we het hebben over de christelijke hoop. En ik denk gemeente dat het wel nodig is dat wij in onze nou gemeente in de preken, en ook in ons gezinsleven, wel zicht hebben op wat nu de christelijke hoop is. Niet zomaar de hoop die wij uitspreken, ik hoop of wij hopen. Maar wat is nou het specifieke van de christelijke hoop?

Nou die christelijke hoop gemeente is elk geval een hoop die ergens op gegrond is. Het Griekse grondwoord duidt daar ook op. Die hoop heeft een grond, die zweeft maar niet ergens. Om het zo maar eens te zeggen, het is geen misschien maar een vastigheid. Ik denk dat wij ook in onze kerkelijke taalgebruik daar niet altijd zo uit leven, uit dat vaste van de christelijke hoop. Want hoe gaat dat? Als er iemand sterft uit ons midden? Waar is opa nu, waar is oma, waar is mijn vader, mijn moeder, mijn kind? Ja wij hopen dat, weet je het zeker, ‘wij hopen dat’.

En in hoe vaak zie je het ook niet staan, en ik zeg het met alle respect hoor, dat iemand ontslapen is in de hope des eeuwige levens. Toen ik eens aan iemand vroeg wat bedoel je daar precies mee, toen werd er eigenlijk gezegd ja maar we weten het toch niet zeker. Terwijl dat woordje hopen met hoofdletters stond. Hoe zit dat bij u, bij jou?

Leven wij gemeente vanuit dat vaste van de christelijke hoop? Kun je dat weten? Kun je meer zeggen dan een misschien, meer zeggen dan we weten het niet zeker. Letterlijk las ik ergens zou je dat woordje want in de hoop zijn wij zalig geworden ook kunnen vertalen want voor de hoop zijn wij zalig geworden. In de hoop zou je nog kunnen denken we weten het niet zeker. Maar hier staat letterlijk in het Grieks een aanduiding wij zijn gered, wij zijn zalig geworden voor de hoop. Dat wil zeggen, daar is een redding die gegrond is en waarop wij iets hopen dat zeker is. Die hoop gaat ergens op terug.

Je zou de hoop gemeente kunnen vergelijken met een brug. Een brug die twee oevers aan elkaar verbindt. De ene oever is het verleden en de andere oever is de toekomst. De hoop is de brug naar wat er in het verleden is gebeurd en wat in de toekomst wacht. En wat is er in het verleden gebeurd, ja, wat is nou in het verleden gebeurd gemeente waarop wij gegronde hoop mogen vestigen? Misschien dat iemand denkt, dan moet je iets in je hart meegemaakt hebben. Dat ook. Dat ook. Maar uiteindelijk is de christelijke hoop gegrond in het verleden, laat ik het zo zeggen, van de opstanding van Jezus Christus. In Zijn kruis en opstanding zou je kunnen zeggen daar is de grond gelegd van de hope van het eeuwige leven.

En wat in het verleden is gebeurd met Hem, ja ook dat brengt de Heilige Geest in het hart van mensen. Dat brengt de Heilige Geest in het hart van zondaren die daardoor mogen hopen. En in dit hoofdstuk in Romeinen 8 wordt de Heilige Geest, die het werk van de Heere Jezus in je hart brengt, daar wordt de Heilige Geest een eersteling gave genoemd. Je zou het ook zo mogen zeggen: wanneer de Heilige Geest op grond van het verzoeningswerk van Christus in het hart van een mens is gegeven, dan is dat de garantie van de eeuwige verlossing. Garantie van de eeuwige verlossing. En dan zeggen we natuurlijk wanneer is de Heilige Geest in je hart gegeven? Laat ik het heel eenvoudig proberen te zeggen: de Heilige Geest is in je hart gegeven wanneer je door het geloof Christus omhelst als de van God gegeven Zaligmaker. En Hem omhelst in het geloof als een verloren zondaar die eigenlijk in zichzelf geen enkele hoop meer heeft. Als je Hem omhelst door het geloof, dan geeft de Heere Jezus de Geest als een garantie in het hart.

Iemand zei eens, om het een beetje eenvoudig te maken: de Heilige Geest brengt ons bij Christus. De Heilige Geest brengt ons bij Christus door het geloof. Als de Heilige Geest ons Christus gegeven heeft door het geloof, we mogen Hem kennen, dan geeft de Heere Jezus ons te Geest. Zo is het. De Geest geeft ons Christus. En als we Hem kennen, dan geeft Christus ons de Geest. Dat is redding. Wij zijn voor de hoop gered. Dus om te hopen, moet je eerst weten of je gered bent gemeente.

Even op de man af gevraagd, jongen of meisje. Ben je gered, zit je hier als een gered mens? Ja je zegt natuurlijk dat is een voortgaande strijd. Ja dat weet ik wel. Maar gewoon eens even weet u wat redding is in uw leven? Het is bekend dat de puriteinse prediker Samuel Rutherford heel veel van zijn brieven ondertekende met ‘SS’, saved sinner, ik ben een geredde zondaar.

Dat is een van de wezenlijke dingen waar Romeinen 8 ook mee begint. Zo is er dan nu geen verdoemenis, geen veroordeling, die in Jezus Christus zijn. Dat is gered zijn. Dat er geen veroordeling meer is voor hen die in Christus zijn. En in Christus zijn, dat weten toch hopelijk wel, dat is in Hem verbonden zijn door een levend geloof.

Dus als er vanavond iemand in de kerk zit die zegt dominee ik heb geen hoop of ik weet het niet zeker, ik zou in de eerste plaats willen vragen zou u het zeker willen weten? Ik kan mij niet voorstellen dat u het niet zeker wilt weten. Jongens en meisjes jullie ook, dat je houvast heb in je leven, dat je weet ik ben gered, gered voor de hoop. Ik ben van de ene oever, uit het werk van Christus gaan leven, in de hoop voor de toekomst. Naar de volkomen verlossing uitziet.

En daarom gemeente is het in het kerkboekje voor de kinderen weergeven, is de hoop in de Bijbel altijd ook het anker geweest. Sommige jongeren dragen zo’n sieraadje met drie tekens: geloof, hoop en liefde. Het geloof is dan het kruis, de liefde het hart, de hoop is het anker. Als er iemand vanavond zegt ik zou het zo graag willen weten, en hoe kan ik het weten dat ik hoop mag hebben, dat ik gered ben voor de hoop, dan zou ik vanavond tegen u en jou willen zeggen:  kijk eens naar het anker, waar vindt dat houvast in je leven?

Ik ben zelf een visserszoon. En ik wel dat als ik met mijn vader meeging in Katwijk, niet vanuit Katwijk die hadden geen vissershaven, maar IJmuiden dan ging je de haven uit met die kotters, en dan ging altijd het anker mee. Altijd. En als het dan nodig was jongens en meisjes, dat anker, dan deden die vissers een ding niet. De gooiden het anker nooit in het ruim maar altijd buitenboord, de vaste grond. En als je dan hoop wilt hebben, wilt weten of je gered bent, gooi dan het anker van de hoop niet in je eigen, woelige, onzekere hart. In je gevoelens, voel ik het, ervaar ik het?! Maar het anker van de hoop is altijd bedoeld om het in het vaste werk van Jezus Christus te werpen.

Gemeente, hebt u dat gedaan in uw leven? Als dat anker hecht in die vaste grond van Christus en als de Heilige Geest je gegeven is, als een garantiebewijs dat die hoop gegrond is en vast is, dan gaat de hoop meereizen met het geloof. Iemand zei eens dan zet dat geloof dat weet dat je gered bent, de hoop op de schouders. Even voor de kinderen, misschien heb je weleens langs de straat gestaan, ja het is natuurlijk niet helemaal de tijd met optochten door de straten gaan door allerlei maatregelen, maar je hebt weleens dagen, denk eens aan Koningsdag, dan sta je daar langs de kant van de weg te kijken naar de optocht en al die mensen staan er dan voor. Wat zeg je dan tegen je vader of moeder, vooral tegen je vader: papa, ik kan het niet zien. Wat doet je vader dan? Dan zegt die vader: kom maar en dan tilt die dat kind op en zet je het op je schouders. En dan zeg je kun je het nu zien? Ja. Dat doet het geloof ook. Het geloof gemeente dat gegrond is in het werk van Christus, dat zet de hoop op de schouders. En die hoop die gaat vooruit kijken. Die gaat verlangen vanuit de redding die je hier in dit leven ontvangen hebt. Vergeving van zonden, gered zijn van de verdoemenis.

Die hoop die gaat ergens naar uitzien. Wat beloofd is. En wat is dan beloofd? Wat zegt Romeinen 8? Dan ga je hopen op de volkomen verlossing. Dat is de hoop die op de schouders van het geloof meereist, die kijkt uit naar de volkomen verlossing. God des levens ach wanneer zal ik naar voor Uw ogen in Uw huis Uw naam verhogen. En die hoop weet ook wel dat het hier op aarde nog een strijd is, dat je hier nog zit in de vreemdelingschap. Dan zien we om ons heen nog zoveel onvolmaaktheid. Dan zien we nog het lijden van deze wereld. Dan zuchten we. Maar het is geen zucht van wanhoop.

Het geloof zucht de zucht van de hoop. Gemeente, dat is een machtig geheim in het leven van Gods kinderen, dat we leven van de hoop. Zeker omdat de liefde Gods is uitgestort zegt Paulus door de Heilige Geest die ons gegeven is. En die hoop beschaamt niet. Die stelt niet teleur. Dus wie hopen wil, die gelove zou ik zeggen. Dus wie hopen wil, die gelige. Die werpe het anker uit in Christus alleen.

En dan kom ik bij het tweede gemeente, want dan kun je denken die hoop wil alles vervult zien. Maar dat is net even anders dan wij vaak denken. Paulus gaat ook spreken over een hoop die je gaat zien. De hoop van het geloof die rust in Christus en die kijkt vooruit. Maar er kan ook een hoop zijn die je wilt zien. Paulus heeft er wel een gedachte bij. De hoop die gezien wordt is geen hoop. Welke hoop gaan we dan zien?

Nou laat ik het maar eerlijk aan u vragen: waar hoopt u op? Vakantie. En als je dat allemaal gerealiseerd ziet, is het volmaakte dan aangebroken? Een mooie vakantie gehad, ja leuke vakantie. Was die volmaakt? Waar hoopt u op, waar hoop jij op? Wat zou je gerealiseerd willen zien in je leven? Gemeente, wij zitten niet alleen in de wereld maar ook in de kerk met een soort verlangen wat in het hier en nu zoveel wil realiseren. Soort paradijs op aarde. We zien het in de samenleving om ons heen. In de samenleving dat er een hoop is die hier en nu moet gelden. Wij willen zo snel mogelijk af van alle beperkingen en wij willen hier en nu gerealiseerd zien wat ons geluk is. En het is hek is van de dam.

Nou we merken het. De hoop die gezien wordt is geen hoop. We hoopten op versoepelingen, we hoopten dat het allemaal beter zou gaan maar het blijkt geen hoop te zijn. Het blijkt helemaal niet realiseerbaar te zijn. Gemeente, wat Paulus hier schrijft is best wel leerzaam en ontdekkend. Wij willen op de een of andere manier hier iets realiseren, vooruit grijpen. Misschien ook in de kerk.

Ik zie het ook weleens in de kerk gebeuren, dat mensen in de kerk die willen allemaal zoveel hier en nu hebben. Hier moet het leuk zijn, hier moet het mooi zijn. Hier willen we van het ouderwetse af, hier willen we van de saaiheid af. Maar zeg ik het een beetje ondeugend misschien: het bezit van de zaak is het eind van het vermaak zei mijn oude oma vroeger. Dan hebben we het en we hebben het niet.

Gemeente, wat dat betreft is het een die woord wat Paulus schrijft wat willen we hier realiseren in de samenleving, in de kerk, een soort vooruit grijpen dat we hier op de een of andere manier het perfecte krijgen. Dan lijken we ook wel een beetje op die jongste zoon. Die jongste zoon die eigenlijk al vooruit greep op de erfenis. Die zei pa geef het me nu maar. Ik wil het hier hebben. Wat deed hij ermee? Hij verkwanselde het. Hij kwam in de doffe ellende terecht.

Als God, gemeente ik zeg het maar heel gewoon, als de Heere God ons in hadden zou geven, hier en nu, aan u, jou en mij, als Hij ons hier in handen zou geven wat Hij voor ons heeft weggelegd in de toekomst, en zou het ons al uitkeren met heel ons zondige denken en handelen en wandelen, dan zouden wij het verkwanselen. Dan raken we het kwijt.

De hoop die we hier en nu willen zien, is geen hoop. Ik zeg het ook maar tegen onze jonge mensen. Jullie staan in een geweldige spannende tijd waar ontzettend veel gerealiseerd wordt in wapenschap en techniek, in mogelijkheden waarvan we zeggen wat is het allemaal prachtig. Verkijk je er niet op jonge mensen, vergaap je je er niet aan. In de Bijbel wordt de hoop ook weleens vergeleken met het huis van een spin die een prachtig spinnenweb weeft, indrukwekkend. Maar met het minste, geringste wordt dat hele spinnenwebben gedoe gebroken. Als erin geblazen wordt.

Laten we in ons leven gemeente eens goed kijken waar verlang ik naar, zijn mijn verlangens alleen maar naar het hier en nu gericht, wil ik gezond blijven, lang leven, carrière maken, nieuwe auto, vakantie. Prachtig hoor. Maar is dat de realisering van je hoop? Zet dat nu ons verlangen, gaat dat nu ons verlangen vervullen? Dat we meer bezig zijn met het hiernumaals dan met het hiernamaals?

Eerlijk zijn. Waar is onze hoop op gericht? Je ziet vaak heel veel mensen, ook jonge mensen, waar de uitgebluste hoop in hun leven zichtbaar wordt. Waar ze met het surrogaat dachten wij hebben het in handen. En het brengt het tot de grootste ellende. De uitgebluste vuren van de hoop smeulen om ons heen. En gemeente, laten we ervoor waken, ik denk dat dat het appèl van Paulus is als wij nadenken over de christelijke hoop, dat we die niet realiseren in het hier en nu. Hier beneden is het niet. En dat we het niet hebben in de kerk, of alleen maar nadenken over hier in ons leven willen realiseren en ondertussen geen enkele verwachting meer hebben naar het beste.

Hoe gaan we straks de kerk uit, jij? Hoe ga je nou straks de kerk uit? Met die platte blik van de hoop, hier en nu. En zit er dan geen enkele opening in naar meer, naar de toekomst? Laat ik het zo zeggen dat wij misschien ook in de kerk bezig zijn met het leven hier en nu en we zijn niet meer open naar de toekomst, dat we bijna een soort een verveling gaan krijgen. Dat we verveeld in de kerk zitten, dat we verveeld zijn omdat we zoveel hebben in het hier en nu.

Ik denk even, ik had het net over Katwijk, daar had je op de Boulevard, en ik weet niet of ze in Veenendaal ook zijn, maar daar had je op de Boulevard altijd van die ouwe mannetjes en die kwamen daar ‘s ochtends bij elkaar en dan stonden ze bij zo’n bankje de laatste nieuwtjes van de dag te bespreken, heb je het al gehoord, en dit en dat en zus en zo. En ze bespraken allemaal maar de dingen van het hier en nu. De waan van de dag. En als je dan weleens keek, na een kwartier keken ze verveeld voor zich uit over de zee naar de horizon. Beetje verveeld kijken. De laatste nieuwtjes waren gedeeld. En wij? Zitten we in de kerk ook een beetje verveeld voor ons uit te kijken? En als we straks de kerkdeuren uitgaan, zijn we mensen die met een verveelde blik het leven ingaan?! Alleen nog maar praten over de laatste dingetjes, maar niet meer over hét laatste.

De hoop die gezien wordt is geen hoop.  Want als je ziet wat je hoopt, waarom zou je nog hopen? En dan er de verveling. Maar nu gaan we naar het derde. Paulus zegt als je nou, hij zegt het zo prachtig, als we hopen wat wij niet zien, dan verwachten wij het met volharding. Dat die hoop van het geloof die hier en nu nog niet gezien wordt, dat beloofde heil, die volkomen verlossing, die hier op aarde nog niet ziet, nu mag gaan verwachten met volharding. Een prachtig woord trouwens gemeente, volharding.

In het kerkboekje van de kinderen heb ik even het beeld aangereikt van de brug, dat zei ik in het begin van de preek ook al. Dat de hoop een brug is die twee oevers met elkaar verbindt: het verleden waar de grond voor de hoop is gelegd en de toekomst waar God beloofd heeft dat er een volkomen verlossing komt. Die brug, maar onder die brug daar staan weleens van die stevige pijlers he. Heb je het weleens gezien? Zo’n machtige brug en daaronder die betonnen stevige pilaren. En die blijven daaronder staan.

Eigenlijk is het woordje volharding te vertalen met eronder blijven. Eronder blijven. Waaronder blijven? Onder de druk, onder het lijden. Die brug waar die pilaren onder staan. Over die brug gaat van alles heen. En die brug staat soms te trillen. En misschien sta je zelf ook weleens te trillen op je knieën: O God, het lijden, de strijd, de moeiten. Wanneer is het voorbij? En toch blijf je eronder.

Ach ja, we zouden ook weleens graag weg willen lopen. Waar moet je dan heen? Waar moet je anders je hoop nog vinden? Dat kan voor een kind van God niet meer. Hij kan nergens anders meer heen, hij blijft eronder. Hij blijft staan met verwachting. Hij staat daar. Gemeente, is het nog vol te houden voor u? Is het nog vol te houden voor jou? Je komt soms mensen tegen die zeggen we houden het niet meer vol. Het is zo zwaar, zo bang, het duurt zo lang. Kan God nu niet? Ja… Kan nog nu niet wat? De hoop vervullen hier en nu. Nee. Wij moeten eronder blijven gemeente.

Die hoe het ook moog tegenlopen, gestadig op Zijn goedheid hopen. Calvijn heeft weleens prachtig gezegd: de hoop is niet alleen de bron waaruit wij mogen leven voor de toekomst maar het is ook de rem. De bron en de rem. De hoop remt ons ook af om niet overhaastig te worden. Want Calvijn zegt, als we overhaastig worden, ongeduldig worden, dan storten we neer. Wij moeten geoefend worden. Een geoefend geloof in volharding.

Gemeente als de Heere ons in het leven van de hoop zet, dan moet u er maar op rekenen dat Hij dat geloof en de hoop voortdurend, voortdurend oefent. Dat we voortdurend zoals wijlen ds. G. Boer dat zei, dat we gesmeerd moeten worden. Dat we niet vastroesten. We kunnen soms zo vastgeroest zitten in onze eigen dingetjes. Maar als God ons oefent in de volharding, dan wordt dat geloof gesmeerd, geoefend in de strijd.

Wij moeten niet denken gemeente dat wij met geloof en hoop bovenop een glijbaan worden gezet. Gisteren waren onze kleinkinderen nog op bezoek en dan hebben wij ook zo’n glijbaan in de tuin staan, zo’n plastic ding. En dan zegt een van de kleinkinderen, opa ik ga daar bovenop kunt u even een duwtje geven? Ja hoor. En daar ga je dan, ga je dan. Even zo van bovenaf, o mooi, naar beneden. Zo’n glijbaangeloof. Maar dat geeft de Heilige Geest niet, een glijbaangeloof waar je een duwtje in de rug krijgt. En zo daar gaan we wel, het komt wel.

Als het gaat om volharding, als het gaat met verwachting leven, dan worden we geoefend als een soldaat die door de modder moet kruipen, die door vijandelijk gebied moet gaan. Die beschoten wordt. Die bedreigd wordt. Dan moeten we zo’n gang gaan door de diepten heen. Maar een ding weet de hoop wel: het gaat de goede kant op. En ding weet de hoop: we verwachten de volkomen verlossing van ons lichaam. Waar de Heere zal laten zien wat onze hoop inhoudt en het komt een keer voor de dag. Het komt een keer voor de dag gemeente.

De hoop die wij verwachten, die wordt een keer zichtbaar. En daar zal als ik Romeinen 8 goed lees, de hele schepping getuige van zijn. Dat hoop van Gods kinderen geen ijdele hoop is. Maar dat de hele schepping straks zal zien waarop Gods kind heeft gehoopt. Namelijk de volkomen verlossing, de aanneming tot kinderen. Dat God zal laten zien dat de zaak van Zijn kinderen terecht was en niet ijdel.

Kom gemeente, jonge mensen, gaan we met hoop de kerk uit? En denk nou niet dat je dan ouderwets bent of zo. Er zijn wel mensen die dan zeggen ik hoop maar weer dat het zo wordt als vroeger. Wij moeten niet achteruit hopen. Wij mogen wel onze hoop gronden in wat gebeurd is in het verleden. In Christus en door het werk van de Heilige Geest. Daar mag het geloof op gegrond zijn maar wij moeten niet achteruit hopen en denken was het maar weer zoals vroeger.

De levende hoop hoopt niet achteruit maar de levende hoop hoopt vooruit. De levende hoop kijkt verder dan de neus lang is. En die hoop die gaat mee. John Bunyan schrijft in zijn Pelgrimsreis prachtig als christen door de doodsjordaan moet en hij ziet er geweldig tegenop. En zo kunnen wij ook weleens denken, en die laatste reis dan van mijn leven?! Dan schrijft John Bunyan zo prachtig: dat hoop het hoofd van christen boven water houdt. Zo ging hij de doodsjordaan in. En de hoop houdt het hoofd boven water.

Gemeente, nou ja, wat zou je nou zelf aangeven als het einde van je leven komt? Weleens over nagedacht? Zou je het toch wel mooi vinden, zou je toch wel mooi vinden als er boven stond: in de hope des eeuwige levens heengegaan? En als ze aan je kinderen vragen: nou, dat je dan niet zegt: ik weet het niet of misschien. Maar dat je dat mag zeggen: die hoop, die hoop was er. Krachtig en zeker. Het anker was gehecht.

Gemeente, laten we heengaan in hoop en tegen allen die ons tegenkomen als ze het van je vragen, als ze het aan jou vragen, aan u vragen, dat je dan rekenschap mag afleggen van de hoop die in je is. Met ootmoedigheid en vrees. Gemeente, er is een prachtig lied, mijn opa stierf ermee, pas stond ik nog aan zijn graf in Katwijk, hij draagt dezelfde naam als ik, hij was een kind van God. En op de steen stond: nooit kan het geloof teveel verwachten, des Heilands woorden zijn gewis, het faalt aardse vrienden vaak aan krachten, maar nooit een vriend als Jezus is. Toen ik dat oude gezang nog eens opzocht zag ik dat het andere couplet is: die hoop moet al ons leed verzachten, kom reisgenoten het hoofd omhoog, voor hen die het heil des Heere verwachten, zijn bergen vlak en zeeën droog, o zaligheid niet af te meten, o vrede die alle vrees verbant, straks is de vreemdelingschap vergeten, en wij, wij zijn in het vaderland.

Dan gaat de hoop over in vervulling. En ik ben er diep van overtuigd dat je hier op aarde nooit kon denken, wat geen oog heeft gezien, en wat geen oor heeft gehoord, en wat in geen mensenhart is opgeklommen, dat heeft God bereid voor allen die Hem liefhebben. En u zult grote ogen opzetten gemeente, jongens en meisjes, zoals jij weleens grote ogen opzet als je vader en je moeder iets aan je hebben beloofd en je krijgt het en dan is het nog veel mooier dan je ooit had bedacht en je zet grote ogen op. Is dat voor mij?! Dan zal de hopende christen die zijn anker hechtte in Christus zich eeuwig verwonderen. In de hoop die is weggelegd voor allen die Hem vrezen.

Amen.

 

Zondag 11 juli 2021 – Vredeskerk Veenendaal – ds. A.L. van Zwet – Schriftlezing Romeinen 8 vers 18-27