Het is evangelist Lukas die de eerste woorden van Jezus heeft opgetekend. Jezus is op dat moment twaalf jaar en zit dan al in de tempel met de leraars en onderwijst hen. Ondertussen zijn Zijn ouders, Jozef en Maria, hem kwijt. Als ze Hem vinden en vertellen dat zij met angst Hem hebben gezocht, vraagt Hij aan hen: ‘Waarom hebt u mij gezocht? Wist u niet, dat Ik moet zijn in de dingen Mijns Vaders?’. Jezus is naar deze aarde gekomen om de wil van Zijn Vader te doen: ‘zie Ik kom om Uw wil te doen’ [Psalm 40]. Om ons mensen en om onze zaligheid te verwerven. Zo gaat Hij door met Zijn kerkvergaderend werk. Tot eer van God de Vader, Zoon en Heilige Geest, de driemaal heilige God.
Lukas 2 vers 48b: ‘Wist u niet, dat Ik moet zijn in de dingen Mijns Vaders?‘.
Zijn in de dingen van de Vader
Gemeente, er zullen in deze dienst gezinnen zijn van ambtsdragers waar meer dan eens de vraag heeft geklonken, of zal klinken, waar is pa? Of waar is opa, als u kleinkinderen hebt. Dat er dan een antwoord klinkt: die is op pad voor de kerk. Voor de kerkenraad. Weer een avond, weer een bezoek. Waar is dat voor nodig? Ja, zegt een moeder of oma, je weet toch dat hij in de kerkenraad zit? Daar is hij. In die kerkenraadsbank op zondag. In die vergadering doordeweeks. Bij die mensen op bezoek. Waarom? Waarom heb je al die jaren in de kerk voor de Heere gediend? Waarom heb je die roep aangenomen? Waarom zijn we hier vanmorgen, gemeente? Alleen maar traditie en gewoonte? Of zijn we er vanmorgen om te ontdekken waarom het allemaal gaat. Waarom offeren broeders tijd op?
Vanmorgen horen we ook een waarom. Van Jozef en Maria. Waarom heb je ons dit aangedaan? Misschien dat een echtgenoot of kind dit ook vraagt. Zit misschien wel bezorgdheid achter. Ik proef de bezorgdheid. Drie dagen gezocht, schrijft Lukas. Drie dagen is in de Bijbel altijd wel een uiterste grens. Na drie dagen dacht je het is gebeurd. Jozef en Maria zitten aan de grens van hun hoop. En gedacht: gaat het wel goed. Misschien zit u in de kerk en denkt u: die man, die vader van mij, gaat het wel goed. Afgelopen tijd ook nog.
Afgelopen week kreeg ik van een gemeentelid een boekje. Die maakte zich zorgen om mij. Het schaap met de vijf poten. Over een predikant die een burn-out kreeg. Bij alles wat we doen moeten we kijken naar de Heere Jezus. Als we die kwijtrijken gaat het niet goed. We moeten kijken naar Hem. Dat willen we doen. Naar het moment dat Hij het zegt. Als twaalfjarige in de tempel. Nog geen bar mitswa, nog geen dertien en zoon van het gebod.
Dit moment is wel een markeringsmoment. Hij laat iets achter Zich en begint iets nieuws. Zoals ook vanmorgen. Wist u niet dat Ik moest Zijn in de dingen van Mijn Vader? Ik kan me voorstellen dat je denkt: dat moest Hij zeggen. Zoals we van meer dingen in de kerk zeggen: dat moet toch zo. Dan denken wij ook nog een beetje, gemeente ik zeg het maar, dat was toch zo. Ik moet toch zijn in de dingen van Mijn Vader.
Ik zeg het met het oog op de broeders. Jezus was ook gewoon mens. Het moet toch zo gaan. Broeders. Jezus groeide gewoon op, een gewoon kind. Zoals jij ook opgegroeid bent. De Heere Jezus heeft Zich ook geestelijk vervuld. De Heilige Geest vervulde Hem. De Heere Jezus, zeggen we weleens, niet als een dertigjarige geboren. Hij maakte de ontwikkeling als een kind door. Langzamerhand, stel ik maar zo voor, dat Hij de dingen van de Hemelse Vader ging ontdekken. Mee ging naar de tempel. Gaf de ogen de kost. Het besef daalde in Zijn hart: dit zijn de dingen waarvoor Ik leef. Een groeiend inzicht.
Ik kan u niet in het hart kijken, broeders. Maar het kan zijn dat u van jongs af aan al een verlangen in het hart hebt de Heere te dienen. En u, gemeente? Voeden wij onze kinderen op voor het koninkrijk van God? Onze jongens, broeders ambtsdragers, en meiden ook, zijn we er mee bezig? Niet als ze dertig zijn moeten ze het maar eens zien. In het koninkrijk van God, in de dienst van God? Aan een jongen vraagt: zou jij de Heere willen dienen als dominee, als ambtsdrager? Ze namen Jezus mee, niet trokken Hem mee. Kom, ga je mee? Of zeggen we dan: ik vind er ook niks aan die kerk. Of word je meegenomen? Liefdedienst. Zo mooi hier te zijn.
Twaalfjarige Jezus: te ontdekken zo zit het. Broeders, en als gemeente, hoe kijken wij naar deze dingen? Ik moet daar zijn. Eerst dat moeten meer eens. Wat is dat moeten? Ik moet daar zijn. In het Lukasevangelie komt het woordje moeten elf keer voor. Letterlijk staat er een woord in het Grieks, dat je iets doet dat je van God opgelegd is. Het heeft met God te maken. Dit is Mij opgelegd. En als wij dat lezen, dan betekent dat voor de Vader. Om de Vader te eren. En ook voor Jozef en Maria, ook voor ons. Hij moest naar de aarde komen, moest lijden. Hij wil dat ook. Bij Jezus is moeten en willen een. Psalm 40. Ik draag Uw heilige wet, in het binnenst ingewand. Hebreeën 10. Prachtig hoofdstuk daar komen deze woorden terug.
De dingen die Jezus doet zijn noodzakelijk voor ons, voor u broeders. Wij halen het niet. Psalm 86 van harte gezongen. Leer mij naar Uw wil te wandelen. Voordat we het weten houdt het op. Ik zal het ganse hart naar boven heffen. Voordat we het weten is ons hart gedeeld. Daar zitten wij, dat is onze werkelijkheid. Al ben je een kind van God, dan ga je het nog merken: ik kan het niet. Dan ga je het misschien ook wel merken: er moet zo veel in de kerk. Misschien zo zeggen: we kunnen de Heere Jezus zo kwijtraken. Als ik moet. Het schaap met de vijf poten. Net als Jozef en Maria dachten dat ze in het reisgezelschap was. Hij was niet mee, Hij was elders.
Wij kunnen ook zoveel denken. Wij dachten. Ondertussen raken we Jezus kwijt. Misschien zit je wel in de kerk en denk je: ik ben U kwijt. Misschien denk je dat als ambtsdrager wel. Dat is toch niet vreemd. Bij al dat moeten het zicht op Jezus kwijtraakt. Weet u waar Hij te vinden? Ik roep het u in herinnering. Weet u het niet? Waar je zo maar bij je eigen hart, schuld en angst in je hart terechtkomt. Weet je het dan niet, dat Hij moet zijn in de dingen van Zijn Vader. Daar is Hij. Het geeft soms een geweldige ontspanning. Hij is bezig. Je kunt wel een heilig verlangen, en een heilige drang hebben. Maar we hebben wel een rustpunt nodig. In al die moeterigheid. Wij zijn Jezus niet. Ik ook niet. Wij zijn Jezus niet, dat moeten we maar goed beseffen.
We moeten ook maar niet denken dat wij iemand redden, de gemeente redden. Dat doet Hij. Dat geeft ontspanning. Wat zijn de dingen van de Vader? Dingen staat schuingedrukt, staat er oorspronkelijk niet. Huis van de Vader. De woorden van de Vader. De dienst van de Vader. Het gaat in de kerk niet om dingetjes. Dat zeggen we nog weleens in een vergadering: dat is ook een dingetje. Daar gaat het in de kerk niet om. Het gaat om de dienst van de Vader. Het gaat in het huis van God, van welke gemeente u ook behoort, om de dingen van de Vader. Jezus is daar mee begonnen, doorgegaan en nog mee bezig. Van de geboorte naar het kruis, naar het open graf, naar de hemel. Een zaak van de Vader. Daar halen we Hem niet uit. Dat doet Hij, dat voltooit Hij. Daar is Zijn eer en glorie aan verbonden. Dat is Zijn werk.
De dingen van de Vader. Drie dingen wil ik benoemen. Pastoraal, diaconaal, centraal. Wat hebben wij eraan? De dingen van de Vader hebben voor Jezus een pastorale kant. Dat mensen niet verloren gaan, dat de Vader aan Zijn eer kwam. Verzoening. De schuld van mensen voldoen, mensen bij God brengen, in het huis van God. Vermanend, onderwijzend, zoekend, reddend. Zo is Hij pastoraal bezig. Diaconaal. Het opheffen van alle nood en lijden van de mensen. Dienend. Bij zieken. Bij eenzamen. Bij hongerigen en armen. De dingen van de Vader zou je zomaar tegen kunnen komen bij de voedselbank. Centraal. Om alles bij elkaar te brengen en te houden. Hij is het hoofd van de gemeente, zegt Paulus in Efeze. Die alles een maakt. Centraal overziet.
Nou broeders, omdat Hij zo pastoraal, diaconaal en centraal bezig was in de dingen van de Vader mogen wij er ook zijn. Voor u en voor jou. Met vreugde en verwachting. Niets moet, alles mag met het oog op Hem. Nou ja, dan komen we langzamerhand aan het eind van de preek. Hoe doe je dat met je tijd, vroeg eens iemand? Hoe ga je die dingen van de Vader in de hand houden pastoraal, diaconaal, centraal? Probeer een goede balans te vinden. Wat doet Jezus nadat Hij uit de tempel komt? Hij was weer gewoon kind. Wat staat er? Hij was hun onderdanig. Zijn dan de dingen van de Vader ineens voorbij als we de kerk uitgaan? Nee, die dingen van de Vader gaan mee het gewone leven in. Als Vader, of zonder kinderen man bent, opa, of als je in het arbeidsproces zit ga je naar je werk, of niet dan doe je de dingen ook thuis. Balans vinden tussen de tempel en thuis. Toegewijde vader, toegewijd aan je kinderen. Ja, zo. En dan moeten we als gemeente niet zeggen, o die ouderling of diaken, geef ze ook de gelegenheid om thuis te zijn.
De dingen van de Vader gaan ook u en jou aan. In het gewone leven. Als je thuis bent. Ik ben er diep van overtuigd dat als de dingen van de Vader ons pastoraal, diakonaal en centraal ook doorwerken in ons leven. Ik zeg tegen mijn kinderen, ze wonen hier niet, ik hoop dat je hier op de kansel dezelfde vader ziet als thuis aan de keukentafel. Als dat niet zo is, dan maken we er een schijnvertoning van. Toneelspelen doen we niet in de kerk, toch? Gemeente, u, jij, gemeente van Christus, laten we zijn in de dingen van Mijn Vader. Te leven door Jezus Christus. Dan wordt het leven een. Door Hem. Ook als je afscheid neemt, dan zit het erop? Nee, nee. Bezig zijn in de dingen van de Vader. Totdat we eenmaal aan het eind in het huis van de Vader zullen zijn. Altijd vol. Dienen, loven en prijzen. Want Hij is het waard. Amen.
Zondag 12 januari 2020 – Nieuwe Kerk Putten – ds. A.L. van Zwet – Schriftlezing Lukas 2 vers 41-52