Paulus wijst de gemeente te Kolosse erop dat ze als gelovigen moeten leven vanuit Christus. Niet bezig zijn met de dingen van beneden, zaken en bezigheden van het hier en nu die je in de greep kunnen houden. Er is veel om ons heen dat angst en onzekerheid geeft. Als je echter door geloof aan Christus verbonden bent, dan ben je gestorven aan het oude leven. Aan de zonde heb je geen boodschap meer. De oude mens, die tot onze laatste snik de kop op zal steken, krijgen we er alleen maar onder door dichtbij Christus te leven, door te leven vanuit het nieuwe leven, het Paasleven. Dat leven is nu nog verborgen, maar zal eens worden geopenbaard. Naar die dag zien we uit, als het goed is, met een groot verlangen. Wij moeten en mogen dan bereid zijn om over te gaan in Zijn eeuwige volmaakte leven.
‘Indien gij dan met Christus opgewekt zijt, zo zoekt de dingen, die boven zijn, waar Christus is, zittende aan de rechterhand Gods. Bedenkt de dingen, die boven zijn, niet die op de aarde zijn. Want gij zijt gestorven, en uw leven is met Christus verborgen in God. Wanneer nu Christus zal geopenbaard zijn, Die ons leven is, dan zult ook gij met Hem geopenbaard worden in heerlijkheid.’
– Kolossenzen 3:1-4
Christus die ons leven is
- Het levensgeheim: wat is dat voor geheim?
- De levenspraktijk: vooral die woorden, ‘gij zijt gestorven’ en ‘het doden van de leden’
- De levenshoop: het leven gaat voor de dag komen, het is nog verborgen, niet onbewust (als je het kent, heb je het), maar het is verborgen, maar komt een keer voor de dag
1. Het levensgeheim
Gemeente, hier in de kerk of met ons mee verbonden waar dan ook, misschien kent u de uitspraak van de filosoof Nietzsche. Van hem heb ik een boekje in mijn boekenkast: ‘Van Christen tot Antichrist.’ Hij schijnt gezegd te hebben: Ik zou wel christen willen zijn als de christenen wat opgewekter leefden. Uiteindelijk heeft hij het christen-zijn ver achter zich gelaten en is hij antichrist geworden in zijn denken. Maar wat is nou opgewekt leven? Als mensen tegen ons zouden zeggen: een christen mag wel wat opgewekter leven? Wat is dat?
Ik denk dat Paulus ons bij de kern bepaalt van het opgewekte leven, van het Paasleven. Hij spreekt in de tekst over Christus die ons leven is (vers 4). Ik denk dat dat voor Paulus de kern is van het opgewekte Paasleven. En dat is altijd de kern van de zaak, gemeente. Het hart van de zaak. Dat het leven wat een christen leeft, in Christus is.
En daarmee ligt het gelijk op het scherpst van de snede. Als Christus ons leven is, is ons leven boven. En niet beneden. Of moet ik het anders zeggen, dan ligt ons leven buiten onszelf. Daar, waar Hij is.
Het is altijd goed om die kern vast te houden. Ook in deze weken na Pasen. Ik denk bij mezelf (en het zou u ook zo kunnen vergaan): wat is de na de Paasdagen nou veranderd? Zeven lijdensweken, dan Pasen, en dan voorbij. En dan? Dan gaan we naar de Hemelvaart, Pinksteren, zeggen mensen. Er zijn veel mensen bezig met hun zomervakantie. Is dat Paasleven? Is dat leven van bovenuit? Of zijn we langzamerhand bezig met de dingen die van de aarde zijn?
De apostel Paulus heeft een diepgaande boodschap. Ook wel een appel, diepgaand, voor de Kolossenzen. Indien gij dan met Christus opgewekt zijt, zo zoekt de dingen die boven zijn. Boven is Christus, die opgewekt is.
Denk nou niet, gemeente, dat als Paulus deze woorden schrijft aan de gemeente, dat hij schrijft aan mensen die maar voor het vaderland weg leefden. Dat kan je wel eens denken. Bedenken van de dingen die op de aarde zijn. Mensen die voor het vaderland weg leven. Dan leef je voor de dingen van de wereld. Vergis u niet; hij schrijft aan christenen. Deze woorden komen tot ons, de gemeente te Urk of waar we ook meeluisteren. Het waren geen losgeslagen mensen. Maar ze bedachten de dingen die op de aarde waren. Ze waren met zichzelf bezig. Het cirkelde om zichzelf. Om het leven hier en nu.
Ze leefden heel streng, hoor! Ze leefden naar de wetten en regels. Bijna afgezonderd van de wereld. Een leven van raak niet, smaak niet, roer niet aan. Serieuze mensen, zal ik maar zeggen. Dat zegt men van ons ook. Maar met alles wat ze deden, ook in hun leven, bezig zijn met de regels, ze kwamen niet los van zichzelf. Het ging om de vraag: hoe gaat het met mij? Hoe zit het met mij? Zoals we ook wel eens zeggen: hoe gaat het met je? Met mij, met mij… Hoe vaak gaat het niet om mij?
Paulus merkt waar het om gaat, om mij, dat ze in een cirkel van angst zaten. Die gemeente in Kolosse, in het bedenken van de dingen die op de aarde zijn, die gemeente werd angstig en onrustig. Welke angst? Twee dingen. In die brief gaat het over twee dingen.
- In de eerste plaats kwamen ze tot de gedachte: zou Jezus wel genoeg zijn? Of moeten we er iets aan toevoegen? Komen we alleen met Christus wel uit? Of moet er wel een plusje bij?
- Een diepe gedachte: heeft de Heere Jezus Christus wel alle machten overwonnen? Of zijn er nog machten die Hij niet onder controle heeft? Dat wij denken: zal er nog een macht opstaan die sterker is dan Hij?
Ik denk, gemeente, dat we deze lijnen ook vandaag voor de dag zien komen. Hebben we aan Jezus genoeg? Of moeten we er dingen bij gaan doen? Vergeef me: maar ik zie veel activisme voor de dag komen. We moeten nog dit en dat gaan doen want… Ja, want? Prima om dingen te doen. Als het maar geen aanvulling is.
En in de tweede plaats, de angstwekkende gedachte, de aanvechting voor ons allemaal: dat je soms denkt dat er niet iets gaat opduiken wat Hij niet onder controle heeft? Heeft Hij wel echt alle machten in Zijn hand? We kunnen snel zeggen: God regeert. En dat mag, dat moet. Maar ondertussen is er zo’n bange gedachte in je hart. Het zál toch wel? Heb je dat nooit? Zou dat niet de diepste aanvechting van een kind van God zijn? Er zal toch niet een keer wat komen, die straks het gaat winnen van Christus? Dat kan je de diepste angst geven in je hart. Daar kan je van wakker liggen.
Die twee dingen, komen we met Christus uit en heeft Hij alles wel in Zijn hand, brachten de gemeente in Kolosse in een cirkel van angst. Dan gaat Paulus op een bepaald moment die cirkel doorbreken. Dat rond blijven gaan in de dingen hier beneden. Hij begint van bovenaf. Dat is een van de mooiste wendingen, die je kunt meemaken. Dat je omgekeerd wordt van dat denken naar beneden. Naar het denken van bovenaf. Calvijn heeft wel eens gezegd: geloven is de dingen van bovenaf leren zien. Nou, dat is waar denk ik. Dan gaat het ten diepste om: waar ligt het zwaartepunt van je leven? Beneden? Trekt dat ons naar beneden? Of boven? En wordt ons hart naar boven getrokken?
Christus die ons leven is! Waar Hij is, daar is verzoening. Waar Hij is, is overwinning. Daar is vreugde. Daar is ons leven.
Ze vroegen aan een christen: vertel eens wat over je geestelijk leven, verklaar je hart eens. Hij zei: mijn geestelijk leven ligt niet in mijn hart. Maar dat ligt daar. Boven. We denken, geestelijk leven, dat moeten we hieruit halen. Maar die bron is wel eens leeg toch? Maar dáár, Boven!
Als Hij dat leven niet is, dan hou je niets anders over dan de aarde. Dan zitten we midden in de dood. Maar het christenleven is het leven buiten jezelf in Christus zoeken. Ervaren we die trekkracht van boven? Pasen: de trekkracht van de andere kant. Wat trekt ons nou?
Ja, Paulus zegt: als het goed is, ben je toch met Christus opgewekt. Die woorden staan aan het begin van deze Schriftlezing. Indien gij dan met Christus opgewekt. Niet: twijfelachtig. Indien… Er zitten misschien mensen in de kerk, broeders (er zijn geen zusters, zie ik), maar thuis: indien… Dat kan wel eens die gedachte geven: je weet het nooit zeker. Soms zijn we daar goed in. Goed in het onzeker maken. Je moet het maar afwachten. Indien. Dat bedoelt Paulus niet! Voor het woordje ‘indien’ mag je lezen: ‘als het zo is’.
Kun je weten of je met Christus opgewekt bent? Ja! Paulus zegt: dan is er wat gebeurd met jullie. Je weet het toch! Kijk, als er nooit wat gebeurd is, weet je het niet. Maar als er wat met je gebeurd is. Wat dan? Wat gebeurt er dan? Met Christus opgewekt zijn? Is dat nou een hele bijzondere ervaring? Moet je daarop zitten wachten in je leven? Wat misschien nooit komt. Ja, ik denk dat Paulus bedoelt: toen je tot geloof gekomen bent. Je hebt een leven vroeger gehad. Eertijds in andere dingen geleefd. Eertijds. Een ander leven, het oude leven. Maar met Christus opgewekt: tot geloof gekomen, van het ene leven in het andere leven overgezet. Je zou het zo kunnen zeggen: [dat is waar] waar een mens tot geloof komt. Geloof is toch niets anders dan instemmen dat Christus het leven is?
‘Geef mij Jezus eer ik sterf, want buiten Jezus is geen leven, maar een eeuwig zielsverderf.’
Er is geen leven buiten Hem. Dood in mezelf. Dat is het eerste. En dan Hem aannemen als je leven, als je volkomen leven. Dood in jezelf en het leven in Hem vinden. Hem aannemen zoals Hij is. Dan heb je een eertijds en een heden. Vroeger leefde ik mijn leven. Nu is Christus mijn leven geworden. Ik zou willen zeggen: zelfs de kleinste gelovige deelt hierin. Niet zeggen: zover ben ik nog niet. Als je daarop moet gaan wachten, dat je zover bent, maar Jezus zegt: Ik ben zover gekomen, jij mag meekomen. Dat is het wonder. Niet zeggen: ik ben zover nog niet. Jezus zegt: Ik ben opgewekt. Je deelt in wat Ik heb. Toen Ik opstond, stond Ik voor jou op. Ik nam je mee in Mijn leven. Als je tot geloof komt, zei eens iemand, dan word je aan Christus verbonden en dan krijg je deel aan al Zijn weldaden, dan trouw je in gemeenschap van goederen. Hij stond op, dus ik ook. Hij werd in de hemel gezet, dus ik ook. Altijd in Christus. Dat geloof geeft je daarvan getuigenis en zekerheid.
Paulus zegt niet: laat het maar overzomeren en overwinteren. Nee. Zo is het: als je met Christus opgewekt bent, dan deel je in alles van Hem. Dat is een geweldige zegen. Je levensgeheim. Dat is je levensgeheim geworden. Dat trekt naar het leven, naar Christus, toe. Je hele leven!
2. De levenspraktijk
Het tweede, als dát je leven is geworden, zoeken de dingen die boven zijn (verzoening, eeuwig leven, vrede met God; de dingen die boven zijn) dan weet je tegelijkertijd dat je gaat sterven aan het leven op aarde. Of moet ik het sterker zeggen? Als Christus je leven is, dan ben jij gestorven. Als Hij opstond, stond ik op. Toen Hij stierf, stierf ik. Met Hem gestorven. Dat is Goede Vrijdag en Pasen.
Misschien gaat uw predikant daar mooie dingen over zeggen: stijgt Pasen boven Goede Vrijdag uit? Paulus zegt: toen Christus stierf, stierf ik; toen Hij opstond, stond ik op. Ik ben gestorven. Weet je wat dat betekent? Gestorven: dan heb je geen contact meer met elkaar. Dan is iemand onbereikbaar geworden. Dan is er een definitieve scheiding. Diegene voelt niets meer. Als Paulus nu zegt, voor een christen die het paasleven kent: je hebt niks meer met de zonde, met het oude leven, te maken. Er is een scheiding. Je bent gestorven. Toen je aan Christus verbonden raakte, stierf je. Toen kwam er een definitieve scheiding met het oude leven. Dat is heel indrukwekkend, gemeente.
Een christen heeft niets meer met het oude leven te maken. Dat oude leven kan hem niet meer beschadigen. Dat hebben wij niet gedaan; dat heeft Christus voor ons gedaan. Dat is radicaal!
Weet je wat het mooiste is, wat een mens kan leren: dat een mens sterft, voordat hij gestorven is. Veel mensen vandaag zitten met vragen over sterven. Een christen-ethicus zei: onze tijd moet weer leren te sterven (‘memento mori’). Gedenk te sterven. We hebben een tijd gehad: pluk de dag. Een duiding voor de tijd: het leven is sterfelijk. Dat zoekt u niet, ik niet. Maar als je een christen bent, ga je daar anders tegenaan kijken. Zul je niet vergeten, gemeente, jonge mensen, dat wij in deze tijd moeten leren wat sterven is?
Nu zegt Paulus: voordat je gaat sterven, het is een diep geheim als je weet: ik ben al gestorven. Daarmee zeg ik niet dat sterven altijd makkelijk is. Maar het gaat om een andere verhouding. Je bent al aan de dood ontrukt. Die dood heeft al geen zeggenschap over je. Ook de zonde niet. Je bent al gestorven. Je hebt er niets mee te maken.
Maar, denkt iemand, dat kan ik niet indenken. Ik zie zoveel kwaad, zonde, dingen in mijn leven die te maken hebben met dat oude mens-zijn… Gemeente, laten we eerlijk zijn: dat we tot de ontdekking komen, juist als we dat leven kennen, dat er veel dingen in je hart boven kunnen komen die herinneren aan dat oude bestaan. Ik ellendig mens, Romeinen 7. Zo vatbaar voor de zonde. In en om je heen!
Met Christus opgewekt, gestorven? Misschien zegt de duivel tegen je: man, vergeet het maar. Dat je je zo door de aarde laat binden. In beslag laat nemen door dingetjes in kerk of gezin, dingen, ja, die niet belangrijk zijn. Wat kunnen we er ons druk om maken. Net alsof we aan Jezus niet genoeg hebben. Waar we maar niet los kunnen komen van onszelf. Hoe meer het om mij gaat cirkelen, hoe meer je weer in greep van onzekerheid en angst komt. Wat een bevrijding als je er los van komt!
Paulus roept de gemeente ertoe op: dood dan het leven dat op de aarde is. Er worden heel wat dingen genoemd: hoererij, gierigheid, afgodendienst. Eertijds heb je er in geleefd. Gramschap, vuilspreken, liegen. Allemaal met die oude mens te maken. Paulus zegt: je hebt er niets mee te maken. Het zit in mijn hart! Dood het! Hoe dan? Hoe dan? Hoe kan je die oude mens doden? Ik zet het mes niet graag in eigen vlees. U wel?
Ik denk dat Paulus eigenlijk wil zeggen: je kunt die oude mens alleen maar doden door te bedenken wat boven is. Niet vrome gedachten en pogingen om die en die zonde er onder te krijgen. Of zoals een oude christen zei: je kunt alleen maar je oude ik te doen, door zo dicht bij Christus te leven dat er niets meer tussen kan. Dat is het! Het oude leven kan je alleen maar doden door uit het nieuwe leven te leven. Last van je zonde, jezelf, je loopt tegen de dingen op, die je overspoelen en je naar beneden trekken? Paulus zegt: zoek je leven boven. Leef dicht bij Jezus.
‘Hoog omhoog, het hart naar boven,
hier beneden is het niet!
’t Ware leven, lieven, loven
Is slechts waar men Jezus ziet.’
Hoe dicht leef ik bij Christus? Hoe dicht? Je merkt het gemeente, broeders, als er een leven is wat verder bij Hem vandaan komt, hoe vroom of serieus ook, maar als dat leven van boven op afstand komt, dan ben ik op mezelf teruggeworpen. Dan is mijn oude ik springlevend. Maar doden betekent leven uit het echte leven. Mogen we elkaar daartoe oproepen? Om dichtbij Christus te leven. Van bovenaf. Door de kracht van de Heilige Geest. Ik ben gestorven. Niet meer ik leef, maar Christus leeft in mij. Dan gaan al die andere dingen een plek in je leven krijgen.
Er worden prachtige dingen gezegd: ‘Innerlijke bewegingen der barmhartigheid, goedertierenheid, ootmoedigheid, zachtmoedigheid, lankmoedigheid’. Dat is het leven uit Christus. Merken ze het gemeente? Merken ze het aan mij, dat het Paasleven er is? Dat het leven van boven in je leven zichtbaar is, hier, al? In Putten, daar stond de bekende dominee Leendert Kievit, de zoon van I. Kievit. Die preekte een keer in de Oude Kerk in Putten. Hij had zo gezegend gepreekt over het leven met Jezus. Hij kwam uit de kerk. Een meisje op een fiets kwam naar hem toe, op het kerkplein, het Fontanusplein in Putten. Mag ik wat vragen, dominee? vroeg ze. Jazeker. Ze zei: U bent zeker pas bij de Heere Jezus geweest? Hij zei: hoezo?! Ik zie het aan u, want u kunt zo mooi over Hem spreken en u laat zien dat u van Hem houdt!
Kunnen mensen het aan u zien? Hier, of thuis. Dat het aardse leven wordt gedood. Dat het oude wordt gedood. Als u denkt: ik kom er nooit want er is zoveel verkeerds. Paulus zegt: je bent gestorven. Je leven is verborgen. Al ga je het misschien opgeven. Je leven ligt veilig daar. Ondanks mijn tekorten, falen, zonden. Dat leven kan niet meer ongedaan worden gemaakt. Veilig verborgen bij God. Je raakt je zaligheid niet kwijt hoor, als je eenmaal aan Hem verbonden bent. Ook als die strijd, van dat doden van je leden, zo zwaar is. Het ligt opgeborgen bij God! Een kind van God kan wel vallen, maar niet afvallen.
3. De levenshoop
Dat leven komt een keer voor de dag. Dat is het laatste. Hier hebben we de strijd – tegen alles wat bij het leven hoort. Het komt een keer voor de dag. Als Christus geopenbaard zal worden, Hij die ons leven is. Openbaren, u weet wat dat is? Voor de kinderen zeg ik: hier heb ik een witte zakdoek, die kan ik over mijn hand leggen, dan zie je mijn hand niet, als ik hem eraf haal, dan wel. God haalt de sluier weg. Het gordijn. O dat is het niet, dat is het niet: het gaat een keer weg. God haalt het voor de dag.
Christus die ons leven is. Nu nog voor ons oog verborgen. Nu nog de strijd. Dat voortdurend sterven. Maar het leven dat boven is, ach, dat zal een keer in volkomen heerlijkheid voor de dag komen. Dat volle Paasleven. Dat breekt een keer open. Als Christus geopenbaard is, in heerlijkheid. Dan ook u. Dan wordt het zichtbaar.
Nu nog verborgen, dan voor de dag. Hij geopenbaard in heerlijkheid, u ook. Ik? Ja! Ik ben nog zo onvolmaakt. Ja, dat weet Hij ook wel. Maar we zullen eens delen in Zijn volmaaktheid, gemeente. Laten we maar eerlijk zeggen: op die dag wachten we. Toch? Meer dan anders? Dat we op die dag wachten? Dat dat verborgen leven voor de dag komt, in zijn volle glans en glorie? De schepping die in barensnood is? De strijdende kerk die het zwaar krijgt. Waar de tranen zijn, waar moeite en verdriet is. Wachten we erop?
Of hebben we aan de aarde genoeg? U kent allemaal het bekende verhaal van, ja, van de bekende theoloog Karl Barth. Hij heeft in gereformeerde kring niet altijd de hoogste punten gehaald, denk ik, maar hij heeft wel bijzondere dingen gezegd. Hij kwam bij een collega, die had een nieuw huis, met antieke meubelen en weet ik allemaal wat. Nou, zei die collega, na een rondleiding door het huis, wat vind je ervan? Hij schijnt gezegd te hebben: nou, collega, ik vind in dit huis weinig ruimte voor de wederkomst van Christus. Je hebt het zo vol zitten met het moois van de aarde.
Dat aardse, hoeveel ruimte is er bij u voor? Of is God bezig om ons door elkaar te schudden? Dat het volle leven geopenbaard zal worden. Wie voor de aarde leeft, sterft met de aarde. Wie met Christus leeft, zal het volle leven gaan zien. In volle glorie.
Laat ik eindigen met een ander voorbeeld. Van de bekende prediker Blumhardt. Jezus, als U komt, staat de koets klaar om U tegemoet te gaan. Dat is andere taal dan: in dit huis is er geen ruimte voor de wederkomst. De koets staat klaar om U tegemoet te gaan. Om uit dit aardse lijden, strijd en gewemel U te ontmoeten.
‘Wien heb ik nevens U omhoog?
Wat zou mijn hart, wat zou mijn oog,
Op aarde nevens U toch lusten?
Niets is er, waar ik in kan rusten.’
Christus die ons leven is. Wie Hem vindt, vindt alles. Nu en voor de toekomst. Amen.
Hervormde Gemeente Urk, De Bron, uitzending via YouTube (i.v.m. maatregelen Coronavirus).