Nathanaël zit onder de vijgeboom, mogelijk bestudeert hij de Thorah. Filippus zegt dat hij de Messias heeft gevonden. Waar Nathanaël eerst argwanend is, wordt hij door Jezus verwelkomt, zonder verwijt. Jezus noemt hem een Israëliet in wie geen bedrog was. Jezus kende hem al, Hij zag hem zitten, Hij zag hem zoeken, twijfelen. In Nathanaëls leven komen de woorden van God tot leven: Jezus is de Messias, de Zoon van God, de Koning van Israël (over wie hij gelezen heeft). Johannes wil ons in dit eerste hoofdstuk meegeven: een van de dingen die bij het geloof horen, is dat je je gekend weet. U kent mij. Een van de eerste verrassingen van het geloof: dat je je gekend weet. Dat er verbinding is. Wij zijn door de Heere gekend, opdat wij Hem zouden kennen.
We willen stilstaan bij de ontmoeting tussen Jezus, het Vleesgeworden Woord, en Nathanaël. Jezus is het Vleesgeworden Woord, dat komt steeds terug in het Johannesevangelie. Boven de preek heb ik geschreven:
Een kennen dat al onze verwachtingen overtreft
- We gaan in de eerste plaats nadenken over de voorkennis. De voorkennis van Jezus over Nathanaël. Wat betekent die voorkennis?
- In de tweede plaats de geloofskennis. Dat Nathanaël tot de belijdenis komt: ‘U bent de Zoon Van God, de Koning van Israël.’
- En dan de Christuskennis. Dat is het prachtige slot: ‘Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u allen: Van nu af zult u de hemel geopend zien en de engelen van God opklimmen en neerdalen op de Zoon des mensen.’ De Zoon des Mensen is een Messiaanse aanduiding, uit Daniël, dat is een grote belofte.
1. Voorkennis
Gemeente, hier vanmiddag in de kerk of thuis meeverbonden, zoals we zeiden, we gaan verder in het boek van de ontmoetingen: het Johannes-evangelie. Vorige week zagen we dat de eerste discipelen zijn gekomen. De kring rondom Jezus vormt zich. Het waren de volgelingen van Johannes de Doper. Die worden discipelen van Jezus. Ze gingen van de mindere naar de meerdere. Van de ene hand naar de andere hand. Van klein naar groot. Dat is de lijn van het Koninkrijk van God: van minder naar meer. Altijd.
Hoe dan ook, het begint altijd ergens, gemeente. Waar? Waar begint het te leven? Daar waar het Woord vlees wordt. Laat ik het zo zeggen: daar waar de mensgeworden Zoon het leven binnenkomt. Daar begint het. Ook als Hij er eerst niet in komt. Waar Hij niet wordt aangenomen. Dat er toch een moment komt dat Hij tóch wordt aangenomen. Eigenlijk is dat ook heel de lijn in het evangelie: eerst niet, dan wel. Eerst duisternis, dan licht. Eerst vlees, dan leven. Dat is het getuigenis van Johannes: het gebeurt écht. Zo gaat het. En er gebeuren dingen, zegt Johannes, die je niet voor mogelijk houdt. In Johannes 1: het Woord is vleesgeworden, God is mens geworden. Dat hou je toch niet voor mogelijk. Toch gebeurt het. En dus is niets onmogelijk. God wordt mens. Dan ga je dingen merken en zien die al je verwachtingen overtreffen.
Zo ging het ook met Nathanaël. Hij zat onder de vijgeboom. Hij kreeg bezoek van Filippus. Wat hij daar deed? Weten we niet. Staat er niet. Hoeven we niet te weten. We zijn wel nieuwsgierig. Wat deed hij daar? In de Thorah te lezen, zeggen sommigen. Of in de profetische geschriften. De joodse rabbijnen zagen de vijgeboom als de meest geschikte plaats voor het lezen van de Bijbel of voor meditatie en gebed. Misschien hebt u ook zo’n plekje. Onze huizen zijn er niet zomaar op gebouwd. Ik hoor nog wel eens van mensen op de boerderijen: op de deel, ja daar ging ik wel eens naar toe. Maar heb je nog wel een deel? In onze volle huizen.
Misschien, nou ja, een boom met veel bladeren, misschien wilde hij er ongezien onder zitten. We horen in Lukas over Zacheüs: hij wilde niet gezien worden. Dat kan je ook hebben, dat je niet gezien wilt worden.
Maar Nathanaël denkt dat hij misschien ongezien kan zitten, maar hij kan niet ongezien blijven. Het Woord is vleesgeworden. Er worden mensen tevoorschijn geroepen, uit de duisternis, tot het licht. Als Nathanaël misschien zou denken: ik word hier niet gezien dan ís hij al gezien. Dat is wat! Je denkt: ik word niet gezien, maar je bent al gezien. Door Hem!
Laten we het maar even aannemen dat hij in de Thorah zit te lezen. Hij leest over de komende Messias. Ondertussen kijken vanuit die woorden de ogen van de Messias naar hem. Heb je zo wel eens in je Bijbel gelezen? Zouden we niet zo onze bijbel moeten lezen? Dat in de letters van de woorden de levende God ons ziet?! Voor Nathanaël was dat nog de komende Messias, waarvan hij dacht: zal Hij komen? Hij is er al, Nathanaël. Hij is al begonnen, terwijl je het niet door hebt! Voordat Filippus u riep, toen u onder de vijgenboom zat, zag Ik u.
Ik zie je, dat is zo mooi in dit gedeelte, dat Jezus hem ziet als een Israëliet zonder bedrog. Daar moeten we even bij stilstaan. Hoe zag Jezus hem? Als een Israëliet zonder bedrog. Een Israëliet – hij hoorde bij het volk van Israël. De nakomelingen van Jacob. Jacob was de man van bedrog. Dat bedrog toen hij de eerstgeboortezegen wilde hebben – je zou kunnen zeggen, de Messiaanse zegen. Hij kreeg hem met bedrog. Zo is Nathanaël niet. Hij hoort wel bij Israël, maar hij is niet zoals Jacob die iets met list en bedrog tot stand wilde brengen. Hij is meer de Jacob van Pniël – waar hij de naam Israël kreeg. Toen hij door de knieën ging. Hij ontving daar de zegen. Eerlijk. Daarom ook Psalm 32: in wie geen bedrog is. Een oprecht verlangen naar de komst van de Messias. Zo omschrijf ik hem.
Ik kan me zo voorstellen in het geheel van Johannes 1, mag ik het zo zeggen, dat dat verlangen naar de Messias ook wel wat versterkt is door het optreden van Johannes de Doper. Er broeide iets. Johannes had de verlangens wakker gemaakt. Hij had het over het Lam van God gehad. Er zou Iemand komen. Op de een of andere manier waren er bij mensen dingen wakker geroepen.
En dan komt Filippus. We hebben Hem gevonden, zegt hij. Nathanaël! Ik zie Filippus stralen. Hem, over wie Mozes en de profeten geschreven hebben. Nathanaël, je leest de woorden, maar het is niet bij woorden gebleven: het Woord is vlees geworden. Het is gebeurd. Hij is gekomen. Dat moet toch wat geweest zijn. Nathanaël, oprecht, zonder bedrog. Hij is er! Het is begonnen!
Ik weet niet hoe het bij ons zal gaan. Als straks over het nieuws komt: de lockdown is voorbij. De crisis is over. Nou! Misschien gaan we gekke dingen doen – ik hoop het niet. Het is voorbij, Nathanaël, de tijd van de verwachting. Nu gaat het beginnen. Nu gaat er iets goed komen. Messias, Redder, Verlosser. Hij richt het gebogene op, Hij maakt het donker licht, Hij zal Israël verhogen.
Weet je wie het is? Nou! Jezus, de zoon van Jozef uit Nazareth. Nou, Nathanaël? Nou! Als we er bij hadden gestaan weet ik niet hoe we tegen het gezicht van Nathanaël hadden aangekeken. Hij is er! En het is Jezus, de zoon van Jozef. Ah! De teleurstelling klinkt uit de vraag: kan uit Nazareth iets goeds zijn? Ik denk dat we vandaag zouden zeggen: is dat alles, Filippus. Dat meen je niet… Wat stelt dat nou voor? Is dat nou de Israëliet zonder bedrog?
Nou ja, er zijn mensen die het positiever duiden, die zeggen: Nathanaël is kritisch, bijbel-kritisch, omdat hij zegt: kan uit Nazareth iets goeds komen? Hij zou toch uit Bethlehem komen? Hoe dan ook, het getuigenis van Filippus wordt niet aangenomen. Het gaat er niet in. Misschien maak je het wel eens mee: de teleurstelling. Nou ja, kan ook in het gewone leven. Een prachtig boek gelezen. Dat vind jij ook wel mooi. Gaat de ander ook lezen, na een paar bladzijden: er is niks aan. Wat een teleurstelling. En geestelijk, gemeente. Wij worden wel eens opgeroepen om te getuigen. Soms gaat het er gewoon niet in bij mensen. Kom nou! Messias, vrederijk, oplossing, verlossing, Jezus?! Als dat waar was… Dan… Ja dat kent u wel. Dan zou er toch niet zoveel ellende zijn? Waar blijft het goede? Moet je met die mensen in discussie gaan? Filippus doet het niet. Hij zegt: kom en zie. Daarmee spreekt Filippus dezelfde woorden als Jezus. Filippus heeft ervaren: als je komt, ga je het zien. Kom nou, ga het zelf ervaren. Ik kan je niet overtuigen. Hij kan jou overtuigen. Filippus had niet het antwoord op alle vragen. U niet, ik niet. Er worden duizenden vragen gesteld. Kom en zie! Ga het zelf ervaren. Ik herinner me een oude christin in Katwijk, ze vreesde de Heere, een hele tere levenswandel. Ze zat een keer een heerlijke appel te eten. Ik zei, smaakt ‘ie? Ze zei: hij smaakt. Ze zei ook: ik zou jou ook wel willen laten proeven hoe rijk het leven met de Heere is!
Jezus heeft de voorkennis, dat is mooi he. Terwijl mensen kritisch, afwachtend, wantrouwend zijn. Jezus kent die mensen al. Wat een bemoediging. We hoeven niet alles van iedereen te weten. We mogen wel nodigen.
Weet je wat nou het punt is, die verrassing is er dat Jezus al weet wie er komt. Dat is zo bemoedigend! Hij is met Zijn kennis ons altijd voor. Naar wie ik ook toe ga. Kritische mensen, jongeren, argwanende gemeenteleden, mensen op zoek naar antwoorden. Dat je altijd iemand mag nodigen: kom maar, proef het zelf maar. Jezus, U kent die jongen, mijn (klein)kind al. U weet hoe dat gemeentelid is. Dat is een troost, gemeente! Een bemoediging op dit moment: met welke gedachten zit je te luisteren? Ach man, hou op. De Heere kent je. Hij weet precies waar je mee bezig bent, wat je zoekt, je twijfels en argwaan. Hij kent je. We mogen altijd zeggen: kom nou maar.
Valt er wat te ervaren? Jawel! De nodiging heeft wel effect. Nathanaël komt. Dan komt het tot een prachtige ontmoeting. Weet je wat een van de eerste dingen is, die hij ervaart? Ik vind dat zo ontroerend, gemeente. Als Nathanaël tot Jezus komt, dat Jezus zegt: zie, een Israëliet in wie geen bedrog is. Geen verwijt. Maar een teken van kennen!
Vanwaar kent U mij, vraagt Nathanaël. Hoe weet U dat? Heeft Filippus Hem dat verteld? Heeft Filippus soms met Jezus gesproken? Dat lees ik niet. Voordat Filippus hem riep, wist Jezus het al. Daarin zie je iets van Zijn godheid: Psalm 139. De alwetendheid van God, van het vleesgeworden Woord. Dezelfde alwetendheid van God de Vader heeft de Zoon. Hij kent mij. Hij doorgrondt mij. Vanwaar? Waar komt dat vandaan? Dus, dus U was er al toen ik… Ja… Ga eens door. Toen ik U nog niet zag en kende. U zocht en ja… Gemeente, is dat niet een van de eerste dingen van het geloof, ik merk ook wel eens dat mensen ermee zitten, je wordt opgeroepen tot geloof, maar hoe zit dat dan? Het Johannesevangelie is geschreven voor hen. Hoe gaat dat van niet-aannemen tot aannemen? Belangrijke vragen! Een van de dingen die hier opvalt, Johannes wil dat tot ons laten komen: een van de dingen die bij het geloof horen, is dat je je gekend weet. U kent mij. Een van de eerste verrassingen van het geloof: dat je je gekend weet. Dat er verbinding is. Niet kennen in de zin van: ik ken je bij naam. Je komt iemand in Putten tegen, o ja die woont daar en daar. Dat is in de Bijbel niet het kennen: in de bijbel is het verbonden, in liefde.
Prachtig trouwens dat in het allervoornaamste hoofdstuk, 1 Korinthe 13, over de liefde, dat dat eindigt: ik zal kennen zoals ik gekend ben. Het kennen van de liefde door ons, daar begint waar ik gekend bén door de liefde. En dat ik gekend ben door de liefde die mij niet veroordeeld of afwijst, niet wegstreept, maar trekt! Een kennen in mijn gevoelens, waar ik verlegen mee was. Geen enkele gedachte was voor God verborgen. En toch, wat een wonder, Heere, dat U niet zei: Ik moet je niet. Hij weet wat van Zijn maaksel zij te wachten. Hij weet allang wie we zijn. En toch. Ja. Wij kunnen iemand leren kennen en na een maand denk je: wat valt het tegen. Wat ik er maar nooit aan begonnen. Maar dit niet.
2. Geloofskennis
Ik was bezig, zegt Jezus. Waar komt dat vandaan? Dat komt uit Zijn machtige, goddelijke liefde. Dat ik er mag zijn, zoals ik gekend ben. Vroeger had ik een leraar, als die aan je vroeg, waar ben jij mee bezig? Die had van die ogen, die keek dwars door je heen. Je lapte het niet om iets te zeggen wat niet klopte. Zo is het bij het kennen van God en Jezus. Bij dat goddelijk kennen. Daar gaat je hart van open. Je verbergt je niet achter de vijgebladeren. Je komt voor de dag. Je gaat kennen zoals je gekend bent. Zoals God jou kent, zo ga je die liefde van God ook kennen. Als een trekkende, reddende, vergevende liefde. Je gaat Hem kennen die riep. Dat is het mooiste! Dat gebeurt bij Nathanaël ook. U kent mij. Ik zag u, zegt Jezus. Dus U bent de Zoon van God, de koning van Israël. Hij gaat kennen. Dat bloeit open! Hij ervaart de tegenwoordigheid van God. Dit is Hij tóch! Eerst sceptisch, argwanend, terughoudend. Het ging er niet in.
Dit is wedergeboorte. Waar Jezus straks tegen Nicodemus zegt, de Geest blaast waarheen Hij wil, je hoort Zijn geluid. Die Geest gaat getuigenis afleggen. De argwaan wordt overwonnen. Nathanaël geeft zich prijs aan Hem. Hij vindt. Degene die Johannes het Lam van God mocht noemen, Filippus noemde Hem dat Hij door Mozes en de profeten werd profeten. Nathanaël noemt Hem: De Zoon van God en de Koning van Israël. Of hij alles doorzien heeft? In elk geval, in Jezus licht het op. Prachtig he. Als je open wordt voor God, als je je geliefd weet, getrokken weet, ga je ontdekken dat Hij het is waarvan je altijd in de bijbel las waarvan Hij moest zijn. Maar je zag het niet. En nu wel. U bent het. Prachtiger kan het niet. De Koning van Israël. De Messiaanse Koning, in wie de Heere grote dingen gaat doen. Wat een belijdenis. Het breekt zomaar open. Uit diepe eerbied belijdt Nathanaël deze die hem kent. Zo is het.
Het komt een keer hoor, gemeente, jongens en meisjes. Zo is het. Hij is het toch. Hij is het echt. Hij kent. En nu ken ik Hem. Het is echt niet verzonnen. Filippus had gelijk. Mijn vader had toch gelijk, toen hij zei, jongen, de Heere is er voor jou. En mijn moeder, die bad en zei: de Heere kent je. Ze had gelijk. En die dominee en ouderling die altijd zeiden: kom en zie. Ze hadden gelijk. Ik gun het je met heel mijn hart dat je gaat zeggen: U bent het, U bent het tóch, ik weet me door U gekend.
Wat een ontmoeting. Jezus zegt: Nathanaël, daar blijft het niet bij. Je gaat nog veel meer zien. Nog veel grotere dingen dan deze. Omdat je ervaren heb dat Ik je ken, je ziet Mijn goddelijke alwetendheid, je ontdekt dat er over Mij is geschreven, maar er komt nog veel meer. Er is een begin, gemeente. Vorige week zeiden we: er is een eerste ontmoeting. Er komen er nog veel meer. Nog veel grotere dingen. Je wordt een keer stilgezet. Je wordt een keer ontdekt. Je wordt een keer getrokken. Je gaat zicht krijgen op de Heere Jezus. Maar het blijft niet steeds hetzelfde, hoor. Je gaat steeds grotere dingen zien. Echt waar! Het leven met God is geen saai leven. Wij hebben Zijn heerlijkheid gezien. Er zit een kracht, glans, diepte in! Ik kan me niet voorstellen dat mensen zeggen: het geloof is altijd hetzelfde. Je zult grotere dingen zien.
In het Johannesevangelie komt nog veel meer: de bruiloft te Kana, de ontmoeting met de Samaritaanse, de opwekking van Lazarus. Er komt nog veel meer! Het blijft niet bij de eerste liefde. Je weet je geliefd, je mag alles zeggen. Maar er is voortgang. Van de eerste trekking naar de tweede bekering. Naar de kennis van de vergeving van zonden, kindschap, erfenis, erfgenaam, naar het vol worden van de Geest. Vol worden van de vrucht van de Geest. Prachtige hoofdstukken zullen volgen, 14, 15 en 16: over de wijnstok en ranken, vrucht dragen. De Geest die in waarheid leidt. Het gaat echt al je verwachtingen overtreffen. Kom en zie! Ga het zelf maar ervaren. Denk niet te klein van Hem. Als je dat toch doet, ook dominees doen dat wel eens, zeg dan: vergeef me, Heere Jezus. Wilt U mij grotere dingen laten zien? Mijn argwanende hart zegt: kan er iets goeds komen, Heere? Hij kent mij gelukkig in mijn strijd, aanvechting, zoeken, angst. Hij zoekt me op. Hij zegt: Ik ken je. Ik ga Hem kennen. Zo bent U dus. Er komt nog veel meer.
Wie weet welke grotere dingen we na deze tijd nog gaan zien. Wat heeft God nog in petto? Soms lijkt het naar klein te gaan. Kan er iets goeds komen? Er zullen grotere dingen komen! Heere, wij wachten erop!
3. Christuskennis
Jezus wijst tenslotte op zichzelf. ‘En Hij zei tegen hem: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u allen: Van nu af zult u de hemel geopend zien en de engelen van God opklimmen en neerdalen op de Zoon des mensen.’ Een prachtig zelfgetuigenis van Jezus. Eigenlijk een van de eerste. Van nu af zult u de hemel geopend zien. Het Woord is vleesgeworden. De hemel is neergedaald op de aarde. De hemel is geopend. Er is weer verbinding tussen God en de mensen. U weet het wel he, diezelfde Jacob, die zijn vader bedroog om de zegen, op de vlucht, kreeg in Beth-El een droom. Die zondige Jacob. In Beth-El zag hij de ladder, van de hemel naar de aarde. De engelen neerdalende en opkomende. Alsof de Heere zei: Jacob, Ik ben met je. Er is verbinding. Ik zal met de engelen om je heen staan. Je leeft onder een open hemel, Jacob, al heb je het verzondigd. Wat een verrassing.
Nu zegt Jezus, de grotere dingen die je zult zien, hebben alles met Mij te maken. Ik ben de Mensenzoon, de Messias, die alle macht krijgt in hemel en op aarde. Het Lam van God. Ik ben de brug. Ik ben de Jacobsladder. De brug tussen de hemel en de aarde. De engelen gaan over Mij heen. Via Mij. Nathanaël, je mag leven onder een open hemel, de engelen zullen bij je zijn, door Mij. Het is nooit meer hetzelfde, Nathanaël. Het is niet meer hetzelfde. Niet meer de dichte bladeren van de vijgenboom, maar de open hemel van de grote dingen. Soms lijk je onder een gesloten hemel te leven. Maar Jezus zegt: bij Mij is er een open hemel. De engelen zullen over Mij heengaan van de hemel naar de Mijnen. Ik weet wel, gemeente, je kunt soms geweldig teleurgesteld zijn. Misschien zit er iemand te luisteren, die zegt, wat een hooggestemde zaken. Misschien is Nathanaël later ook teleurgesteld. Is het wel waar? En toch. Na de opstanding hebben ze het gezien. Al hun verwachtingen heeft Hij overtroffen. Nooit meer hetzelfde.
Gemeente, we gaan de week in, het leven in. De werkelijkheid in. Onder de hemel. Met duizend teleurstellingen. Maar deze dingen mogen ons troosten. Er is een ladder, tussen de hemel en onze werkelijkheid. Het Woord is vleesgeworden. Er is een brug geslagen in Christus. Het leven krijgt een nieuwe glans. Een nieuwe werkelijkheid. Kom en zie! Ga het zelf maar eens ervaren. En je leven zal nooit meer hetzelfde zijn.
Amen.
HEER, ai, maak mij Uwe wegen,
Door Uw woord en Geest bekend;
Leer mij, hoe die zijn gelegen,
En waarheen G’ Uw treden wendt,
Leid mij in Uw waarheid, leer
IJv’rig mij Uw wet betrachten;
Want Gij zijt mijn heil, o HEER,
‘k Blijf U al den dag verwachten.Wie heeft lust den HEER te vrezen,
’t Allerhoogst en eeuwig goed?
God zal Zelf zijn Leidsman wezen;
Leren, hoe hij wand’len moet.
’t Goed, dat nimmermeer vergaat,
Zal hij ongestoord verwerven,
En zijn Godgeheiligd zaad
Zal ’t gezegend aard’rijk erven.– Psalm 25 vers 2 en 6 (berijming 1773)
Hervormde Gemeente Putten, Nieuwe Kerk, zondag 17 januari 2021, 16:15 uur. Schriftlezing Johannes 1:44-52. In verband met coronapandemie dienst met beperkingen: beperkt aantal bezoekers (20?), geen samenzang (1 voorzanger), geen collecte, mondkapje bij in en uitgaan en uitzending via YouTube: https://www.youtube.com/watch?v=wuEaBZbXWLQ.