Zacharias was vanwege zijn ongeloof ‘stom’ geworden; hij kon niet spreken of zingen. Pas na negen maanden deed hij wat hij direct had moeten doen: God loven. Geloven doet loven. Het ongeloof krijgt ook waar het om vraagt. God wil dat wij onze handtekening onder Zijn beloften zetten. Vanwege corona wordt er in de kerk niet gezongen (of door voorzangers), maar zingen we thuis wel? Hoe zorgen we ervoor dat kerst anno 2020 geen ‘stomme’ kerst wordt? God doorbreekt onze cirkel van zwijgen, dwalen en eenzaamheid. De Geest brengt de daden van God in herinnering. Als we de lof op God gaan bezingen, heeft dat ook uitwerking op anderen.
Gods daden maken de tongen los
1. Hoe kan je de lof van God uitblussen?
Gemeente hier vanmorgen in de Nieuwe Kerk, of thuis mee verbonden, wordt hier gezongen of niet? Met die vraag kom je als predikant nog wel eens een kerk binnen. Hier in Putten weten we het wel. Maar elders in het land, je gaat preken als gast, dan stap je daar de kerk binnen, zoals hier vanmorgen, dan zeg je: wordt hier gezongen of niet? Nou ja, vorige week zondagmiddag was ik elders, toen zeiden ze: nee. Helemaal niet? Hoe dan? Alleen het orgel. Wij neuriën mee. Dat klonk best aardig. Of twee. Of een rij. Meer niet. In de kerk, als het om het zingen gaat ,is het wel stil geworden. Er zijn geen zangavonden in de Adventstijd. Een mooie avond met een koor of met meerderen bij elkaar bent. We missen dat. En thuis? Hoe gaat het thuis? Wordt er thuis gezongen? Zingen jullie thuis? Of is het daar ook stil? Mijn vrouw en ik zijn er mee begonnen, samen, om maar weer te zingen thuis. Iedereen die erbij komt, bij het eten, zingt maar mee. Graag of niet. Zijn onze huizen kerkjes aan het worden? Zijn onze huizen heiligdommen aan het worden? Hier is het heiligdom, de kerk, hier zingen we, zeggen we. Maar thuis? Zou het kunnen zijn dat onze huizen (of je er alleen bent of samen of met kinderen) meer heiligdom worden? Er staat geen preekstoel, maar een laptop. Waar naar gekeken wordt. Geen voorzangers of orgel misschien. Maar wordt er gezongen? Zingen wij nog wel, thuis?
Vanmorgen worden we meegenomen naar een huis. Een huis waar wordt gezongen. Nee, niet het heiligdom. Niet in Jeruzalem. Maar een huis in Judea. En opeens zien we iemand staan in dat huis. Hij staat te zingen. In de Bijbel lezen we: niet zomaar te zingen, maar God te loven. Je kunt zingen, sommige mensen denken: nou dan moeten we maar gaan zingen. Niet zomaar te zingen! Maar God te loven. En zijn ogen stralen. Nee, bij deze man hoef je niet te twijfelen of hij het meent of niet. Dit is echt!
En het is ook geen jongere. Het is een oude man. Naast hem zijn oude vrouw. Samen hebben ze een kind gekregen, op hoge leeftijd. Het kind is acht dagen oud. Een wonderkind! Het is een dierbaar kind, dat zingen we toch in de lofzang van Zacharias? Stof van vreugd, geschenk van het Alvermogen! Ja, dat is hij. Boven bidden en denken; zo is het hier. In dit huis bij Zacharias en Elizabeth. Boven bidden en denken gekregen.
Zojuist hebben ze het kind een naam gegeven. Nee, niet vernoemd, zoals wij dat wel eens doen. Naar je vader, moeder, opa, oma. Dit kind wordt niet naar zijn vader, Zacharias, vernoemd. Dat hadden de omstanders wel verwacht. De buren en familieleden zijn gekomen. Ze delen in de vreugde, jazeker. Toen ze binnenkwamen, ze zagen het kindje liggen, ze aaiden hem, dag kleine Zacharias. Ja, zo wilden ze hem noemen.
Maar toen kwam de oude moeder: nee, nee. Het staat er met nadruk, nee, zo niet! Geen Zacharias. Johannes zal hij heten. Hoe weet zij dat? Had Zacharias haar dat verteld? Die kon toch niet praten? Dat niet nee, maar hij kon wel schrijven. Dat had hij ongetwijfeld gedaan.
Wat dacht u, daar komt een man, die oude Zacharias, uit de tempel, hij had dienst gedaan. Nou Zacharias, vroeg zijn vrouw, hoe was het in de tempel? Hij zegt niets. Hij kan niet meer praten. Het zal je maar gebeuren. Dat je sprakeloos bent. Hoe was het in de kerk? Stil! Zacharias, vertel eens wat. Hij kon het niet. Hij heeft het maar opgeschreven denk ik. Over die engel Gabriël. Dat ze een kind zouden krijgen. Dat hij Johannes zou heten.
Als het kind geboren is, dat lezen we, dan gaat Zacharias die naam opschrijven. Johannes is zijn naam. Opmerkelijk he! Niet: Johannes. Maar Johannes is zijn naam. Niet: Johannes. Johannes ís zijn naam. Hij heeft al een naam gekregen; die geven wij hem niet. Hij heeft al een naam gekregen.
Op het moment dat Zacharias dat opschrijft, dan gebeurt er iets wonderlijks, dan maakt God zijn tong weer los. Hij gaat spreken en God loven. In het Grieks een woord dat ‘ontbinden’ betekent. Alsof het vastgebonden was. Heb je wel eens iets vastgebonden, jongens en meisjes? Zo vast, en dan weer losmaken. Het leek wel alsof er een schuif zo voor zat. Nu hebben wij sloten in de deur. Vroeger een balk voor de deur. Voor een schuur. Zo’n zware balk. Die moest er af, om de deur open te krijgen. Het lijkt alsof bij Zacharias die balk wordt losgemaakt. Hij had vastgezeten. Waarom? Waarom zat die tong van Zacharias nou zo vast, negen maanden lang?
Dat gebeurde toch toen die engel had beloofd dat hij een kind zou krijgen? Jullie weten dat toch wel? Toen die oude Zacharias in de tempel stond, toen kwam de engel bij hem. Toen viel er licht over zijn donkere leven. Ze hadden geen kind. Er gaat wel een kind komen, zei de engel. Er zou een nieuwe tijd komen, een mooie tijd! En eigenlijk had het toen al moeten gebeuren, negen maanden terug. Toen had Zacharias dit al moeten doen: God loven. Maar dat deed hij niet. Hij vroeg om een teken. Hij kreeg een teken. De engel had gezegd: omdat je mij niet hebt geloofd, zul je zwijgen. Het ongeloof vraagt een teken. Het geloof krijgt ook een teken – het avondmaal, ter versterking. Het ongeloof krijgt altijd waar het om vraagt, zei iemand eens. Als het ongeloof zegt: het kan niet, dan krijg je het ook niet. Negen maanden geleden had hij God al moeten loven. Het zou zo moeten zijn: éérder dan de geboorte God had geloofd.
Zeggen wij ook wel eens: zo zou het moeten zijn?! Ik zit wel in de kerk, maar ik heb er geen zin in. Het zou anders moeten zijn. Maar… Ik hoor wel bij de kerk. Ik zou er meer aan moeten doen, maar… Het zou zo anders moeten zijn. Misschien iemand in de kerk, die kerst van vorig jaar, dat was nog eens een kerstfeest, zo zou het moeten zijn. Het zou zo anders moeten zijn. Hoe vaak zeggen we dat niet? Als ik maar… Had ik maar… Was ik maar…
Ja, maar. Ja, maar. Hoe vaak zeggen we dat niet? Ja, maar. Ja, maar… En ondertussen geloven we niet wat God zegt. Het ongeloof van Zacharias ontnam God het woord. Begrijpt u dat een beetje, gemeente? Dat het ongeloof God het zwijgen oplegt. Het ongeloof luistert niet. Het ongeloof zegt altijd: was ik maar, zou ik maar, had ik maar, ja maar. Wat is het gevolg? Dat je zelf gaat zwijgen. Ongeloof legt God het zwijgen op. Ongeloof laat God niet spreken en je komt zelf tot zwijgen.
De engel zegt: u zult zwijgen. Want u hebt mijn woorden niet geloofd. Ongeloof is geen dooddoener! Ongeloof is geen ziekte, geen virus wat je overkomt. Ongeloof is een daad! Ongeloof dóe je. Daar ben je mee bezig. Begrijp me goed, ik moest daar over nadenken toen ik het opschreef, er zijn soms mensen in de gemeente (ik kom ze tegen) die echt zeggen: ik kan het niet geloven. Soms zijn ze zó depressief, zo zwaarmoedig, zo donker voor zichzelf. Die zijn er. Van die neerslachtige, depressieve mensen. Maar die zeggen vaak: ik zou het wel willen, maar ik kan het niet. Die gaan we niet hard vallen, die niet. Maar het is erger als je het echt niet wilt geloven. Als je het niet wil geloven, als je God gewoon het zwijgen oplegt. En denkt: ik luister gewoon niet. Je komt in een cirkel terecht. In een cirkel van vereenzaming. Je hoort het vaak zeggen: ik voel me zo eenzaam, zo alleen. Ook omdat je de band met God aan het missen bent? Zit daar niet de diepste eenzaamheid? Omdat je in de cirkel terechtkomt, van het zwijgen, niet luisteren, niet geloven? Het wordt zo stil en gesloten. Die cirkel waar je in zit en niet uitkomt.
Laat er geen excuus zijn. Ik ben oud… Of: ik ben, vult u maar in. Willen we Gods waarheid wel geloven? Gemeente, jonge mensen, jongens en meisjes, hoe vaak zit je met een gesloten mond? Zo’n strakke mond? Zo’n strakke mond van: het komt mij niet over de lippen. Wat is dat triest! Eenzaam ben je dan. En weet je wat het mooie is? God schrijft niet af! Hij schrijft je niet af. Ook Zacharias niet.
2. Het uitspreken van Gods lof
Omdat Zacharias niet geloofde, moet hij zwijgen. Had de engel niet gezegd: je zult zwijgen, tótdat. Totdat! Bij God is er altijd een totdat. Psalm 103: Hij straft ons, ja, zwijgen! Ongeloof krijgt ook wel z’n straf. Maar niet naar onze zonden, straft God. Hij schrijft ons niet af. Dat geeft hoop toch? Dat geeft toch ook het evangelie van totdat! Totdat God Zelf bij Zacharias terugkomt. En het kind Johannes geboren is. En dan staat er zo: het was een wonderkind. Op de achtste dag werd het ook nog besneden. Daar gaat dit gedeelte over. Op de achtste dag.
In het latijn, ja, staat er voor ‘acht’ het woordje ‘octavus’. We kennen dat in het woordje ‘octaaf’. Ik ben niet goed in notenlezen. Maar ik heb me laten vertellen dat de octaaf de hoogste toon is van een toonladder – de organist zal het wel weten. Voor Zacharias ook: de hoogte op de toonladder. Hij wordt hooggestemd, in een nieuw lied. Een toonladdder. Op toonhoogte komen! Vroeger hadden we zo’n bundeltje. Op toonhoogte komen, op de achtste dag. Dat gebeurt wanneer de omstanders tegen Zacharias zeggen: kom eens hier! Hoe moet hij heten? Zacharias schrijft het op: Johannes is zijn naam. Dat opschrijven is niet zomaar een opschrijven; dat is een geloofsbelijdenis. Dit kind is gegeven. Dit kind heeft een naam. Dat heeft de engel gezegd. Ik heb het niet geloofd, maar hij is toch gekomen. Zacharias, hij valt voor God! Hij stemt in met wat de engel heeft gezegd: nú gelooft hij het. Nu zegt hij: Johannes is zijn naam. Iemand zei: op het moment dat hij schreef, Johannes is zijn naam, zet Zacharias zijn handtekening onder Gods belofte.
Heb jij dat wel eens gedaan? Misschien heb je geen handtekening? Dan zeg je: ik ben het ermee eens. Ja. Johannes is zijn naam. Heere God, ik ben het met U eens. Nu geloof ik het! En natuurlijk, gemeente, laten we eerlijk zijn, Johannes is Jezus niet. Maar een ding weten we toch, dat Johannes’ naam (God is genadig) vooruit wijst op wat komt? Dat nieuwe koninkrijk van God, dat licht zo groot, zo schoon! Dat heil. God geeft een nieuwe tijd. Hij heft onze nood en schuld op. De Heere is genadig. Zacharias kijkt niet alleen naar zijn eigen kind, hij kijkt verder. Lees zijn lofzang maar eens. Over dat licht dat verder straalt dan Johannes. God is genadig. Daar gaat alles in open: Gods hart en heil. Alles wat we nodig hebben om gered te worden van nood, zonde en dood. Het is genade alleen!
Heb je je handtekening wel eens onder Gods belofte gezet? Je bent toch gedoopt? Dat is toch een belofte? Als je belijdenis gaat doen, zet je eigenlijk je handtekening onder Gods belofte. Ik heb het geleerd en gezien. Het hangt er niet van af, maar het is wel een mooi moment. Heb je het al gedaan in je leven? Zo is het! Je handtekening zetten, schrijf het eens op! Je kunt alleen maar gaan loven door te geloven, zei ik. Ge-loven doet loven. Dan breekt het open, dan is het voor jou, dan wordt het toegepast aan je hart. Hier is mijn hart helemaal bij betrokken.
Gemeente, zou je er niet naar verlangen, dat je mond weer eens open ging? En dat je God zou gaan loven? Zie je ernaar uit deze dagen, dat het geen stomme kerst wordt? Geen stomme kerst, niet omdat we andere dingen niet mogen doen. Jonge mensen zeggen: stom! Dat zeggen mijn kleinkinderen ook. Opa, we mogen niet bij je komen, stom! Maar geen stomme kerst; dat het stil wordt… Dat mag niet gebeuren. Dat de lof aan God niet wordt gehoord! Wat zou het heerlijk zijn als we kerstdagen kregen met een open mond. Die open valt van verbazing. Genade! Ja, dat weten we al, zeggen sommige mensen. Echt?!
Gemeente, weet je wat nou zo stom is in de kerk (laat ik het zo zeggen): dat we het allemaal al weten en nergens meer van opkijken. Maar Zacharias, die gaat het opnieuw weten. Dat is het werk van de Heilige Geest. Ja het werk van de Geest is dat Hij het elke keer nieuw maakt. Woorden die soms zo gewoon zijn, weer opfrist, weer open legt voor je. Dat het zo rijk wordt, genade, rijk en vrij: God ziet naar míj om! Ik heb het niet gezocht en geloofd; maar Hij ziet mij. God is trouw. Je kijkt naar Jezus, je ziet genade op Zijn lippen uitgestort. Genade, aan een wereld verloren in schuld. Gods beloften worden heerlijk vervuld.
God had toch een punt kunnen zetten: Zacharias omdat jij niet gelooft, zet Ik een punt. Dat had toch gekund?! Dan kunnen we echt wel stoppen. God laat Zich door ons ongeloof niet tegenhouden. Dat is Zijn trouw. Hij maakt elke keer iets nieuws. Hij breekt door mijn zwijgen heen. Hij breekt die cirkel op.
‘Amazing grace
How sweet the sound
That saved a wretch like me
I once was lost
But now I’m found
Was blind, but now I see.’
U kent het wel? Nou ja, kennen, je moet het elke keer leren. Zo’n wrak als, zo’n zwijgend en dwalend mens. Hij breekt het open.
We gaan de kerstdagen tegemoet. Hebt u de muziek al klaar? Is de muziek al klaar? We hebben geen zangavond, toch? Nou! Worden onze huizen heiligdommen? Zo begon ik de preek. In Judea staat een mens God te loven vanwege de wonderlijke genade. Vanwege de trouw van God! Onbegrensd groot. In Johannes en daarachter in Jezus. Het is zo geweldig groot. Zacharias’ mond gaat ervan open. In de tempel moest hij zwijgen. In zijn huis gaat hij zingen. Vanmorgen zingen we niet, maar thuis? Wordt daar de stilte wel eens doorbroken? Soms de ijzige stilte? In deze Nieuwe Kerk hebben we met veel catechisanten bij elkaar gezeten de afgelopen tijd, op maandag. We hadden het wel eens over geloven, bijbel, thuis. Wordt er wel eens over gepraat? De enige plek waar we erover praten is hier, zei een jongere. Echt? Is dat zo? Ik kan het haast niet geloven. Maar is dat zo? Wordt de ijzige stilte wel eens doorbroken. Kom, we gaan zingen. Neem het initiatief eens! Kom, pa! Oude mensen. Ja, die oude Zacharias en oude Elizabeth. Afgeschreven. Maar God niet. Ze bloeien op. Ik hoorde eens een dominee vertellen over een oude man in de kerk, die zijn leven lang altijd in de kerk zat: ik heb het niet, ik kan het niet, zus niet en zo niet. Tot God zo overweldigend in zijn leven kwam, dat hij huppelend de kerk uitging. Mensen zeiden: doe niet zo raar. Hij zei: ik wist niet dat het zo makkelijk was, geloven. Schrijf uzelf niet af – ook als je oud bent niet. God is genadig. God begint een nieuw begin. God laat je leven opbloeien. Hij breekt je mond open. Ik vraag het nog wel eens, bij zieke mensen, bij stervenden: heeft je vader, moeder nog wel eens wat gezegd? Soms komt er wat, mooi. Soms: niks. Nooit?!
3. Uitwerking van de lof van God
Geloven we ook nog dat het uitwerking kan hebben dat je goed van God gaat spreken? Het woord loven, letterlijk, betekent: goed spreken. Goed spreken van God. Niet van jezelf. Maar van God. Dat maakt indruk.
Dat lees je in dit gedeelte. Zacharias gaat God loven en goed spreken van God. Ik ben ervan overtuigd als wij dat doen, dan komt er een uitwerking. Er kwam vrees over hen allen, in dat bergland. Vrees betekent: ze waren diep onder de indruk. Ze gaan erover praten. Gods daden maken de tongen los – bij Zacharias en de omstanders.
Een laatste vraag: de omstanders raken diep onder de indruk! Waar gaan wij het over hebben in de komende week, in de komende dagen? Waar praten we over met elkaar? Ja, genoeg onderwerpen, zeggen we. Dat weet ik ook wel. Ik zeg niet dat je het niet mag. Maar, mensen zijn overal druk mee. Praatprogramma’s: praten, praten, praten, over weet ik wat allemaal. Er werd veel gesproken in het bergland van Judea. En in Putten. Waarover? Waar gaan we het over hebben? Nou, ik zou zeggen: vul het voor uzelf eens in. In Lukas staat: over déze dingen. Deze dingen: de daden van God. Niet dingetjes. Nee. Dat God in het leven van Zacharias en Elizabeth grote dingen gedaan heeft. Naar hen omgezien heeft. Zacharias zingt over de grote daden van God. Het heil. De cirkel die doorbroken is. Dat we in het licht mogen gaan leven (en niet in de duisternis). Dat er genade, liefde en vrijheid is. Dat er een leven is dat meer is dan het aardse. Waar gaan we het over hebben? Alleen over het platte leven? Wie breekt er een keer doorheen? Als je binnen komt en zegt, hoe gaat? En dat binnen vijf minuten iemand zegt: wat God gedaan heeft, prachtig!
Zacharias en Elizabeth in Judea; het is het voorportaal van Bethlehem. De engelen nemen het straks over. En de herders. En daarna? Neemt u het over? Ik zou vanmorgen willen zeggen: kom in het koor van zangers. Kom in het koor van zondaren die zingen van genade, rijk en vrij. En er komt nog veel meer. Wie kan zingen, stemme in. God loven. Totdat, ja, de lofzang is hier nog niet volmaakt. Totdat de lofzang volmaakt is. Wat is de bestemming van de mens? Jouw bestemming? Wat wil God van je? Dat je God gaat loven! Begin er hiermee. Kom in het koor van zangers. Neem het over. Ga alvast oefenen, voor Kerst. En er komt nog veel meer. Totdat heel de aarde vol zal zijn van de lof des Heeren. Zing je mee? Laat mijn ziel leven, dan zal zij U loven. Leg het muziekinstrument alvast maar klaar. Amen.
Mijn hart, o Hemelmajesteit,
Is tot Uw dienst en lof bereid.
‘k Zal zingen voor den Opperheer;
‘k Zal psalmen zingen tot Zijn eer.
Gij, zachte harp, gij schelle luit,
Waakt op; dat niets uw klanken stuit’;
‘k Zal in den dageraad ontwaken,
En met gezang mijn God genaken.Ik zal, o HEER, Uw wonderdaân,
Uw roem den volken doen verstaan;
Want Uwe goedertierenheid
Is tot de heem’len uitgebreid;
Uw waarheid heeft noch paal noch perk,
Maar streeft tot aan het hoogste zwerk.
Verhef U boven ’s hemels kringen,
En leer al d’ aard’ Uw grootheid zingen.– Psalm 108 vers 1 en 2 (berijming 1773)
Hervormde Gemeente Putten, Nieuwe Kerk, zondag 20 december 2020, 9:00 uur. Schriftlezing Lukas 1:57-66.