Paulus leerde te danken met een doorn. Na een hoge geestelijke ervaring ontving hij een doorn in zijn vlees. Die doorn drukte hem neer en hield hem laag bij de grond. Paulus moest leren dat Gods genade genoeg is. De genade is voldoende. Niet de omstandigheden veranderen, maar wij veranderen. Gods kracht wordt in onze zwakheid volbracht. Dan kan je ondanks de nood van de tijd en de zorgen in het persoonlijk leven dankdag houden. In het dal van tegenspoed en kruis kan de bloem van het ‘voldoende’ van God bloeien. Zijn genade is genoeg voor tijd en eeuwigheid.

Gebed voor de prediking:

‘HEERE in de hemel, grote en heerlijke God, Drie-enige God, Vader, Zoon en Heilige Geest. U bent de God van het leven, zo hebben wij gezongen. O levensbron… En HEERE, op een dag als deze, op deze dankdag, mogen we dat belijden, bezingen. O levensbron… Buiten U is er geen enkele bron van leven. Dat maken wij niet, dat doet U. En dat wij mogen leven, HEERE, dat is genade. Dat U ons alle dingen geeft om te leven, dat is genade. En nog meer, dat U ondanks onze zonden, ongerechtigheden, afdwalingen en hoogmoed ons tegemoet komt met het eeuwige leven. U bent een God van leven, voor dit en het toekomende. En HEERE, daarom komen we op de avond van deze dankdag tot U. Om U aan te roepen en te aanbidden. O levensbron. Als we terugkijken op de tijd waarin we mogen leven en mochten leven, dan kunnen we alleen maar stil worden. Als we kijken naar wat er gebeurt in de wereld, schepping, misschien in ons eigen leven, dan hebben we alle reden ons te verootmoedigen en klein te worden. Wat is de mens dat U aan hem denkt?! En een mensenkind, dat U genade bewijst? Sterfelijke, kleine, zwakke, zondige mensen, O God, die heel wat denken van zichzelf, maar die niets voorstellen, we zijn minder dan een druppel aan een emmer en een stofje aan de weegschaal, zegt Uw eigen Woord. En HEERE, daarom komen wij knielend bij U, in de verwondering dat we er nog mogen zijn. Het zijn de goedertierenheden van U dat we niet vernield zijn. En het Zijn uw barmhartigheden dat we geen einde hebben genomen. Uw trouw is elke morgen nieuw. U weet ook hoe wij hier zitten. Met zoveel dingen in ons hart, voor ons persoonlijk leven, voor huwelijk, werk, voor gezondheid, soms ook voor dingen die ons dagelijks leven betreffen, alle dingen die het leven met zich meebrengt, de zorgen die we hebben voor de toekomst. Hoe zal het er uit gaan zien voor de bedrijven, ook in de agrarische sector. Hoe zal het eruit gaan zien voor het werk, de werkverschaffing, ook in de bouw. Hoe zal het eruit gaan zien voor zoveel mensen waarvoor de lasten die te maken hebben met het dagelijkse levensonderhoud ook toenemen, het leven wordt duur. En HEERE God, als we kijken naar de wereld om ons heen, vol dreiging, vol doodsdreiging. Als ik omringt door tegenspoed, bezwijken moet… We dreigen er soms onder te bezwijken, HEERE. We kunnen het soms gewoon niet meer aan. Dat geldt voor ons persoonlijk, dat kunnen we niet goed voor elkaar zeggen. De samenleving dreigt de bezwijken, een overheid dreigt te bezwijken, een bedrijfsleven, de samenleving in verbanden van huwelijk en gezin. Maar U schenkt leven! Wonderlijk leven. En HEERE, laat ons dat vanavond ontdekken, hoe wij kunnen leven in deze bewogen, moeilijke, zware tijd. Wilt U ons zo gedenken, dat we temidden van alles van wat tegen is en ons doet bezwijken, dat we toch leren danken en groot leren spreken van U en van Uw goedheid en genade. Dat ons hart mogen leren opheffen tot U. En midden in de nood en de tijd van het leven mogen danken. Dat we U in het midden van de goôn, ook de goden van de tijd, mogen danken. Wilt U ons zo een gezegende dienst geven? En neem ons hart dan maar mee, want we krijgen dat zelf vaak niet mee, we blijven steken waar we zitten, we komen niet verder, we zitten vast. Trek ons los, trek ons los van dit leven, alstublieft, naar U toe, o bron van leven, naar U toe, Jezus Christus, die gezegd hebt: Ik ben gekomen opdat u leven zou hebben en overvloe, dat ons niets zou ontbreken. Wilt U zo Uw Naam verheerlijken, ook in deze dienst? Dat we naar huis mogen gaan met een hart dat dankt omdat U een God bent van leven. Wilt U zo ons gebed horen in Jezus’ Naam. Amen.

Danken met een doorn

Paulus spreekt erover dat hij een doorn in zijn vlees heeft gekregen en dat hij toch gaat roemen. We letten op drie dingen.

  1. Dat betekent verootmoediging. Ik denk dat we in een tijd leven waarin we moeten leren verootmoedigen. Paulus spreekt over verheffing en verootmoediging. Waarom maken wij deze bewogen tijd mee? Verootmoediging is het eerste.
  2. We horen ook over de verwondering. De verwondering dat Paulus zegt: er iets anders tegen mij gezegd. Iets gezegd waar ik voldoende aan heb. Ik weet niet of u hier zit met tekort. Danken? Moet toch genoeg hebben? Waar hebben we genoeg aan. Er is tegen mij gezegd: Mijn genade is genoeg.
  3. En dan de verandering. Hoe kunnen we straks veranderd naar huis gaan? Elke preek is daarop gericht. Je moet niet hetzelfde worden. Bekering, vernieuwing, verandering. Hoe gaan we straks anders het leven in. Als de genade van God voor mij genoeg is, zegt Paulus, kan ik anders tegen de dingen aankijken.

Gemeente, hier vanavond in de Zuiderkerk of mee verbonden thuis, dankdag 2022. Weer anders dan vorig jaar, denk ik zo maar. Elke dankdag is weer anders. De omstandigheden zijn verschillend. Ik weet niet of u nog weet hoe het er vorig jaar voor stond. Misschien alweer vergeten. Misschien waren er dingen vorig jaar die u nog levend voor de geest staan. Je denkt misschien: vorig jaar dankdag zijn we nog samen, nu zit ik hier alleen. Vorig jaar had ik nog werk, maar nu niet meer. Of het is heel spannend of ik mijn werk zal houden. Vorig jaar nog kerngezond, nu ziek. Vorig jaar had ik nog goede vooruitzichten, maar nu, ik moet niet aan de toekomst denken. Het kan ook andersom zijn, eerlijk is eerlijk. Je denkt: ik heb nog werk. Wat bijzonder dat ik nog werk heb, dat we nog samen zijn, ik heb nog een huis, ik ben nog gezond, ik zit hier nog.

Gemeente, het leven wisselt. Dat voelt u wel aan. Als je zo begint. Ook jonge mensen weten dat. Het leven kent zijn wisselingen. Wat was, is niet meer. Je draait het niet meer terug. We lazen de prachtige zondag uit de catechismus. Ook de aangevochten zondag. Over de schepping en voorzienigheid. Ook daar wisselen de dingen elkaar af. Voor- en tegenspoed, regen en droogte, gezondheid en ziekte. Al die wisselingen van het leven. En de grote vraag is: hoe gaan we daarmee om? Hoe ga ik daarmee om? Volgens mij leven we in een tijd waarin de wisselingen over elkaar heen tuimelen. Wat vandaag zeker is, is morgen onzeker. Hoe staan we daar in? Hoe kijken we tegen God aan en tegen het leven aan? Hoe danken we?

Het woordje danken kennen we. Dat klinkt vanzelfsprekend. In het Grieks betekent het: goed spreken van Gods genade. Goed spreken van God. In de wisselende omstandigheden van het leven. Op zichzelf is het genade, als je dat leert. Dat groeit niet op de akker van ons hart. Dat je in de wisselende omstandigheden goed blijft spreken van God. Zoals een lied zingt dat we vroeger moesten leren:

‘Wat vlied’ of bezwijk’ getrouw is mijn God.
Hij blijft aan mijn zij in ’t wisselend lot’.’

Is dat zo? Ik zal Hem nog danken in dat wisselende lot? Hoe gaan we om met de wisselingen? In de tijd waarin we leven. Om goed te spreken van God.

Ik keek naar Paulus in het zoeken naar het bijbelgedeelte voor vanavond. Het is altijd wat zoeken wat je op een dankdag zult bepreken, zei ik tegen de broeders. Een dominee pakt even een preek, denk je misschien, schudt dat uit zijn mouw? Nee, dat is niet zo. Heere, wat is een woord van U voor nu? Je kunt wel eens gebracht worden bij woorden die heel bekend zijn maar ook nu voluit gelden. Ook Paulus spreekt over een geweldige wisseling. Van hoogte naar diepte. Een wisseling die hem enerzijds doet roemen en anderzijds doet kermen. Onder een doorn die hem drukt.

Wat heeft Paulus meegemaakt? Nou ja, gemeente, als we het gedeelte goed lezen, dan neemt hij ons mee naar een ongekende hoogte. Hij zegt – en spreekt over zichzelf – dat hij een mens kent in Christus. Het is 14 jaar geleden. Ik weet niet meer precies of het in of buiten mijn lichaam was, hij was opgetrokken in de derde hemel. Daarvan zegt hij later: dat is het paradijs van God. Sommige mensen zeggen wel eens als ze heel eens gelukkig zijn: ik voel me in de zevende hemel. Die bestaat niet. De derde wel. Je zegt natuurlijk, hoe moet je dat zien? Paulus kijkt naar de hemel, de wolken: de eerste hemel. Dan het heelal met de zon en sterren: de tweede. En de derde: de plaats waar God is. Paulus zegt: ik ben er in opgetrokken. Wanneer dat was, weten we niet. Misschien toen Jezus hem tegemoet kwam op de weg? Die diepe ervaring, die drie dagen na die ontmoeting. Paulus at en dronk niet. Hij liet dat staan. Hij zag dingen die zo onuitsprekelijk groot waren. Zo groot, hij kan het niet goed zeggen. Misschien heb je dat ook wel eens. Mensen vragen dan, wat heb je ontvangen? Dan zeg je: ik kan het niet goed onder woorden brengen. Sommige mensen kunnen overal over babbelen. Paulus zegt: ik weet niet goed wat ik zeggen moet. Het was het paradijs van God. Laat ik het eenvoudig zeggen: hij is heel dicht bij God geweest. Heel dicht. Alsof het een paradijs was. Ongehinderd, ongetemperd. We zeiden in de consistorie: een piekervaring.

Wat is er nou gebeurd, gemeente? Als hij in die geweldige hoogte opgetrokken is geweest, dan komt er een moment dat hij weer diep moet buigen. Opdat hij zich niet zou verheffen, trots zou worden, roemen. Er is mij gegeven een scherpe doorn (splinter, of paal, zo kan je het vertalen). Diep in zijn vlees gedrukt. Waardoor hij klein werd, vernederd, verootmoedigd. Een bijzondere wisseling. Alleen maar opdat hij niet trots zou worden.

Dat is een van de dingen die we vanavond onder de loep van de prediking moeten leggen. Wat kan ons trots maken? Paulus spreekt over een bijzondere geestelijke ervaring. De HEERE zegt: je moet weer met beide benen op de grond staan. Opdat hij niet trots zou zijn.

Gemeente, het is misschien niet goed te vergelijken, maar ik dacht: het past bij de tijd. Wij hebben ook zo gepiekt soms. Niet geestelijke ervaringen, bedoel ik. Maar dingen die ons zo omhoog kunnen tillen, in ons mens-zijn. De hubris (ὕβρις), de hoogmoed. Waarin onze samenleving tot geweldige hoogte is gebracht. Het kon niet op. Maken we nu niet de tijd mee waarin we iets in ons leven gedrukt krijgen? Waarin we klein moeten worden? Ootmoedig, niet verheffen. Dat is zo indrukwekkend. Een van de dingen die de samenleving moeilijk vindt om te aanvaarden dat er een tijd aanbreekt waarin alles niet zo vanzelfsprekend is.

Wat het voor Paulus geweest is, we weten het niet precies. Hij schrijft het niet. Ja, hij spreekt wel over een engel van de satan. Ik vond dat een moeilijke gedachte om uit te leggen. Die doorn was een engel van de satan. Een engel als instrument in de handen van de satan. God kan je omhoog tillen en je neerdrukken. God maakt levend en Hij doodt. Ken je dat, in je leven? Soms zo dicht bij elkaar. Je wordt omhoog getild en het andere moment, diep neergedrukt. Alsof de duivel ermee speelt. Net als bij Job. Alsof de duivel tekeer gaat. Job had voorspoed, maar toen kwam er een kanteling. Hij kwam op de puinhoop. De HEERE heeft gegeven, de HEERE heeft genomen, de naam van de HEERE zij geloofd. Hij bleef de HEERE roemen.

Misschien moet ik maar vragen, wat zou je invullen bij die doorn? Sommige uitleggers zeggen (over die doorn, die engel van de satan) dat het een ziekte. Een epileptische ziekte misschien. Dat hij zomaar neerviel tijdens het preken. Of dat hij bijna blind was. In zijn brieven zegt hij: deze brief is door een ander geschreven. Kon hij zelf niet schrijven? Misschien psychisch lijden, dat hij leed aan depressies. Misschien neerslachtig. Anderen zeggen dat de satan zei: Paulus, jij stelt niets voor, weet je wel wie je vroeger geweest bent, denk je dat God naar jóu omkijkt, denk niet dat je kind van God bent?! Een engel van de satan die hem neerslaat en aan de grond brengt. Ik laat het maar aan u, op deze dankdag. Welke splinter, welke doorn, welk kruis zit er in je leven.

We moeten niet doen alsof er niets aan de hand is. Op de dankdag mag je je handen uitstrekken naar God. Haal het maar voor de dag vanavond. Vul het maar in. Ik denk dat er genoeg is. En misschien, dat zegt Paulus ook, ik heb de HEERE driemaal gebeden. Of dat lijden, die doorn, die werkelijkheid die me aan de grond brengt, weggenomen zou worden. Ik kan me voorstellen dat er mensen zeggen die zitten: ik heb zo vaak gebeden, dat die ziekte of zorgen of crisis er niet meer zou zijn. Gebeden voor je bedrijf, huwelijk, gezin, kinderen. Elke keer zit je weer aan de grond. Het is gewoon niet weg. Je denkt: God hoort me niet. Moet ik zo verder? Het verandert maar niet. Danken?! Houd er over op, zei iemand. Die doorn drukt mij. Waarom maakt God het niet anders? Waarom doet God het zus niet? En zo niet? Die vragen dienen zich aan. God zegt soms: die doorn moet je houden. Ach… Is dat het enige wat Hij zegt? Dat we klein worden, verootmoedigd? Nee. Er is wat anders.

2. Verwondering

Die verwondering van Paulus. God slaat me neer. Hij neemt en geeft. Jezus Christus heeft iets tegen me gezegd. Mijn genade is voor u genoeg, Mijn kracht wordt in zwakheid volbracht. Genoeg! In het Grieks staat het voorop. Ik zie Paulus smeken en knielen. God, neem die ziekte, angst, zorgen weg… Neem weg, neem weg… God zegt: genoeg, Paulus. Genoeg.

Lijkt soms net als een vader, waar een kind om heen loopt te cirkelen. Papa, papa, luister nou, luister nou, krijg ik dit, krijg ik dat. Vader zegt: en nou is het genoeg. Zo lijkt het he. Zo lijkt God soms ook in ons leven aanwezig. Houd erover op, niet langer zeuren.

Zo is het niet bedoeld! Niet: houd er over op, Ik wil er niet naar luisteren, Ik wil niet naar met je zorgen te maken. Letterlijk staat er: voldoende is Mijn genade voor u. Er is iets wat voldoende is. Genade. Eucharistia. Danken is zicht krijgen op de genade. Hoe zou je anders in vredesnaam vanavond iets van de verwondering van de dank kunnen brengen, als je niet zicht krijgt op de genade?

U zegt, leg het uit. Nou, misschien kan ik het beste doen met de Engelse woorden voor genade. Er zijn twee woorden voor: mercy en grace.

  • Mercy dat betekent dat wij niet krijgen wat we wel hebben verdiend. Wat hebben we wél verdiend? Laten we het daar eerst eens over hebben. Zeg nou eens eerlijk. Wat heb ik verdiend? Wel verdiend hebben we, dat klinkt al na de zondeval in het paradijs, dat er alleen maar doornen en distelen zouden zijn. Dat we alleen maar op het nulpunt blijven. Job zegt: naakt kom ik in de wereld, naakt ga ik er weer uit. Met niks. Zo begint en eindigt het. Alles wat je er tussen in krijgt, is genade. Dat je mag leven. Je krijgt niet wat je wel hebt verdiend. We hebben de dood en het oordeel verdiend. God zou zeggen: Ik geef je prijs aan de vernieling. Dat hebben we verdiend. Daar heeft de samenleving geen oog voor. We hebben toch rechten?! God heeft ons nog niet gegeven wat we wel hebben verdiend: de ondergang, verlorenheid. Zien we dat? Gewoon eerlijk…? Wat hebt u boven nul?
  • Dan is er nog grace: dat we wél krijgen wat we niet hebben verdiend. We hebben niet verdiend dat we hier zitten, eten en drinken krijgen, dat we werk hebben, dat we elke zondag de prediking krijgen. God doet het en geeft het. Als ik omringt door tegenspoed, bezwijken moet, schenkt Gij mij leven! God is zo getrouw als sterk. Ja, dat is toch bijzonder gemeente! Wel krijgen wat je niet hebt verdiend. Kan je stil van worden. Zeggen we: tel je zegeningen. Iemand zei: ik kom handen tekort. Zit je zo in de kerk vanavond? Wordt daar niet de dank, de eucharistia, geboren? Genade gaat daar schitteren. Er staat ergens in de profetieën: Uw lof klinkt uit het lof. ‘Diep, o God, in ’t stof gebogen, schuldig voor Uw hoog gericht, vloeien tranen uit onz’ ogen, dekt de schaamt’ ons aangezicht….’ Daar zitten wij. Ja, ik heb veel niet, maar: genade…! Ik zal bovenal de naam van Jezus Christus te schrijven. Niet om de dankdag te vervromen. Er heeft een dure prijs aan gehangen. Dat we mogen leven, dat we niet prijs zijn gegeven aan de wanhoop… Er hangt een prijskaart aan van Golgotha. Er is genoeg om te leven, voor dit leven en het toekomende. Er is voldoende om zalig te worden. Het offer is ruim voldoende. Hij heeft voldoende om u te geven, u te laten leven. Leven in de ruimte van Zijn liefde. Hij heeft gezegd: Ik ben gekomen opdat u het leven zou hebben en overvloed.

U zegt, hoe weet ik dat. Ik zou het graag willen weten. Ja? Hoe weet je dat nou. Moet je dat voelen? Ik voel iets, zegt iemand. U preekt wel, maar ik voel niets. Ja nou ja, misschien mag ik zeggen: het wordt u gezegd. Ik kwam eens bij iemand, daar hing dat bordje aan de wand (mensen hebben dat soms, mooi), daar stond op: Mijn genade is u genoeg. Ik zei, dat is de helft. Ik zei, er staat iets vóór. Hij heeft het gezegd!

Wat hebben wij nodig om staande te blijven in die wisselingen, dat we ons niet laten meenemen met de gevoelens – meedeinen met de gevoelens. Maar laten we zeggen tegen elkaar: we hebben een God die het ons elke keer zegt. Daar kan je zo dankbaar voor zijn. Dat je de kerk uitgaat en zegt: mijn gevoel is hetzelfde, maar het is wel weer tegen me gezegd. Een man had in de kantlijn van zijn bijbeltje drie b’tjes. Misschien doe je het zelf ook, dat mag. Zet maar een kruisje of datum erbij. Iemand zette dus drie b’tjes erin. Zijn kinderen vroegen: pa, wat betekent dat? Hij zei: het eerste b’tje is dat God het me heeft beloofd. Het tweede: God heeft het beproefd. En het derde: dat God het heeft bewezen. Zo gaat het toch. Beloofd, beproefd, bewezen. Dat er voldoende bij God en Christus is. Dwars door alle levenservaringen en bevindingen heen. Dat het Woord van God krachtig is. Hij zal het doen. Ik hoef niet te luisteren naar de samenleving of de prognoses van de samenleving. Ik hoef niet te luisteren naar het nieuws. Ik hoef mijn oor te luisteren te leggen aan de lippen van God, de lippen van Jezus Christus. Hij heeft gezegd…! Wat je ook aanvliegt en aanvalt. Hij heeft het gezegd. En straks gaan we het zeggen: Ik heb het zelf uit Zijnen mond gehoord.

Zou dat ons christenen mogen kenmerken? Wat maakt ons nu anders? Dat we hier in de kerk zitten? Dat is mooi, dat is zeker. Grote delen van Nederland gaan niet meer naar de kerk. Maar als je morgen weer het leven in stapt – alleen of samen, gezond of ziek, met zorgen of plannen. Wat maakt ons anders? Dit: je bijbeltje! Ik ben wel eens bang gemeente, dat een van de dingen van onze tijd dat het woord van God ons ontnomen dreigt te worden. Dat er nauwelijks meer een beroep op de Bijbel gedaan mag worden. Zet er maar een b’tje bij. Als er zorgen komen of beproevingen. God haalt je er lichamelijk en geestelijk doorheen. Wat een God!

3. Verwondering

Als het zo ligt, zegt Paulus, ga ik er anders tegenaan kijken. Calvijn zegt, ik lees voor zoals hij het letterlijk schrijft: ‘De liefde van God in Christus is zo groot dat we in het ongeluk reden genoeg hebben om het hoofd omhoog te heffen.’ Ik zeg hem dat niet zo gauw na. Maar ik vind het een prachtige uitspraak. Dat we dit beoefenen en kennen. Jonge mensen, jullie ook. Anders ben je arm. Dit is geheim, levensgeheim. De liefde van God, Zijn genade, die voldoende is, in Christus is zó groot, dat we in het ongeluk hebben nog reden genoeg hebben om het hoofd omhoog te heffen.

Wat een Christus! Wat een leven! Nou ja, als het zo ligt, zegt Paulus, dan ben ik sterk. Als Zijn kracht, liefde, genade, leven in mijn zwakheid gegeven wordt, dan kan ik het leven aan! Dan kan ik het leven aan. Dan sta ik anders in de wisselingen. God behoede ons. Ik maak me grote zorgen voor de christelijke gemeente – die gaat het zwaar krijgen in de komende tijd, in onze zogenaamde democratie. We komen in de marge. We zullen zeer veel van God moeten krijgen om staande te blijven in de tijd waarin we leven. Hij doet het wel en zal het doen. We zullen mogen ervaren dat Zijn kracht in onze zwakheid wordt volbracht.

Misschien gaan we naar huis straks en zeg je: dominee, ik ging de kerk in en uit, er is niets veranderd. Ik kwam er ziek binnen, ga er ziek uit. Ik ging met verdriet er in – over mijn huwelijk, kinderen – ga er met verdriet uit. Zorgen over de wereld, kerk, werk. Ik ga zo naar huis, het verandert niet. Dat kan, gemeente.

Maar weet u, ik haal een andere reformator aan, Luther, hij zei: ook al veranderen de omstandigheden niet, God geeft me zoveel genade dat ik verander. Snap je dat? Als we elkaar tegenkomen in de komende tijd, dankdag gehad, we gaan het leven weer in, ik zie er zo tegen op, dat je toch zegt: de HEERE is goed. Voldoende. Er ontbreekt me niets. Je bent nog ziek toch? En er zijn zorgen? En je bedrijf dan en al die dingen? Ik ben veranderd. Ik mag anders tegen de dingen aankijken.

Gemeente, dat is die levensveranderende genade. Daarin mogen we in het leven gaan staan. Vanavond zeg ik: treed nou die ruimte van de genade binnen, alsjeblieft. Wie je ook bent, hoe je omstandigheden eruit zien. Je bent niet te slecht. Je omstandigheden zijn niet te slecht. God heeft op je gerekend, met alles wat in je is. Al zit je aan de grond. Laten we elkaar niet vergeten, alsjeblieft, als je zelf niet aan de grond zit, maar de ander wel. Elkaar in het oog hebben. Ga zo het leven in. Veranderd, bekeerd. Wat is bekering? Je gaat anders over de dingen denken. Van God uit denken. Vanuit het ‘voldoende’ denken. Zo ga je in het leven staan, goed sprekend van de HEERE. Calvijn zegt: je hebt soms hoge toppen, waar niets groeit, kaal; maar je hebt diepe dalen, waar de mooiste bloemen groeien. Ach ja! Denk niet dat we moeten toppen en pieken. Die tijd is soms zomaar voorbij. Het kan zomaar zijn dat we in het dal komen, waar deze bloem bloeit, geurt. Het ‘voldoende’ van God. Het ‘voldoende’ van Jezus Christus. Ik heb mijn God, dat is genoeg. Ik wens mij niets daar nevens. Zo te roemen, nu en in de toekomst. Danken met een doorn, met het oog op Jezus en Zijn ‘genoeg’.

Amen.

‘We gaan zingen, gemeente, Psalm 56 en daarvan het vijfde en zesde vers. ‘Ik roem in God; ik prijs ’t onfeilbaar woord; Ik heb het zelf uit Zijnen mond gehoord.’ En ook dat zesde vers erbij: ‘Gij hebt mijn ziel beveiligd voor den dood; Gij richt mijn voet, dat hij zich nimmer stoot; Gij zijt voor mij een schild in allen nood; Gij hebt mijn smart verdreven.’ En dan vooral op dit letten, mag ik het aanreiken…? ‘Uw dier’bre gunst…’ Uw kostbare genade is altijd bij mij gebleven. Psalm 56 vers 5 en 6.

Ik roem in God; ik prijs ’t onfeilbaar woord;
Ik heb het zelf uit Zijnen mond gehoord.
‘k Vertrouw op God, door gene vrees gestoord;
Wat stervling zou mij schenden?
Ik heb beloofd, wanneer G’ in mijn ellenden
Mij bijstand boodt, en ’t onheil af zoudt wenden;
Tot U, o God, mijn lofzang op te zenden,
Door ijver aangespoord.

Gij hebt mijn ziel beveiligd voor den dood;
Gij richt mijn voet, dat hij zich nimmer stoot;
Gij zijt voor mij een schild in allen nood;
Gij hebt mijn smart verdreven.
Uw dierbre gunst is m’ altoos bijgebleven.
‘k Zal, voor Gods oog, naar Zijn bevelen leven.
Zo word’ door mij Zijn Naam altoos verheven;
Zo word’ Zijn lof vergroot.

– Psalm 56 vers 5 en 6 (berijming 1773)

Hervormde Gemeente Putten, Zuiderkerk, woensdag 2 november 2022, 19.30 uur. Dankdag voor gewas en arbeid en visserij. Belijdenis van het geloof met Zondag 9 en Zondag 10 van de Heidelbergse Catechismus (‘dat zijn altijd weer mooie woorden, het zijn ook moeilijke woorden, maar het zijn ook geloofswoorden’) Schriftlezing 2 Korinthe 12: 1-10.