Ook het derde gebod, om de Naam van God niet ijdel(lijk) te gebruiken, staat in het teken van het verbond. Het is liefdestaal van God uit: Hij heeft het volk Israël en Zijn gemeente lief. En juist daarom moet Zijn Naam met eerbied en ontzag worden gebruikt en niet misbruikt. God is nabij gekomen in Zijn Naam, het meest in Jezus. Hij werd veroordeeld vanwege godslastering opdat Hij zondaren als wij, die schuldig staan aan dit gebod, kan redden. Elk gebod brengt ons bij het kruis. Christus heeft de Naam van God hoog gehouden, daar waar wij zulke hoge gedachten van onszelf hadden.
Heidelbergse Catechismus, vraag 99: Wat wil het derde gebod?
Dat wij niet alleen met vloeken of met valsen eed , maar ook met onnodig zweren, den naam Gods niet lasteren noch misbruiken, noch ons met ons stilzwijgen en toezien zulke verschrikkelijke zonden deelachtig maken; en in het kort, dat wij den heiligen naam Gods anders niet dan met vrees en eerbied gebruiken, opdat Hij van ons recht beleden, aangeroepen, en in al onze woorden en werken geprezen worde.Heidelbergse Catechismus, vraag 100: Is het dan zo grote zonde, Gods naam met zweren en vloeken te lasteren, dat God zich ook over diegenen vertoornt, die, zoveel als hun mogelijk is, het vloeken en zweren niet helpen weren en verbieden?
Ja gewisselijk ; want er is geen groter zonde, noch die God meer vertoornt, dan de lastering Zijn Naams; waarom Hij die ook met den dood te straffen bevolen heeft.
De heiliging van de Naam van God
- De heerlijke Naam van God: waarom is Hij er zo zuinig op? Wat zegt die Naam ons nog?
- Het misbruik van de Naam van God: waar gebeurt dat? Hoe is onze houding daartegen?
- De liefde tot de Naam van God: als die Naam ons zo kostbaar geworden is, hoe dragen wij die uit?
1. De heerlijke Naam van God
Gemeente, het derde gebod gaat over de Naam van God niet ijdellijk gebruiken. Een actueel gebod. Laten we maar tegelijk zeggen: een lastig gebod. Actueel, nou ja, de actualiteit als het gaat over de Naam van God ligt voor het oprapen. Ik denk dat velen van ons dagelijks oplopen tegen mensen die spotten en vloeken. Iemand zei mij eens, kom maar eens in de bouwkeet. Maar je hoeft niet in de bouwkeet te zijn, ook in de media, werkvoer, scholen. Tot mijn grote schrik hoor ik dat het niet eens uitmaakt op welke school je zit: openbaar, christelijk of reformatorisch. Er wordt gevloekt.
Jarenlang hadden wij in ons land het verbod op de godslastering. Dat was een wet. Sinds een jaar of 7-8 is die afgeschaft. In het voordeel van de vrijheid van meningsuiting. Je moet gewoon kunnen zeggen, ook als het gaat om de belediging van God, wat je wilt. Een christen moet daar gewoon tegen kunnen, zo wordt gedacht. Er is nog een beschermende muur gebouwd, las ik, als je je echt gekwetst voelt, mag je nog ergens een beroep op doen. Maar wanneer voelen we ons gekwetst? In je geloof gekwetst? Als het gaat om de Naam van God, raakt dat ons? In onze multi-religieuze samenleving zie je dat bepaalde groepen gekwetst en beledigd worden. In de moslimwereld, als de Naam van Allah wordt beledigd, komt er van alles in beweging: ambassades worden bestormd, grote demonstraties. In Europa hebben we er voorbeelden van. Aanhangers van Allah zijn tot grootse dingen in staat. Wij hebben geen moordplannen of gaan de straat niet op; de vraag is wel: raakt het ons nog als de naam van God in het geding is? Ja maar, moet je er altijd wat van zeggen dan? Dat is altijd de vraag. De uitleg, ook met jongeren, is altijd wel een aangelegen onderwerp. Altijd aan de orde: ja maar wat moet ik dan zeggen? En hoe? En zelfs, is het echt zo erg? Is het echt zo erg dan, als iemand vloekt? Er zei eens een jongere: ik kijk gewoon de film door. Al komt er vloek na vloek. O ja? Of zet je ‘m uit. Ja…! Wat vinden wij erg?
Het slot van de catechismus is heel indringend. Bijna even slikken. Geen zonde is zó groot, staat er, als de belediging van de Naam van God. God wil die belediging met de hoogste straf opnemen. God neemt het hoog op. Een ding wat van belang is, is, dat we niet, allerlei moralistische opmerkingen maken (dit niet, dat wel), maar dat we eerst nadenken: waarom is die Naam van God nou zoveel waard? Hoe hoog staat de Naam van God nou aangeschreven? Die heerlijke, heilige, allesovertreffende Naam van God. Die Naam die aan alle kanten schittert. De engelen bedekken zelfs hun aangezicht: heilig, heilig, heilig is de Heere der heirscharen. Die Naam! U alleen, U loven wij, want Uw Naam zo rijk van eer, is tot onze vreugd’ nabij. Zwaar van eer! Eer betekent: je buigt eronder, ervoor. Eer. In het Hebreeuws: kabot. De heerlijkheid van God, waar een mens voor door de knieën gaat. Is tot onze vreugd’, nabij! Nabij, dichtbij. Het verheugt je hart. Er is een Naam dichtbij, met wie ik mag omgaan, die ik mag aanroepen. Die mijn hart verheugd in mijn schuld, verdriet, aanvechting. Een Naam die ik over hou als ik geen naam meer heb. Wat mooi dat God een Naam hebt.
U hebt ook een naam. Jij ook. Mooi, dat je een naam hebt. Heb je daar wel eens over nagedacht? Wie vindt het leuk om de hele tijd met ‘hé’ aangesproken te worden?! Je luistert als je naam aangeroepen wordt. Hier ben ik! Zoals Mozes. Ik kom eraan. Moet U mij hebben? Jawel. Een naam. Bovendien zijn we soms erg op onze naam gesteld. Wie accepteert het als zijn naam door het slijk wordt gehaald, als je beledigd wordt, als je onheus behandeld wordt, onterechte dingen over je naam hoort uitspreken? We zijn zuinig op onze naam – God ook.
God heeft Zichzelf een Naam gegeven. Waarom eigenlijk? Ja, waarom noemen we God niet alleen God? Waarom heeft Hij zich de Naam HEERE gegeven? Daarin horen we iets van de Drie-Eenheid. Vader, Zoon, Geest. God is niet op afstand gebleven. God. HEERE, noemt Hij Zich. Weet u wat zo mooi is, bij de tien geboden, gemeente, dat die geboden daarmee beginnen. Ik ben de HEERE, uw God. Die u uit het slavenhuis verlost heeft. Daarom zult u niet… Daarom zult u Mijn Naam niet ijdel gebruiken. Ik ben de HEERE, uw God, Israël. Ik ben. Je kent Mij toch? Als die God die dichtbij gekomen is? Die Mijn hand heeft uitgestoken naar je, toen je slaaf was? Toen ben Ik er toch gekomen? Ik heb toch laten zien dat ik de HEERE ben?! Ik heb je toch toegefluisterd? Ik kijk naar je om! Ik heb je lief.
Eigenlijk zou je mogen zeggen, gemeente, daarom is het belangrijk om die Naam eerst te spellen en zeggen: het is liefdestaal. Je zult Mijn Naam niet ijdel gebruiken, Israël, want Ik heb je lief. Men heeft wel eens gezegd dat die hele wet (die tien geboden van het verbond) dat dat de geboden zijn van het huwelijksverbond. Israël, Ik ben je Man! Alles wat er in die geboden staat is verbondstaal. Intimiteit, omgang, liefdestaal. Israël, Ik heb me aan je verbonden. Je gaat Mijn Naam toch niet door het slijk halen, Israël.
Ik heb een trouwring. Daar staat de naam van je geliefde in. Gegraveerd. Toen God de wet gaf, schoof Hij de trouwring aan. Mijn Naam staat in die weg. Die liefdesband, laten we dat voorop houden, die staat voorop. Het hoort ook bij het Nieuwe Testament, die Bruidsgedachte. Dat de HEERE de Man van Zijn volk is. En dat Israël de bruid is. Christus noemt Zichzelf het hoofd van Zijn gemeente. Daar wordt dit ook gezegd, wat wel en niet. Niet alleen mensen van de regeltjes, mensen die mogen weten we binnen een relatie staan! Ook die wet van God. Mijn Naam heb ik je bekendgemaakt.
Prachtig natuurlijk dat de HEERE God die Naam bekendmaakt als Mozes het volk uit Egypte moet gaan leiden. Mozes zegt: namens wie moet ik spreken? Wat is Uw Naam dan? Mozes zegt dan, wat gaat U doen? Dat de HEERE dan zegt: je mag gaan in Mijn Naam. Ik ben die Ik ben. Ik ben er reddend bij. Ik zal handelend optreden. Geen statische, maar handelende God. Die in liefde naar Zijn volk omziet. Je zult zien wie Ik ben. Je zult het merken! Zijn Naam is een faam, zei iemand. Ja. De volkeren hebben gebeefd als ze de Naam van God hoorden, vanwege Zijn daden. Mozes, Ik zal er zijn! Mozes sprak de HEERE daar een keer op aan: dat is ook mooi, dat je die Naam, verbonden aan een volk in nood en verlegenheid, mag aanroepen. HEERE, wat zult U met Uw grote Naam doen?! Mogen wij ook doen. Niet alleen maar fatalistisch. Met de kerk door de crisis. HEERE, wat zult U met Uw Naam doen? Op die Naam aanlopen en aanroepen.
Het mooiste is natuurlijk dat God niet alleen de Naam aan Mozes gaf (heerlijk, reddend, fantastisch), maar dat die Naam van God het meest is gaan schitteren als de Vader van Jezus Christus. De Vadernaam is de kroon van Zijn Naam, zegt een lied. De Naam die Hij gaf in het raamwerk van de geboden; wij mogen die Naam kennen als de God en Vader van Jezus Christus. Johannes 17: Ik heb Uw Naam geopenbaard. Prachtig hoe God Zijn Naam zo dichtbij brengt, bij Israël en bij ons – vergeet uw doop niet! Er staat een Naam op je voorhoofd gegrift. Onuitwisbaar. Uw naam zo rijk van eer! Wat een gezegend moment, als Hij zo dichtbij komt. Hij is een Naam. (…) Hij is gekomen. Wat een Naam. Zo rijk van eer! Tot onze vreugd’ dichtbij.
U begrijpt wel, die Naam ga je lief krijgen. Ik merk het wel eens bij mensen in de gemeente. Als iemand ze geholpen heeft; dan gaan de ogen stralen. Díe heeft me zó geholpen. Of een arts met fenomenale kennis. Geholpen. Ja, die arts, ó! Maar nu deze God. Wie zegt er wel eens: ó! Wat een God. Uw Naam zo rijk van eer. Dichtbij. Is die Naam geschreven in je hart? Zoals de naam van je geliefde ingegraveerd staat in de trouwring.
2. Het misbruik van de Naam van God
Hoe ga je met die naam om? Je begrijpt, dat is niet een welles-nietes is, van: dat mag wel en dat mag niet. Daar gaat het niet om. Het gaat om de verbondenheid met de Naam. Zo heilig, groot, dichtbij. Dan zegt de Heere: ga ‘m dan niet ijdel gebruiken.
Lastig te omschrijven, het woordje ijdel. Ik doe er zelf ook aan mee, elke zondagmorgen. Ik ben er zuinig op, dat die met de vinger geschreven wet gelezen wordt. God heeft ‘m Zelf ingegraveerd. IJdel of ijddelijk? Daar tobben we mee, ook als dominees. Gaan we het omschrijven als dominee: doelloos, oppervlakkig, zinloos, gedachteloos. Het is wel eens aardig te inventariseren wat broeders dan allemaal voor woorden gebruiken. Iedereen probeert uit te leggen wat de bedoeling is, dat is goed, denk ik.
Letterlijk staat er voor het woordje ijdel, of de omschrijving: niet tot ijdelheid opnemen. De Naam van God niet tot ijdelheid opnemen. Ja, dan zou je kunnen denken: op de lippen nemen, dat kan. Maar je kunt ook denken: de Naam van God niet oppakken zonder dat je de Naam van God niet op het oog hebt. Niet oppakken, optillen zonder dat je Zijn eer bedoeld. Dat hangt samen, gemeente, met die vorige geboden. Het vorige gebod, over die afgoden. Geen andere goden en geen gesneden beeld. Geen afbeelding van God indenken. Ik denk dat de HEERE God ook zegt: je moet Mijn Naam niet tot het niveau van de afgoden tillen. Ik denk dat dat erachter zit. Alsof Ik een van de afgoden ben. Afgoden zijn niet-goden, die bestaan niet. Een andere God maken dan Hij is. Ook niet Zijn Naam verbinden aan dingen waar Hij niets mee te maken heeft. Dan zitten we bij de kern. Als je Mijn Naam gebruikt, wil Ik zijn wie ik ben.
Onze Catechismus vat dat samen in ‘lastering’ en ‘misbruik’. En bij dat lasteren en misbruiken horen dan vloeken, lasteren, zweren. Dat komt ook in Zondag 37, de volgende, aan de orde. We richten ons op lasteren en (ver)vloeken. Dat vervloeken zit er ook in. God vervloeken – met schroom gezegd. God bewust uitdagen. Dat je Zijn grootheid ontkracht. Hem zo bespottelijk maakt, alsof Hij niets voorstelt. Zoals Goliath. Wat kom jij doen, dode hond. De Naam van God, dat wil ik nog wel eens zien? Hij lasterde de Naam van God. Hij maakte God tot niks. Dat is een geweldige aantasting, he. Dat je God tot niets maakt. Ik denk dat er in onze tijd ook veel uitdagends tot God wordt gezegd. Ik kijk niet veel programma’s, maar af en toe, je zit wel eens naar zo’n praatprogramma te kijken, je merkt: hoe uitdagend de zaak van God door het slijk wordt gehaald. Wat hebben wij te duchten?!
De Italiaanse compagnon van Hitler, Mussolini, hij stond eens op een berg met een vriend. Mussolini was een atheïst. Als God bestaat, geef ik Hem 5 minuten de tijd om mij te doden, zei Mussolini. Hij ging de tijd aftellen, pakte zijn horloge en na 5 minuten stond hij er nog. Enkele jaren later werd hij opgepakt door de geallieerden. Toen werd hij gefusilleerd. Die vriend zei: toen waren Gods 5 minuten voorbij. Begrijpt u? God laat niet met Zich spotten. Onze tijd is vol uitdaging. Ook het belachelijk maken van de Naam van God. Daarmee zijn we er niet. Het gaat ook om de praktijk van elke dag.
Niet Zijn Naam verbinden aan onheilige levenspraktijken. Dat je zingt, God heb ik lief. En ondertussen de meest liefdeloze dingen doet: uitbuiting, vernedering. Dingen doen die verschrikkelijk zijn – in de praktijk van het leven. Soms in de Naam van God. Misbruik, incest. In de Naam van God?! En zeggen: niks zeggen. Dat is aangrijpend. Dat hoort ook bij dat vloeken en misbruiken. Niet alleen maar de bespotting maar ook de praktijk van het leven.
En daar komt dan bij, niet alleen de gebruikers komen aan bod hier, maar ja, je kunt de Naam van God ook zomaar als stopwoord gebruiken. Het zou zelfs zo kunnen zijn dat je de Naam gebruikt terwijl je niets van Hem moet hebben. Dat je bidt, maar je meent er niets van. Je roept iemand, maar je zegt: ik heb u niet nodig.
En dan stilzwijgend aanhoren en toezien. Dat mensen op onzuivere manier de Naam gebruiken. Er staat zelfs, als je het maar aanhoort en toeziet en niets doet, dat je dan zelfs aan die zonde deelachtig wordt. Dat is natuurlijk niet niks, gemeente. Dat is een aangrijpende zaak. Je zou kunnen zeggen: God neemt het hoog op. Dat deelachtig worden, wat anderen zeggen.
Maar hóe moet je dat dan zeggen, als iemand vloekt of spot? Ja. Ik vind het ook lastig. Zou je misschien gewoon weg kunnen lopen? En zeggen: dit kan ik niet aanzien, aanhoren. Dat je weglopen al een getuigenis is. Het uitdoen van die film. Of het niet verder lezen van het boek. Of je mobieltje maar niet op dingen laten staan die daarmee te maken hebben. Ik zou het lastig vinden om precies te zeggen, in onze tijd, hoe je het moet doen. Niet al te prekerig zijn, zou ik zeggen. Niet met zwaar geladen woorden komen, tegen mensen, die ze totaal niet begrijpen.
Ik las een prachtig voorbeeld in het boekje van ds. J.J. Poort, ‘Soldatendominee‘. Een jongen was in militaire dienst. Hij kwam de kamer op, zei tegen jongens: hier wordt niet gevloekt zolang ik hier ben. Hij had handen als kolenschoppen. Iedereen dacht, we moeten maar luisteren. Maar diezelfde handen droegen de jongens als ze op zware marsen niet meer lopen konden. Dan gingen die handen, die gewaarschuwd hadden niet te vloeken, onder de andere jongens om te helpen. Hij had de Heere lief. Kijk, zo kan het ook!
Ik kom nog bij een ding, je voelt het aankomen, dat er niemand kan zeggen: ik ga hier vrijuit. Dat je denkt, ja Heere God, hoeveel momenten zijn er niet geweest, dat ik niet gezegd heb waar het op aan kwam? Dat ik Uw Naam niet verdedigd heb. Meegedaan. Uw Naam op de lippen genomen, maar niet in de gaten waarom. Ik heb U niet altijd het volle gewicht gegeven.
Er is er Eén geweest, gemeente, die de Naam van Zijn Vader áltijd heeft verheerlijkt. Uitgerekend Hij, die gezegd heeft: Ik heb de Naam van Vader verheerlijkt, hooggehouden, bekendgemaakt; werd ter dood veroordeeld. Waarom? Wat was de beschuldiging? Hij heeft God gelasterd. Hij! Hij heeft God gelasterd. Hij?! Die altijd de Naam van de Vader hoog hield. Hij nam de straf van dit gebod op Zich. Hij werd niet onschuldig gehouden opdat Hij voor schuldigen de vrijspraak kan verwerven.
God, hier zak ik door het ijs, hier buig ik mijn hoofd. Ik belijd dat ik Uw Naam niet altijd hoog houd. Waar moet ik heen met dit gebod? Vlucht tot die andere naam, van Jezus. Zijn Naam staat garant dat God aan Zijn eer gekomen is. Een ieder die Zijn Naam aanroept, zal gered worden. Elk gebod brengt ons bij het kruis, bij Jezus. Hij heeft de Naam van Zijn Vader hooggehouden – tot in de Godverlatenheid.
3. De liefde tot de Naam van God
Het laatste, dan gaan we het leven weer in. De catechismus zegt: nadenken over hoe heilig en groot de Naam is, hoe we met andere mensen om moeten gaan, maar nu gaan we het leven in. En dan staat er, in het kort, samenvattend: dat we de Naam van God met vrees en eerbied gaan gebruiken en prijzen. De Naam van God, vanuit de wetenschap dat Hij nabij is, mijn God, onze God. Met vrees, eerbied en diep ontzag gebruiken. Vroegen namen mensen de pet af, als het om de Naam van God ging. Petje af voor Zijn Naam. Met eerbied en vrees betekent: ja, met een hoge, heilige achting. We gaan maar voor één Naam door de knieën, dat is deze Naam.
En dan: recht beleden. Ja, ook belijden. Ook als het gaat om onze belijdenis. Dat wij niet zomaar alles in de kerk onder de Naam van God schuiven. Het kan allemaal wel? Nee. Recht belijden. Preken, leven, leren. Ook de leer van de kerk. In overeenstemming met Zijn Naam. Niet opheffen tot de Naam van iemand anders, waarvan God zegt: dat ben Ik niet. Recht belijden. Zuiver in de leer, zeiden ze vroeger. Wel zuiver op God gericht! Hem aanroepen. Dat betekent ook in het publieke leven laten merken dat we erbij horen, je er niet voor schamen. God schaamt zich niet voor ons. Onze Vader! Zouden wij ons voor Hem schamen?
En met woorden en werken prijzen. Och of nu al, wat in mij is, Hem preez’! I’ll wish I had given Him more. Ik zou Hem meer willen geven in woorden en daden. Deze God, deze Naam. Hij is het waard. We hebben taal en handen. Een Naam. En als het zo zou zijn, dat wij het leven deze week ingaan, en het zou de laatste week zijn op aarde voor ons, gisteren had ik een begrafenis van een oude zuster. Een van de laatste momenten riep ze Jezus aan: Heere Jezus, help mij. Als het er voor ons op aan komt in het leven, zouden wij dan niet meer overhouden dan deze Naam? Deze Naam van de God die alles deed om u en mij te redden in Jezus Christus. En die door Zijn Geest zegt: Ik heb u lief. Ik ben uw God, uw Vader. Hem aanroepen, in het uur van mijn dood. Een ieder die die Naam van God zó aanroept, zal gered zijn. Dan mag je daar komen, waarvan Openbaring zegt (als machtig toekomstbeeld): dat het geheiligde volk, ouderen en jongeren, die zalig zijn geworden op grond van deze Naam, straks de Naam van God op hun voorhoofd hebben staan en deze voor eeuwig zullen dragen. Hem eeuwig dienen. Ons een grote vreugde. Ik hoop ook van u en jou. Als je eeuwig mag zeggen: Uw naam is voor het oprecht gemoed, van al uw gunstvolk goed. Zijn Naam ter ere leven!
Amen.
Looft, looft, verheugd, den HEER der heren;
Aanbidt Zijn naam, en wilt Hem eren;
Doet Zijne glorierijke daân
Alom den volkeren verstaan,
En spreekt, met aandacht en ontzag,
Van Zijne wond’ren dag aan dag.Juicht, elk om strijd, met blijde galmen;
Zingt, zingt den Hoogste vreugdepsalmen;
Beroemt u in Zijn heil’gen naam;
Dat die Hem zoeken, nu te zaâm
Hun hart verenen tot Zijn eer,
En zich verblijden in den HEER!– Psalm 105 vers 1 en 2 (berijming 1773)
Hervormde Gemeente Putten, Nieuwe Kerk, zondag 7 februari 2021, 18:45 uur. Schriftlezing: Exodus 3: 1-15 en Johannes 17: 4-6; 25, 26. (Leer)dienst via YouTube i.v.m. coronapandemie.