Johannes komt in een geloofscrisis terecht. Hij kan het optreden van Jezus’ niet rijmen met zijn eigen beeld van het optreden van de Messias. Gods kinderen kunnen met twijfel en aanvechting te maken krijgen. De ergste is dat je twijfelt of Jezus wel echt de Redder en Zaligmaker is. In de crisis neemt Johannes echter wel zijn toevlucht tot Jezus – tot wie zouden wij anders gaan? Jezus geeft antwoord: Hij is Zijn heilswerk begonnen. De tijd van het heil is aangebroken, de tijd van de bijl nog niet. De strijdende kerk is de lijdende kerk. Als Jezus terugkomt op de wolken van de hemel zal Hij voorgoed afrekenen met zonde, ziekte en dood. Toch is Johannes zalig – niet zielig, omdat hij wordt onthoofd – Hij wordt welkom geheten in de hemel. Eenmaal gaat de deur van de gevangenis van het lijden open en dan zullen we Hem zien die ons zo uitnemend heeft liefgehad. Dan zal onze grootste blijdschap zijn dat we een Zaligmaker hebben, dan zullen alle tranen van de ogen worden afgewist.
Geloof in de crisis
- Wij horen over de botsing met de werkelijkheid. Die vraag, gemeente, jongens en meisjes, van Johannes de Doper komt voort uit een botsing met de werkelijkheid. Jezus doet zoveel dingen waar hij in verwarring en twijfel raakt.
- Jezus geeft Johannes zicht op de werkelijkheid. Hoe moet je tegen de werkelijkheid aankijken? Hoe is Hij bezig, Jezus, toen en nu?
- Zalig ondanks de werkelijkheid. Met alles wat je mee kan maken, als je je niet ergert, als je geen aanstoot aan Jezus neemt, ben je toch gered.
Gemeente, hier vanmorgen in de Nieuwe Kerk en thuis met ons verbonden, vorige week waren we met een afvaardiging kerkenraad bijeen in de Oude Kerk, dat was een dienst van bevestiging van ambtsdragers – zoals we in deze weken wel meer meemaken. In de dienst hebben we geluisterd naar die prachtige woorden over Johannes de Doper: ‘Er was een mens van God gezonden, wiens naam was Johannes. Hij was gezonden om van het licht te getuigen.’ Een prachtig getuigenis. Getuigen van het licht! Dat is mooi. Als dat van je gezegd kan worden, getuige van het licht. Maar tegelijkertijd, gemeente, is het ook zo geweldig moeilijk. In de dienst vorige week hoorden we dat het woordje ‘getuige’ in het Grieks als volgt wordt opgeschreven: marturios. Daar zit het woordje martelaar in. Een getuige van het licht is martelaar. Die moet ook lijden. Want een ding mag duidelijk zijn, gemeente, een getuige van het licht loopt altijd op tegen de macht van de duisternis. We leven in een wereld (ik hoop dat je het mag ontdekken) dat er een grote strijd gaande is. Een strijd tussen licht en donker. Die machten botsen. Dat is een werkelijkheid. Als er een is die dat heeft ondervonden, is dat Johannes de Doper. Hij kreeg te maken met de machten van de duisternis.
Daar gaat het gedeelte van vanmorgen over. Die machten zetten Johannes in de gevangenis. Waarom eigenlijk? Waarom zit deze getuige van het licht in de gevangenis? Dat vraag je je wel eens meer af. Als je hoort over christenvervolging. Afgelopen week zagen we weer de lijst van landen waar christenen het meest vervolgd worden. Jarenlang stond Noord-Korea bovenaan, nu is het Pakistan [bedoeld wordt: Afghanistan], een moslimland. Een lijst van 50 landen. Wel eens goed om te lezen, denk ik. Waarom worden ze vervolgd? Ja? Zijn het misdadigers, criminelen? Moeten ze daarom de gevangenis in? Vaak alleen maar omdat ze getuige van het licht zijn. Daarom. Daarom verliezen ze hun vrijheid.
Zo was het ook bij Johannes de Doper. Hij is zijn vrijheid kwijtgeraakt. Dat heeft hij te danken aan Herodes, de koning. Of beter: Herodias. De vrouw met wie Herodes samenwoonde. Dat was zijn schoonzuster, niet zijn eigen vrouw. Herodes vond dat dat kon. Wij zeggen ook wel eens: dat moet toch kunnen? Waar maak je je druk om? Johannes vond dat het niet kon. God ook niet. Deze getuige stelde dat aan de kaak.
Ik moet zeggen; die Herodias, dat was een fanatieke. Herodes was niet gelovig – al weten we dat niet. Hij had wel ontzag voor Johannes. In Markus 6 vers 20 staat dat Herodes respect had voor Johannes de Doper omdat hij vond dat hij rechtvaardig en heilig was. Er staat zelfs dat Herodes Johannes de Doper graag hoorde. Dat vind ik bijzonder. Al leef je dus in zonde, dan kun je nog wel iets hebben: ik luister naar de preken en heb er respect voor. Dat kan dus blijkbaar. Maar vooral die Herodias, dat was een sluwe.
Johannes de Doper, gemeente, had die hele relatie gewoon eerlijk benoemd. Dat mag niet. U mag de vrouw van uw broer niet hebben. Dat kwam hem duur te staan. Herodias vond hem een bemoeial. Dat duldde ze gewoon niet. Had Johannes de Doper het misschien tactischer kunnen zeggen? Ja, maar, gemeente, wij proberen in de preken ook de dingen tactisch te zeggen. Niet met de vuist op de bijbel slaan. Maar het moet wel aankomen. Al ben je tactisch, voorzichtig, als christen, op een gegeven moment moet je zeggen: zo zit het. Als de naam, wet en eer van God in het geding komt, dan moet je spreken. Dan roep je het verzet op. En die Herodes en Herodias hebben maar een doel: die Johannes de Doper moet zwijgen. Daarom zit hij in de gevangenis.
Denk nou niet, jongens en meisjes – ben je er wel eens geweest? Wij komen er niet zo vaak. Soms rijd je er langs. Zie je hekken, lichten. Of een foto, met deuren die opengaan. Beveiliging, lampen. Een ding kan ik u zeggen: die gevangenis van Johannes de Doper lijkt daar totaal niet op. Dat was gewoon een donker gat onder de grond. Vunzig, vochtig, vuil, donker. Ergens, dat weten wij wel, onder een burcht. De burcht Macherus – in het oosten van Israël, over de Rode Zee. Daar zat hij. Getuige van het licht zonder licht. Niet alleen letterlijk, ook geestelijk.
Het wordt donker. Het lijkt wel, gemeente, jongens en meisjes, alsof de duisternis het gaat winnen – alsof de duisternis sterker is. O ja, af en toe gaat de celdeur open. Dan mogen een paar vrienden komen. Discipelen van Johannes. Daar staat niet veel van in de Bijbel. Ik kan me indenken: ze zaten tegenover elkaar. Johannes en zijn discipelen. In gesprek. Ze kijken elkaar aan. En dan denken ze, ja wat denken ze? Misschien mag ik het zo zeggen: dan denken ze, hebben we ons niet vergist? Hebben we ons niet vergist in Jezus? En dan komt daar die vraag: is Hij degene die komen zou? Is Hij de Messias, of niet? Moeten we toch in een ander nog gaan geloven? Komt er nog een ander? Is Hij de Messias die het rijk, ja toch?, van gerechtigheid, vrede, vrijheid brengt? Waar geen plaats is voor vijanden, geweld zonde? Dat zou Hij toch brengen? Maar het gebeurt niet. En ze besluiten: laten we het zelf maar gaan vragen aan Jezus. Bent U het of niet?
Trouwens, even dit erbij, er zijn uitleggers van de Bijbel dat die vraag: is dat nou de vraag van Johannes zelf geweest of van zijn discipelen? Er zijn uitleggers van de Bijbel die zeggen: Johannes kon toch niet zo twijfelen, dat zullen zijn discipelen zijn geweest. Iemand als Calvijn (van hem hebt u wel eens gehoord toch? – een van de grote bijbeluitleggers van de Reformatie) zegt: niet Johannes heeft getwijfeld, maar zijn discipelen. En ook de uitleggers van de Statenvertaling, de kanttekeningen van de Statenvertaling. Misschien heb je wel eens zo’n oude bijbel gezien met sloten, in de zijkant staan aantekeningen. Zij zeggen ook: Johannes heeft niet getwijfeld.
Toch denk ik dat Johannes zelf getwijfeld heeft. Waarom zou zo’n grote getuige van het licht niet kunnen twijfelen, niet kunnen wankelen? Waarom zouden mensen die zo groot zijn in het Koninkrijk van God niet onderuit kunnen gaan? Soms hebben we van die gedachten – hoge gedachten van mensen in het Koninkrijk van God. Een dominee, ambtsdrager, opa, oma, vader. Een kind van God. En toch momenten: het wordt donker in hun leven. Het zijn gewone mensen. Die kunnen ook wankelen als iedereen. Paulus zegt: we dragen de schat van het evangelie in aarden vaten. In kruikjes, die zomaar kapot kunnen gaan. Waar het geloof, ook van kinderen van God, in een crisis kan komen. In aanvechting, twijfel. Het lijkt mij een van de ergste twijfels. Je kunt aan veel twijfelen: of je kind van God bent, of je zonden vergeven zijn. De diepste twijfel is: is Jezus wel de redder of niet? Je kunt twijfelen over jezelf en ook twijfelen aan God zijn. Dat gaat diep. Dat gebeurt bij Johannes.
Wat was de reden van zijn twijfel? De reden van zijn crisis? Hij hoorde van zijn discipelen over de werken van Christus. Wat doet Hij? Ja… Blinden worden ziende. Kreupelen gaan lopen. Doven gaan horen. Doden worden opgewekt. Aan armen het evangelie verkondigd. Daar botst Johannes mee. Waarom? Omdat Johannes gezegd had: zie het Lam van God, zeker. Maar ook: de bijl ligt al aan de wortel van de boom. En straks gaan die bomen eraan. Johannes had gezegd dat het Lam van God de dorsvloer, Israël, zou zuiveren van alles wat niet goed is. Johannes dacht: als Jezus komt, komt Hij met de bijl. Alles wat niet van God is, gaat voor de bijl. Maar dat gebeurde niet. Jezus deed alleen maar goede dingen. Jezus was alleen maar bezig met het herstel van zieken en ellendigen. Jezus predikte het evangelie. Dat is de botsing.
Dat Jezus anders werkt dan wij denken. Hoe is dat bij ons? Bij jou, in de kerk, hier. Als je uit de Bijbel hoort preken en uit het Woord hoort lezen? Je hoort en leest over Jezus. En toch, gemeente, als er een moment komt dat Hij zo anders is dan wij denken, dan komen we in de crisis. Je kunt er veel over zeggen, maar misschien mag ik het zo zeggen: Johannes had gedacht dat Jezus de zonden zou wegnemen met de bijl. En wij denken, nou ja wat denken wij? Wij denken soms ook: Heere God, waarom grijpt U niet in? Zoals Johannes ook dacht. Waarom stelt Hij geen orde op zaken? Waarom hebben degenen die God niet dienen zoveel ruimte, de duivel, dood en zonde? Waarom zit Herodes op de troon en ik in de gevangenis? Is het wel waar? Klopt het wel. God is goed, God is machtig, God is almachtig. En ondertussen hebben de machten van het kwaad nog zoveel vrij spel! Begrijpt u dat een beetje, herken je dat, ook als je jong bent? Ik ga wel naar de kerk, maar wat ik hier hoor klopt niet met de werkelijkheid straks buiten die kerkmuren zie, met wat ik hoor op het nieuws, op school zie…? God is machtig en goed, maar er gebeurt zoveel kwaads. Waarom doet God er niks aan?
Crisis. Wel eens in de crisis gezeten? Misschien zit u er nu in. Niet de coronacrisis – er is een vaak een diepere crisis. Maar dat alles wankelt, over God en Jezus, en de Bijbel. Als we beproefd worden. Gemeente, als je in de crisis zit, je loopt vast, alles gaat overhoop, wat moet je dan doen? Weet u wat mij opvalt, dat Johannes in de crisis toch naar Jezus gaat. Hij zendt zijn discipelen toch erop uit. Hij gaat niet naar een ander. Dat valt me op. Hij neemt zijn toevlucht wel tot Jezus – tot Jezus, van wie hij niets begrijpt. Zullen we dat ook doen, gemeente. Met al je vragen en twijfels. Zul je naar Jezus gaan en het niet bij een ander gaan zoeken? Want daar vind je het niet, hoor. Niet denken: die kerk en geloof kunnen mooie dingen zeggen, ik ga naar een ander (niet een andere gemeente, waar het makkelijker is), maar een ander: de wereld. Ga je het daar zoeken?! Johannes doet het niet. Ondanks de crisis. Als je er zelf niet uitkomt, vraag dan eens een paar vrienden. Die kunnen je soms ook wel helpen.
2. Zicht op de werkelijkheid
Maar goed, dan komt de vraag bij Jezus terecht. Bent U het of een ander? Dan moet je opletten wat Jezus zegt. Jezus gaat zicht geven op de werkelijkheid. Het valt me op dat Jezus niet zegt ‘ja’ of ‘nee’. Ik hoor dat niet. Niet: Ik ben het, Ik ben het niet. Jezus wijst hem wel op iets anders. Op de dingen die worden genoemd: blinden worden ziende en kreupelen kunnen lopen; melaatsen worden gereinigd en doven kunnen horen; doden worden opgewekt en aan armen wordt het Evangelie verkondigd. Dat moet je tegen Johannes zeggen, zegt Jezus. Is dat een antwoord?! Het is eigenlijk een onmogelijk antwoord, natuurlijk, gemeente, als je er dieper over nadenkt. Daar had Johannes het nu juist zo moeilijk mee. Daar kon hij niet uitkomen. Hij zag en hoorde ook de dingen die Jezus deed. Jezus zegt: zeg maar, dit gebeurt er. Johannes zou zeggen: dat weet ik allang, wat schiet ik daarmee op?
Misschien hebben wij ook van die dingen, gemeente. Als je met vragen of crisis zit, dingen waar je niet uitkomt, dat iemand zegt: ga toch eens in de Bijbel lezen. Psalm 42: maar de Heer zal uitkomst geven. Dat staat toch in de Bijbel?! Wat zeg je dan? Ik hoor het wel eens hoor. Dominee, dat weet ik allang hoor. Het helpt niet. Ik heb er niets aan. Heb je dat wel eens? Dat je met die vragen of crisis in de Bijbel leest, maar dat die woorden je niks doen. Wat helpt het dat in de wereld het evangelie wordt verkondigd en je zit zelf in de gevangenis? Dat je hoort dat doden worden opgewekt terwijl je zelf een geliefde naar het graf moet brengen. Wat helpt het, als je hoort dat zieken worden genezen, maar je wordt zelf ziek en je weet dat je binnenkort moet sterven?! Als een ziekte je leven sloopt. Wat helpt dat?! Eerlijk zijn.
Nou komt er nog iets bij. Kijk, die woorden die Jezus zegt, dat zijn eigenlijk woorden uit Jesaja 61. Dat gaat dan ook over de Messias en Zijn werk. Daar staat:
‘De Geest van de Heere HEERE is op Mij,
omdat de HEERE Mij gezalfd heeft
om een blijde boodschap te brengen aan de zachtmoedigen.
Hij heeft Mij gezonden om te verbinden de gebrokenen van hart,
om voor de gevangenen vrijlating uit te roepen
en voor wie gebonden zaten, opening van de gevangenis;
om uit te roepen het jaar van het welbehagen van de HEERE
en de dag van de wraak van onze God;
om alle treurenden te troosten;
om aangaande de treurenden van Sion te beschikken dat hun gegeven zal worden
sieraad in plaats van as,
vreugdeolie in plaats van rouw…’
Dat komt uit de Bijbel! Maar gemeente, als je het nog eens rustig naleest, thuis. In Mattheus 11 staan er zes dingen: Blinden worden ziende en kreupelen kunnen lopen; melaatsen worden gereinigd en doven kunnen horen; doden worden opgewekt en aan armen wordt het Evangelie verkondigd. Zes dingen. Maar het moeten er eigenlijk zeven zijn, als je Jesaja leest. Wat staat er niet? Wat haalt Jezus niet aan? Opening van de gevangenis…! Dat zegt Jezus niet. Dat maakt het helemaal zo moeilijk, dit antwoord. Johannes krijgt alleen maar te horen dat Jezus bezig is goed te doen. Om mensen op te richten uit de ellende. Maar dat de gevangenis niet opengaat.
Wat kunnen we daarvan leren? Wat heeft dat ons te zeggen? Eén ding, gemeente: het antwoord van Jezus laat duidelijk uitkomen dat Johannes te horen krijgt dat de tijd van het heil is aangebroken. Nog niet de tijd van de bijl. De tijd van het heil betekent dat Jezus bezig is om de tekenen op te richten van het nieuwe dat komen gaat. Jezus is daarmee bezig. En alles wat komen gaat, gemeente, wat hier staat (blinden worden ziende en kreupelen kunnen lopen; melaatsen worden gereinigd en doven kunnen horen; doden worden opgewekt en aan armen wordt het Evangelie verkondigd), die dingen zijn tekenen van de heilstijd, van de tijd die de Heere Jezus is begonnen. Maar alles gebeurt niet op een keer. Dat moeten wij ook leren. Wat zouden wij graag willen: blinden worden ziende en kreupelen kunnen lopen (dat er geen gehandicapten meer zijn); melaatsen worden gereinigd en doven kunnen horen; doden worden opgewekt (dat er geen begrafenissen meer zijn) en aan armen wordt het Evangelie verkondigd. Zouden we mooi vinden. Maar dat gebeurt nog niet. We zitten met ziekten, doden, ongeloof, zoveel verzet. Dat vinden we best moeilijk. En toch is het aan de gang. Het gebeurt. Jezus is ermee begonnen. Er zijn doden opgewekt, er zijn zieken genezen, er zijn mensen tot geloof gekomen. Het gaat nog door tot aan de voleinding van de wereld. Het zijn nog maar tekenen.
Ik kan me voorstellen dat iemand die staat bij een geliefde (een vader, een kind) die denkt: kan God dit leven niet opwekken? Een gehandicapte die denkt: kan God me niet opheffen? Kan God me niet genezen, denkt een zieke. Het gebeurt, het kan. Maar niet bij iedereen. Jezus genas niet iedereen. Wekte niet alle doden op. Wij leven nog in de tijd, voorafgaand aan de wereld. Wij moeten het hebben van de tekenen die Hij doet. Weet u wat het voor ons betekent? Wij moeten nog lijden, net als Johannes. Die gevangenis gaat nog niet open. Nog niet bevrijd van de onderdrukkers. Johannes in de gevangenis; Jezus gaat over de wereld, het heil gaat over de wereld (vooral in de verkondiging van het evangelie). Jezus gaat Zijn weg – Johannes moet lijden. Dat is onze weg ook. Jezus doet Zijn werk door Zijn Geest – Hij richt Zijn tekenen op. De kerk lijdt ondertussen. Wij moeten door de verdrukkingen heen. Dat lijkt dan geen antwoord te zijn, maar het geeft wel zicht. Waarom moeten wij lijden? Omdat Zijn werk nog niet af is. Hij is gekomen met het heil, nog niet met de bijl. Dat komt wel een keer, gemeente. Vergeet het niet. Nu is het nog de genadetijd. Het evangelie gaat nog rond! Hij bouwt het Koninkrijk. Als er een zieke wordt genezen en een dode wordt opgewekt (kan dat? Ja, dat kan nog!). In mijn studeerkamer staat een boekje van een zendeling in Afrika: daar vonden dodenopwekkingen plaats omdat God het nodig vond. Dat zijn de tekenen. Het volle komt nog niet – dat komt pas als Jezus terugkomt. Dan worden alle ziekten en tranen weggedaan. Nu is Hij bezig en wij lijden. De strijdende kerk is de lijdende kerk. Willen we dat? Geduld te hebben. Johannes, heb geduld. Ik grijp nog niet in.
3. Zalig ondanks de werkelijkheid
Ik ga naar het derde, dat Johannes te horen krijgt: zalig is hij die zich aan Mij niet ergert. Johannes, je stoot je eraan. Ik ga Mijn weg – helend, reddend, vernieuwend. Je moet geduld hebben. Zalig ben je als je je niet aan Mij ergert – aan Mijn weg of persoon. Een aangrijpend woord. Ontdekkend ook. Dat je je kunt ergeren aan Jezus. Omdat het zó gaat, terwijl jij wilt dat het anders moet gaan. Merk je dat wel eens in je hart? In de kerk kun je je ook ergeren aan een dominee of preek of weet ik waar aan. Ik zeg niet dat wij het soms niet op kunnen roepen. Je kunt je soms ook ergeren aan God. Is dat soms je verzet? Dat je het niet wilt? Zit in ons hart. Dat je je ergert aan wat God zegt. Dat het werk van God ten diepste, dat je daarover valt. Dat wil je niet. Wees maar eerlijk. Daar struikelen we over. Aanstoot: je valt erover, je struikelt erover. Dat Jezus een steen van de aanstoot is. Een ergernis. Omdat Hij zo gaat zoals Hij wil. Dat zit soms, zei iemand, tot in de diepste schuilhoeken van ons hart. Jezus zegt: zalig ben je als je niet aan Mij ergert.
Ik hoop dat er een moment in je leven is gekomen dat je die ergernis kwijt raakt. Je niet dood ergeren – dat kan, letterlijk of geestelijk. Als je je altijd blijft stoten aan God, de Bijbel, genade en de liefde van Jezus. Blijf je niet verzetten, dat betekent je eeuwige dood. Zalig is hij die zich niet aan Mij ergert. Dat er een moment komt dat je je overgeeft, je prijsgeeft. Dat je het verliest. Dat je het met God eens wordt. Leer mij Uw weg, Heere! Leid mij in Uw weg. Laat mij zien dat U het bent, Jezus Christus. Dat je inziet dat díe Jezus, die hier reddend, helend, genadig bezig is, dat je Hem gaat kennen. Hij die je zonde wegdroeg. Hij die je niet voor de bijl liet gaan. Hij gaf je Zijn heil. Hij nam je ergernis weg. Dat gebeurt hoor! Je kunt je ergeren wat je wilt, maar als Jezus je leven in komt, dan ga je overstag. Dan ga je voor de bijl. Dan raak je jezelf kwijt. Hij neemt mijn ergernis en aanstoot mee op het kruis. Dank U, Jezus, dat U die dingen waar ik me aan stoot, dat U dat verzoend hebt. Zelfs je diepste ergernissen verzoend. Zalig ben je dan als je je gewonnen geeft.
Ik zeg er nog een ding bij. Zalig ben je, zegt Jezus. Geef je nou gewonnen. Voeg je in Mijn weg. Er gebeurt iets wonderlijks. Die gevangenisdeur gaat toch een keer open. Wie staat er? Niet Jezus. Wie dan wel? De beul. De beul van Herodes en Herodias. Er is afgesproken: Johannes moet eraan. Herodias zei tegen haar kind, vraag om het hoofd van Johannes. Dan word ik stil. Zalig is hij die aan Mij niet geërgerd wordt, die zich voegt in de weg van Jezus. Zalig? Zielig zeggen wij. Dat is zielig voor Johannes. Hij wordt onthoofd. Jezus zegt: zalig. Niet: zielig, Johannes. Zalig ben je.
Daar komt de beul. Die slaat raak. Echt raak. Dan gaat het mij ontroeren. Dan wordt het hoofd van Johannes – verschrikkelijk – op een schaal de feestzaal binnengedragen, van Herodes, Herodias en Salomé. Ik zie iedereen lachen. We hebben hem. En toch: zalig. Hoe kan dat? Ik denk dat, terwijl Johannes werd gedood in de kerker en zijn hoofd werd gedragen in de feestzaal van Herodes dat er een ander is geweest die Johannes een andere feestzaal indroeg. De feestzaal van het Lam, bij God. Terwijl de wereld lacht is Johannes in de hemel verwelkomt. Je bent thuis. De strijd te boven. Zalig. Door de strijd heen. Door het lijden heen. God redt.
Dat zullen we ook eenmaal ontdekken, gemeente. Ook al zitten wij in het lijden, strijd en gevangenis. God gaat Zijn weg in deze wereld. Eenmaal zal de gevangenis open gaan. Eenmaal gaat de deur open en dan zullen we Hem zien die ons zo uitnemend heeft liefgehad. Dan zal onze grootste blijdschap zijn dat we een Zaligmaker hebben, dan zullen alle tranen van de ogen worden afgewist. Dan zijn we zalig, thuis, de strijd te boven. Dat zullen we nooit bij een ander vinden, wel bij Jezus, onze Heiland.
Amen.
Dan ga ik op tot Gods altaren,
Tot God, mijn God, de bron van vreugd;
Dan zal ik, juichend, stem en snaren
Ten roem van Zijne goedheid paren,
Die, na kortstondig ongeneugt’,
Mij eindeloos verheugt.Mijn ziel, hoe treurt ge dus verslagen?
Wat zijt g’ onrustig in uw lot?
Berust in ’s HEEREN welbehagen;
Hij doet welhaast uw heilzon dagen;
Uw hoop herleev’, naar Zijn gebod;
Mijn redder is mijn God.– Psalm 43 vers 4 en 5 (berijming 1773)
Hervormde Gemeente Putten, zondag 23 januari 2022, 9:00 uur. Schriftlezing: Mattheus 11:1-15. Via YouTube.