Paulus wijst erop dat als de opstanding niet waar is, dan is de opstanding der doden ook niet waar. Dan is het geloof en de prediking ijdel. De zekerheid van Pasen ligt in het Woord. Christus is opgestaan naar de Schriften. Hij is de Eersteling, er zullen er na Hem nog vele volgen.
Twijfel en zekerheid over de Opgestane
- De twijfel over Pasen (Als … dan, vs. 13, 14, 17, 18)
- De zekerheid van Pasen (Maar … nu, vs. 20)
- De voortgang van Pasen (Christus is de Eersteling geworden, vs. 20)
Gemeente, hier vanmorgen in de kerk of thuis mee verbonden, ooit kreeg een predikant een kindertekening onder ogen. Na de preek. Dat gebeurt wel eens. Een kind die heeft zitten tekenen. Die tekening ging over de opstanding. Een open graf en twee engelen. En op dat graf een vlag in top. Waarom een vlag? Toen zei dat kind: het is toch Paasfeest! Paasfeest dat vier je toch met een wapperende vlag. Wat vindt u daarvan? Kinderachtig of kinderlijk geloof! Paasfeest.
Je kunt er wat op afdingen: wat weet een kind van Pasen? Het komt er wel een keer achter dat de wereld na Pasen niet zo feestelijk is. Dat gebeurt inderdaad. Dat de wereld niet zo feest is. Er zijn kinderen die op het graf een vlag in top tekenden, en nu geloof kwijt zijn. De wereld ontdekt hebben. Je komt ze tegen. Ik heb afgerekend met het Paasgeloof. Ik kan er niets mee. Ik vond het prachtig. Maar nu? Weg. Zo gaat dat soms, gemeente.
De vraag is aan ons: hoe hangt de vlag erbij? Bij jou, mij, u? Feestelijk of niet? En een andere vraag, het gaat niet zozeer om de vlag, maar of het voor ons werkelijk wat uitmaakt of Hij is opgestaan of niet. Of we geloven dat Hij lichamelijke is opgestaan. Dat een dode levend is geworden. Zegt je dat wat? Of maakt dat je niks uit? Zeggen we, nou ja, we zitten in de kerk, we zingen toch, we houden onze diensten, zangdiensten. En ja? Als ik er vandaag maar een goed gevoel aan over houd. Maar of Hij echt is opgestaan of niet?!
Toch gaat de preek daarover. Het is heel wezenlijk, niet alleen of we diensten hebben en zingen en een goed gevoel hebben, maar dat het werkelijk zo is: het is ondenkbaar dat Christus niet is opgestaan. 1 Korinthe 15 gaat daar over. Een dood lichaam is levend geworden. Dat niet alleen. Hij is verschenen. Mensen hebben Hem gezien in levende lijve. Er staat steeds: verschenen, verschenen. Het refrein van Pasen. Hij heeft zich laten zien. Waarom zegt Paulus dat? Omdat er in Korinthe mensen waren die zeiden: dat hoeft niet, dat geloven. Zij vonden dat niet zo belangrijk. Zij zeiden: als ik maar een goed gevoel heb, het feit geloof ik niet. Wonderlijk hè. Dat die mensen genoegen namen met een goed gevoel. Als Christus maar in je is, zeiden ze. Lichamelijk opgestaan? Zij dachten meer aan hun ziel dan aan hun lichaam? Misschien doen wij dat ook. Mensen zeggen: als je ziel maar gered is. Dat lichaam, ach. Alsof dat minderwaardig is. Als je ziel maar gered is. Lichaam een kerker, een gevangenis. Je ziel moet bevrijd worden. Dan krijg je een bevrijd gevoel. Men geloofde nog wel dat die ziel zou voortbestaan. Maar dan niks meer. Geen opstanding van de doden. Geen concreet nieuw leven. Men geloofde dat God nog iets met dat lichaam te doen had. Het ging meer om je innerlijk.
Dat klinkt natuurlijk mooi, heel geestelijk. Wat een mooi getuigenis: dat je ziel gered is, dat je bevrijd bent van je lichaam. Paulus heeft er geen hoge pet van op. Ik zeg het tegen onze jonge mensen. Het klinkt mooi? Maar laat je niet om te tuin leiden. Niet alles wat geestelijk klinkt, is van de Geest. Paulus zegt: als je dit gaat zeggen, het gaat om een geestelijke ervaring en je laat het lichaam buiten beschouwing, dan komt Paulus in het geweer.
Paulus begint niet bij Pasen. Maar hij gaat naar het einde van de geschiedenis. Als er dan geen lichamelijke opstanding is, als dat zo zou zijn, als er geen toekomst is van ons lichaam, dan is Christus niet opgewekt. Hij redeneert terug. Als het eind niet waar is, is het begin ook niet waar. Als het begin niet waar is, dan is de prediking en geloof zonder inhoud. Dan liegen wij. Dan zijn alle mensen die op Jezus gehoopt hebben, verloren. Als het einde niet goed is, is het begin niet goed, dan is alles zonder inhoud. Wat doen we hier dan nog? Kunnen we ons Bijbeltje wel dicht doen. Kun je beter lekker uitgaan. Eten, drinken, vrolijk zijn. Hoeven we geen preek meer te horen en te houden. Dat is wat! Als Christus niet is opgewekt. Dan zit je elke zondag in de kerk met een leeg bord. Dan krijg je niks te eten. Dan is de preek een zeepbel. Dan kun je als dominee met een sopje en bellenblaas, wat een prachtige bel. Maar een prik, dan is het weg. Dan is preken inderdaad een sprookje. En is uw geloof tevergeefs. Zonder inhoud. Dan ben je nog in je zonden. Dan zijn je zonden niet vergeven. Dan heb je geen God die je aanneemt. Dan heb je geen plek waarvan je weet dat je geborgen bent. Dan is het een zoethoudertje. Dan houden wij u voor de gek. Dan kunnen ze net zo goed als tegen mij als Mark Rutte zeggen: u bent een leugenaar. Dan zijn wij valse getuigen.
Nog een stapje verder. Geloof zonder inhoud, maar dan zijn al die mensen die gelovig ontslapen zijn, mensen die zeiden ik weet waar ik heen ga, is dan niet waar. Dan zijn ze verloren. Dan is het een grote zaak van bedrog. Ik voel ook de rillingen over mijn lijf gaan. Een gure wind voel ik. Ik huiver. Je denkt, onvoorstelbaar. Als het niet waar is! Gemeente, dat is ontstellend. Dan blijft alles bij het oude. Zou je dat willen? Geen Pasen, geen opstanding, geen toekomst? Paulus zegt: dan kunnen we alleen in dit leven op Jezus hopen. Paulus zegt, als dat zo is, dan ben je de beklagenswaardige van alle mensen. Dan is er geen mens er ellendiger aan toe als u en jij. Dan strijden we voor een zaak die niks voorstelt. Dit kunnen we toch niet verdragen? Ik moet me niet indenken dat… Ik moet er niet aan denken dat… ernstig ziek worden, sterven, mijn man er niet meer is. Paulus zegt: ik moet er niet aan denken dat het niet waar is. Het fonkelt bij hem. Het vuur komt uit zijn ogen. Met volle inzet schrijft hij dit.
2. De zekerheid van Pasen
Maar nu! Christus is opgewekt. Hij is de Eersteling geworden. Tegenover het ‘als dan’ het ‘maar nu’. Gaat Paulus de opstanding bewijzen? Stel je voor je hebt mensen om je heen, kom nou man, dat geloof je toch niet? Geloof je echt in de opstanding? Moet je het dan gaan bewijzen? Welke bewijzen kan ik opvoeren? Paulus zegt wel dat mensen Hem hebben gezien, maar toen het gebeurde was er niemand bij. Er was een professor in de theologie: de discipelen hebben Hem gezien in hun gedachten. Ze hebben het gehoopt. Dat is geen bewijs. Die verschijning, zei hij, dat is een indenken.
Wat moeten wij bewijzen? Aan je kinderen en kleinkinderen, als ze nergens meer aan doen. Calvijn zei, humoristisch: als je aan iemand wil bewijzen dat het waar is, dan leg je kleuren uit aan iemand die kleurenblind is. Dat ziet hij niet! Je kunt honderd bewijzen leveren, maar hij ziet het niet.
Paulus geeft nog een ander bewijs. Christus is opgewekt naar de schriften. Zoals de Bijbel het zegt. Omdat de Bijbel het zegt. Die Bijbel, ja, staat daar een bewijs voor de opstanding? Waar denk je nou aan? Waar ga je dan bladeren? Misschien kennen we onze Bijbel niet zo goed – jammer genoeg. Je zou aan Jona kunnen denken. Jona die na drie dagen uit de vis kwam. Zo kwam Jezus uit het graf. Of uit de profetieën: Hosea zegt dat er een opstanding is. Pasen is je Bijbeltje pakken hoor! Morgen gaan we het leven weer in. En dan zijn we alle diensten weer vergeten. Maar je Bijbeltje heb je.
Maar nu! Hier staat het. Het is wel mooi, het staat in de Schriften. Let erop. Het staat in de Bijbel. Ik heb het je verkondigd, zegt Paulus. U hebt het aangenomen. U staat daarop. U wordt daardoor zalig. Christus is opgewekt. Dat is verkondigd. Als het goed is, heb je het aangenomen. In het Grieks: in je opgenomen. Het is in mij. De lichamelijke opstanding. Aangenomen. De Levende Christus. Dat kan toch niet buiten je leven omgaan. Het gaat erom dat je het aanneemt. Dat is een Paaservaring. Dat Hij de levende is. Dat Hij werkelijk is opgestaan. Hij is overwinnaar over zonde, dood en graf. Vroeger zeiden ze, zaten ze onder de preek: de noodzakelijkheid van het aannemen. Dat het nodiger is dan je eten en drinken. Dat de Geest Hem in je brengt. Dat je erop gaat staan, zegt Paulus. Ik zou het niet wagen met een zandgrond van ‘als dan’. Jij wel? We zien het wel? Niet doen! Staan! Op de vaste grond van het Woord. Hier staat het. Christus is werkelijk opgestaan. En ik mag er zalig door worden.
Er zijn mensen die zeggen, ik weet het niet. Ik weet niet of ik behouden word. Als ik het maar voel … dan! Nou? Volgens mij is dat een van de verschrikkelijkste dingen: als ik maar. Paulus zegt: sta op het woord, op wat er staat. Dat is geen misschientje. Je zult gered worden. Ik zeg het voor tobbers en zoekers: als je Christus hebt aangenomen, als je gelooft dat Hij is opgestaan, dan zult u zalig worden. Hoort u het? Dat is geen ‘als dan’. Iemand schreef op zijn huis: ‘en toch’. En toch is het waar dat ik gered ben. Tegen alles in. Staan op de vastigheid van het Woord.
Een christen schreef 3 b’tjes in de kantlijn van de bijbel. Zijn kinderen vroegen, wat betekent dat? Misschien schrijft u nooit wat op. Het eerste b’tje: God heeft het beloofd. Tweede: beproefd. Derde: God heeft het bewezen. Zo gaat dat. Zet het maar in je kantlijn. Niet prijsgeven gemeente, ik zou daar nog wel eens een preek over willen houden wat we in de kerk niet meer hoeven. We verliezen het fundament. Hou acht op de zaak! Zoals het verkondigd is.
3. De voortgang van Pasen
Er zit voortgang in Pasen. Het ‘als dan’ houdt een keer op. Paulus zegt, er is veel meer. Christus is de Eersteling geworden. Met Pasen werden de eerste halmen van de oogst aangeboden, in de verwachting dat de volle oogst zou komen. Christus is niet de eenling. Dat staat er niet. Hij is de Eersteling. Er komen nog anderen na Hem. Er komt nog een vervolg, gemeente. Echt waar! Er komt nog veel, veel meer. Er is iets begonnen wat zo’n fantastisch, mooi vervolg krijgt. De kinderen van God krijgen hun lichaam terug. In de hemel wordt onsterfelijk geleefd. Weet je wat een cliffhanger is? Soms aan het einde een voorval, dan word je nieuwsgierig naar het vervolg. In de kerk ook. Pasen. God, geef ons meer. Voordat ik hier naar toe kwam, luisterde ik een lied: ‘Ik ben reizende naar die stad.’ En nu moet ik gaan om te preken, dacht ik. Daar zal Christus het licht zijn. De overvloed overdadig. Pasen is maar het begin.
Ondertussen gaan we zo naar huis. Er zou veel meer te zeggen zijn. Pasen, wordt vervolgd. Het stopt niet. We mogen leven uit de toekomst. Straks staan de doden op. Wat zal dat zijn? Dan zullen we gelijk zijn aan Christus. Zijn zoals Hij is. Dat mogen we geloven voor hen die ontslapen zijn. Zijn zoals Hij is. Dan zal alles volmaakt zijn. Ik kan me niet voorstellen dat je dat naast je neer legt. Dat je dan liever eet en drinkt. Dit maakt mij vrolijk: dat ik weet dat het mooiste nog komt. Ik sluit af met een gedicht.
‘Als Christus niet is opgestaan
geloof ik zonder vrucht
dan ben ik als een bloem in ’t veld
een vogel in de lucht.
Dan leef ik zonder eeuwig doel
dan sterf ik zonder zin
dan ga ‘k voor eeuwig uitgeblust
de grauwe groeve in.
Maar Christus is wel opgestaan
Goddank, Hij is mijn lied!
Ik heb Hem immers zelf ontmoet
in vreugde en verdriet.
Al zeggen honderdduizenden
dat Hij gestorven is
en dat Hij nooit is opgestaan,
ik die Hem nimmer mis.
Als ik Hem om Zijn bestand bid
‘k ga juichend met Hem daar
en dwars door alle leugens heen
leidt Hij mij in het spoor,
van Waarheid en Gerechtigheid.
Ik volg, Hij gaat vooraan.
Ja ‘k zeg u brandende van vreugd
Hij leeft, Hij is opgestaan.’
Amen.
Hervormde Gemeente Putten, Zuiderkerk, maandag 5 april 2021 (Tweede Paasdag). Schriftlezing 1 Korinthe 15:1-23.