De goede Herder geeft leven én overvloed

De gelijkenis van de goede Herder die Jezus vertelt gaat over Hemzelf: Hij is de goede Herder én de Deur. Zijn alle andere deuren reeds voor u dichtgegaan en is Hij de enige Deur die voor u openstaat? Dat alles wat in u leven plaatsvindt u dringt om door die ene Deur naar binnen te gaan? Hij geeft het leven, dat is: het eeuwige leven, én overvloed. Ziet u Hem? Leeft u in Zijn nabijheid, dicht bij de goede Herder en geniet u van alles wat Hij geeft? Dan is er blijdschap bij deze goede Herder die nu in de hemel is en niets liever ziet dan Zijn schapen het goed hebben, overvloed hebben. Jezus is gekomen van de hemel naar de aarde en heeft Zijn leven gegeven voor de schapen die God de Vader aan Hem gegeven heeft. Jezus zegt het: ‘Ik ben het’. En wat zegt u over Hem?

Johannes 10 vers 9: ‘Ik ben de Deur; indien iemand door Mij ingaat, die zal behouden worden; en hij zal ingaan en uitgaan, en weide vinden‘.

Gemeente, we luisteren in deze dienst, ook van bediening van het Heilig Avondmaal, opnieuw naar de stem van de goede Herder. Vorige week hoorden wij dat Hij de echte Herder is. Goed is echt. God vindt Hem goed. En vorige week hoorden wij Zijn stem: Ik ben de Deur. Eenieder die door Mij binnengaat zal behouden worden. In- en uitgaan en weide vinden.

Staat die Deur voor u open? Ik ben die Deur. Gingen in de afgelopen week alle andere deuren dicht? Buiten Jezus. Soms kunnen er van die dingen gebeuren in een week van voorbereiding. Zonden die je niet voor mogelijk had gehouden. Zorgen die je overvielen. Pijn die diep ging. Verdriet waardoor je slapeloze nachten had. Soms denk je: waarom gebeurt dit toch, gebeurt dit nu? Waarom gebeurt dit uitgerekend in een week van voorbereiding? Persoonlijk, in de gemeente. Waarom gebeurt het? Het lijkt wel alsof de Herder Zijn handen aan Zijn mond zet en zegt: Ik ben de Deur. En dat alle omstandigheden van ons leven, gemeente, alles wat je in je leven tegenkomt je alsmaar dringt naar die ene Deur. Alle andere deuren gaan dicht. Er blijft er maar Een over. Wien heb ik nevens U omhoog, wat zou mijn hart wat zou mijn oog, op aarde nevens u toch lusten?, niets is er waar ik in kan rusten.

Zo komen de schapen binnen. Nergens anders in rusten dan binnengaan. En wat mooi dat Jezus opnieuw vanmorgen zegt: Ik ben. Ik ben gekomen, zegt Hij nu. Wij zitten vaak met de vraag, op de kansel, in de kerkbanken, in de Schauw, de vraag: hoe moet ik komen? Mag ik komen? Met alles wat in mijn leven is? Met alles wat ik meedraag in gedachten, in mijn hart. Wat zo mooi is, dat voordat die vraag gesteld wordt, Hij zegt: Ik ben gekomen. Als Hij niet was gekomen! Daar gaat het vanmorgen om. Als Hij was gebleven waar Hij was. Bij de Vader.

Zoals Jezus hier vanmorgen ook zo treffend zegt: Ik ken de Vader en de Vader kent Mij. In liefdevolle eenheid. Wat had Hij het goed in de hemel maar Hij kwam naar de aarde. Wat had Hij het goed bij de Vader maar Hij kwam voor de schapen. Hij had de hemelse heerlijkheid maar Hij kwam naar de hel op aarde. Laten we niet gemeente, dat zeg ik vanmorgen erbij, dat kan ons zicht geven bij de Avondmaalstafel. Wat Jezus deed was in opdracht van de Vader. Jezus werd niet gehuurd maar werd gestuurd, zei iemand. Mooi hè, Jezus werd niet gehuurd om huurling te zijn. Vanmorgen aanzitten aan de Avondmaalstafel: laten we dan ook de Vader eren. De Vader de eer geven die de Zoon kent en de Zoon Hem.

De Vader heeft de schapen aan de Zoon gegeven. De Zoon werd Herder om Zijn leven te geven voor de schapen. Zo zit het. Dat begrijpen wij niet maar dat is een eeuwig wonder. Ik ben gekomen. Van boven naar beneden. Hij is gekomen, wat zei Hij, om Zijn leven te geven voor de schapen. Dat komen betekent ook: Hij is er helemaal gekomen. Helemaal gekomen. Hij heeft Zich niet teruggetrokken. Dat deed de huurling. Jongens en meisjes, als je geen echte herder was en er kwam een wolf aan, dan vluchtte je. Ging je weg. Hield niet van de schapen. Maar Jezus is geen huurling. Hij heeft de schapen gekregen. Schapen Zijn eigendom. Hij moest er wel een dure prijs voor betalen. Zult u het niet vergeten aan de Avondmaalstafel dat er een dure prijs is betaald om schaap te zijn.

Hij is gekomen. Dan zie ik de Herder gaan in de kribbe van Bethlehem, in Gethsemané, op Golgotha. Mijn Herder! Mijn Herder, u bent gekomen waar ik reddeloos verloren was. Gekomen tot in de diepten van de Godverlatenheid. Opdat wij aangenomen zouden worden. Ziet u Hem vanmorgen? Ziet u Hem? Aan de tafel, in de kerk? Ik ben gekomen. En ik zou zelfs willen zeggen: Hij komt nu, gekomen van de Vader, gekomen tot in de diepten van onze vloek en Hij komt nu: Ik ben gekomen. Wij stellen Hem u voor ogen. Mag ik u Hem voorstellen? Mag ik u Hem voorstellen die gekomen is? Nu terwijl Hij in de hemel is dient Hij Zich aan onder de tekenen van brood en wijn. Hij is hier. Hij is erbij. Ik ben er. En als wij brood en wijn nemen is Hij aanwezig. Door Zijn Geest. Gemeente, dat is een rijke, heerlijke wetenschap. Ik ben er opdat, ja, mag ik dat nog even aan u voorhouden, opdat zij het leven hebben en overvloed.

Ik ben gekomen opdat zij. Wij gedenken de Heere Jezus. Aan Zijn dood. Aan Zijn offer. Maar dat gedenken gemeente daar hebben wij nu zegen van. Het Heilig Avondmaal is niet alleen een maaltijd om terug te kijken. Niet alleen iets van het verleden. Dat ook. Maar Hij is gekomen opdat wij leven hebben en overvloed. Leven! Leven! Hoe staat mijn leven ervoor? Waar moet ik leven zoeken? Ik heb geen leven, zegt iemand. Hij is mijn leven. Hij is mijn leven. Mijn leven, ik kan het niet in mijn eigen hand houden. Hij doet het. Leven dat is, mag ik het zo eens zeggen, leven betekent eigenlijk dat je in de ruimte van de liefde van God staat. Leven is dat je bevrijdt bent. Dat is toch leven! Dat je mag ademhalen. Leven. En als iemand zegt: ik heb het niet. Dan wil Hij dat u verzekeren dat Hij u het leven geeft én overvloed.

Laten we het niet vergeten. We hebben geen Herder bij wie het er karig aan toegaat. Jongens en meisjes, ik zie een Herder. De schapen zijn in Zijn buurt. Ze grazen in Zijn weiden. Zijn in Zijn buurt. Lopen te genieten van wat de Herder hen geeft. En ik zie de Herder blij dat Zijn schapen het goed hebben. Wat zal de hemelse Herder blij zijn als wij het goed hebben, als wij overvloed hebben. Het is Zijn eer te na, het is Zijn eer te na als u het karig zou hebben. Het is Zijn eer als we overvloed hebben. Overvloed van de Vader en van de Zoon en van de Heilige Geest. Overvloed van de Vader wiens Vaderlijke liefde nooit ophoudt. Die vanmorgen zegt: Ik heb u liefgehad met een eeuwige liefde. De overvloed van de Zoon die zegt: Mijn genade is u genoeg. En wij zijn in Hem volmaakt. Ongelooflijk wat een overvloed. En de overvloed van de Heilige Geest die in mijn hart zegt: Abba, Vader. Die de liefde van God uitstort waardoor ik word overweldigd. Overvloed. Mijn beker is overvloeiend.

Jongens en meisjes, hij is halfleeg. En stel je voor dat de koster zou komen met een grote kan en die ging erin schenken en hij bleef maar schenken. Het kwam er overheen. Stop maar dan, zeggen we dan. Overvloeiend. We hebben een Herder die blijft geven. Het houdt nooit op. En ik kan het niet op. U wel? Kom gemeente, houd de Herder in het oog. En als u aan het avondmaal bent, en al zou je in je bank blijven zitten, verlies Hem niet uit het oog. Wat ik niet ben is Hij, wat ik niet heb geeft Hij. Hij is mijn leven. En ik mag Hem steeds beter leren kennen. In de overvloed van Zijn liefde. Hij zegt: Ik ben. En wat zegt u, wat zegt u? Ik zeg maar: U bent het! Alleen. Alles. Amen.

 

Zondag 17 februari 2019 – Zuiderkerk Putten – ds. A.L. van Zwet [dienaar te Putten] – Johannes 10 vers 9-15 – viering van het Heilig Avondmaal naast de bediening van het Woord