In de brief aan de gemeente te Thyatira prijst Jezus hem om hun liefde en geloof. Hij verwijt hen dat de te weinig ‘nee’ zeggen. Dat is gevaarlijk. Een leven met de Heere sluit een leven in de wereld en in de zonde uit. Christus waarschuwt hen op indringende wijze omdat Hij niet hun ondergang, maar behoud op het oog heeft.
… weten dat Ik het ben Die de nieren en harten doorzoekt …
Jezus’ ogen en voeten, dat heb ik boven de preek gezet. We letten op drie dingen.
- Een mooie gemeente
- Een etterende wond
- Een aansporing tot bekering
Een mooie gemeente. We zijn al een poosje op reis in Klein-Azië. We bezoeken gemeente waar Jezus een brief aan schrijft. We begonnen aan de westkant van de kust van Turkije. Nu gaan we iets naar beneden, naar het binnenland. Thyatira. Een kleine stad. Niet zo voornaam als Efeze. Wel een knooppunt van handelswegen. Wel koper was er en purper. Lydia kwam eruit. Paulus kwam haar tegen in Filippi. Daar kwam ze vandaan. Ze was purperverkoopster. Misschien had ze een bedrijf of haar familie. Misschien zette ze een filiaal op in Filippi. Dat purper was heel bekend en mooi. Het was van diep rode kleur. Turks-rood.
In deze stad, vol handwerk, is een gemeente. Thyatira, daar is een kerk. Daar ligt de naam van de Zoon van God. De weg van behoud en redding. Er is een gemeente. Die luistert naar het evangelie. Die draagt vruchten. De Heilige Geest werkt er. Dat is op zich een wonder. Daar. En op zoveel plekken. Hier in Dordrecht. Dat het volgende week avondmaal is. Dat is niet vanzelfsprekend. Het is een gave van God.
Aan die gemeente schrijft de Heere Jezus een brief. De langste van alle zeven. De brief begint mooi. Ik ken uw werken! De liefde, het dienstbetoon, het geloof, uw volharding. Dat uw laatste werken meer zijn dan de eerste. Mooie woorden! Ik ken uw werken. Als reformatorisch christen word je daar verlegen van, werken?! Het geloof valt toch niet te verdienen? Als het om het avondmaal gaat, dan gaat het toch om een geschenk? Het geloof kan niet zonder de werken. Het geloof treedt in de openbaarheid. Bekeert u, zei Johannes de Doper, en doet de werken der bekering waardig! In de Bijbel is geloof en werken geen tegenstelling. Niet als verdienste, maar als teken van de echtheid. Ze leerden Jezus kennen. Hun leven is vernieuwd door de kracht van de Heilige Geest.
Liefde, dienstbetoon, geloof, volharding. Je zou die twee keer twee kunnen samenvatten: liefde, die zich uit in dienstbetoon, en uw geloof dat zich uit in uithoudingsvermogen. Die gemeente viel op in liefde. In die koude wereld waren ze bewogen met het lot van de naaste, armen, zieken, gehandicapten, ongeboren leven. Ze maakten zich daar druk op. Ze vielen op door liefde. Niet liefde die bestaat in zeggen en praten, maar in doen. Uw dienstbetoon – aan hen die bij de kerk hoorden en mensen buiten de kerk. Daarom groeide het geloof zo hard. Die mensen, Christenen, hadden oog voor een ander.
Avondmaalsvoorbereiding. Jezus doorziet deze gemeente. Als God in ons leven werkt dan is er toch die liefde en dienstbetoon?
En uw geloof, uw vertrouwen op de Heere, uw vasthouden en toevlucht nemen! De volharding ook daarin. Die mensen hadden ook wel eens ups en downs. Ze waren wel eens in de hoogten en diepten. Het geloof vraagt wel doorzettingsvermogen. Uithoudingsvermogen. Volharding. Niet van de ene keer wel en de andere keer niet. Ook naar het avondmaal toe. Het gaat niet om hoe je je voelt alleen. Het gaat ook om volharding. Als ik me niet zo voel, dan kan ik het loslaten? Bij geloof hoort volharding!
We staan in een moeilijke wereld. Veel uitdagingen. Veel trekt aan je. Jezus kijkt naar die gemeente. Hij ziet prachtige dingen. Liefde die uitkomt in zorg voor de naaste en geloof in volharding. Zijn ogen zien alles. Het staat er dieper. Ik ken uw werken en weet dat de laatste meer zijn den de eerste. Het staat er ingewikkeld in de HSV: de laatste werken zijn meer, dieper en rijker dan de eerste. Er is dus groei in kennis en liefde en dienstbetoon. En groei in de volharding, geloof. Uw laatste is meer dan het eerste. Doorgrond en ken mijn hart, o Heere! We zongen dat.
Voorbereiding Heilig Avondmaal: we kijken naar ons hart. We nemen die gemeente als een soort spiegel. Als de Heere dit nu over Thyatira schrijft, kan Hij dat ook over ons schrijven? Is dat kennen en dienen van Hem, die zorg voor de naaste en volharding, nou ook voor ons van toepassing? Ik ken uw werken. Ook vanmorgen. U komt voor Hem. En u moet zeggen, er is veel niets, veel tekort. U kent alle dingen. U weet dat ik U liefheb… Avondmaalsvoorbereiding is samen op de knieën komen voor Hem.
Er klinkt een maar in de gemeente. Er is iets fout. En dan komt dat beproeven nog scherper en dieper aan de orde. Ik ben het die jullie harten en nieren beproefd. Ik kijk naar binnen. Zijn ogen zijn als een vlam vuur. Zijn voeten als blinkend koper. Hij heeft wat aan te merken op de gemeente.
2.
Die ettererende wond. Maar Ik heb iets tegen u. We zien Christus in de ogen. Dat valt niet mee. Vlammende ogen. Voeten die op koper lijken en in het vuur staan. Thyatira was bekend om zijn nijverheid. Koper was heel bekend. Misschien verwijst Jezus daarnaar. Jullie maken die dingen en weten hoe je koper smeedt en reinigt. Zo ben ik ook! Vurige ogen en koperen voeten.
Dat maakt ons niet direct warm of vertroost of bemoedigt ons. Vurige ogen, koperen voeten? Je wordt huiverig. Kijkt Hij zo naar mij? Het valt op dat het koper al genoemd was in hoofdstuk 1. Johannes kreeg een gezicht, een paar trekken komen terug in deze verschijning. Wat hebben ze ons te zeggen?
Jezus heeft een ‘maar’. De gemeente is prachtig. Maar Ik heb een paar dingen tegen u. Ingrijpende dingen. De zonde is dat ze tolereert. Dat ze iets goed vindt wat ze niet goed mag vinden. Dat ze iets op z’n beloop laat wat ze niet op haar beloop mag laten. Ze laat het kwaad voortwoekeren.
Wat was dat voor een gemeente? Mag ik het zo zeggen? De gemeente was te lief, te aardig, te meegaand. Stelde geen grenzen. Dat is gevaarlijk. Ik denk aan de opvoeding. Jongens en meisjes, jullie vinden het naar als je ouders nee zeggen. Je gaat in discussie en de strijd aan. Ze blijven nee zeggen. Ze zijn niet van hun stuk te brengen. Waarom niet? Omdat het iets is wat hen heel lief is. Ze hebben je er niet voor over. Altijd dat gezeur, vind je. Je vader en moeder denken er anders over. Waarom zeggen ze eigenlijk nee? Omdat ze van me houden. Ze willen niet dat ik dingen doe die slecht voor me zijn. Nee zeggen hoort bij houden van. Goede ouders kunnen nee zeggen.
En als je slechte ouders hebt? Nee, niet dat die in hun hart slecht zijn. Maar die het verkeerd doen? Om de lieve vrede… Soms kan dat. Maar soms niet. Nee is dan nee. Als je toegeeft, dat betekent dat je gaat bederven. Je kent ze wel, bedorven kinderen. Verwende kinderen. Kinderen die nooit nee hoorden. Alle grenzen te buiten. Onze tijd is een tijd waarin dat dichtbij ligt. Nee zeggen is niet zo makkelijk. Nee zeggen is wel liefdebetoon.
Wat zegt Jezus tegen Thyatira? Jullie zeggen geen: nee. Dat is pure liefde dat Hij het zegt. Wat staat er eigenlijk? Er is een vrouw in die gemeente. Izebel. Ze heet zo omdat ze even slecht is als die slechtse vrouw uit het OT. Vrouw van Achab. Ze ging er volop tegen in, doodde Nabod en wilde Elia doden. Een pakket aan afgoden nam ze mee en importeerde dat in Israël. Zij heeft veel kwaad gedaan. Zo’n soort vrouw was er in de gemeente van Thyatira. Ze noemde zichzelf een profetes. De vrouw die de diepten zag, noemde ze zichzelf. Zoals Bileam en de Nicolaïeten. Je kunt gerust God dienen en de wereld. Allebei. Jezelf uitleven in zonde, drank, wereld en van alles en nog wat. De grenzen overgaan. Ondertussen kan je gerust christen zijn. Dat kan prima.
Als je de tekst goed leest, neemt Jezus waarschijnlijk een tekst over van haar flyer: de diepte van de satan. Je moet je laten gaan in je leven. Beproefd alle dingen en behoud het goede. Uit het leven halen wat erin zit. Eigenlijk moet je alles wel een keer hebben meegemaakt.
Toen ik deze woorden overdacht, kwamen mij twee woorden in de geest die de jongeren wel kennen. YOLO. Engels woord. You Only Live Ones. Je leeft maar een keer. Je moet er helemaal voor gaan. Laten we eten en drinken. Laten we doen wat we kunnen. En het andere woord: FOMO. Fear Of Missing Out. Angst om ook maar iets te missen. Stel je voor… Dat je iets misloopt. Met deze woorden is veel van onze cultuur getekend.
Dat was de cultuur van Izebel. Ja, ja, ik ben christen? Dat geloof ik wel. Maar iets van dat gevoel, dit zo in de cultuur en onszelf. Het gevaar waar Jezus op wijst is niet zo vreemd. Leven waarin je los kunt gaan. Op een christelijke manier, maar toch. Tegelijkertijd God dienen? Deze vrouw propageerde dat.
Het waren feesten die ze hield. Je kon genieten naar het vlees. Offerfeest in de tempel. Bedrijfsfeest. Jezus zegt: dat kan niet. Er is een grens tussen wat van God is en wat van de duivel is. Er is een grens tussen kerk, geloof en wereld. Je hoeft niet met alles mee te doen en dat mag ook niet.
Jezus’ ogen spuiten vuur. Zijn voeten als koper. Als Hij in beweging komt, blijf je nergens meer. Hij zegt: en jullie zwijgen. Misschien in je eigen gezin. Je kunt niet alles zeggen of alles tegenhouden, maar je kunt ook teveel goed vinden. Jezus kijkt…
Niet echt troostvol vanmorgen? Toch wel. Weet je waarom? Deze mensen zijn Mijn dienstknechten! Mijn kinderen, Mijn gemeenteleden. Ze dragen het teken en zegel van de doop aan hun voorhoofd. Ik gun ze niet aan de duivel. Zo ernstig is Jezus. Maar dat is pure liefde. Jezus zegt nee.
Heeft dat iets met avondmaal te maken? Die ogen kijken bij ons binnen. Het kan dat zo’n houding, door alles maar goed te vinden, zich in ons leven heeft post gevat. Vuur straalt eruit. Koper zijn Zijn voeten. Ik zie ook Zijn hart. Dat brandt om mensen te behouden. Hij geeft geduld. Hij is geduldig. Hij komt nog niet in actie. Hij waarschuwt.
3.
Die bemoediging, aansporing. Ik kijk Hem in de ogen. Ik schrik. Ik hoef niet te schrikken. Een heilige schrik wel. Het zijn dezelfde ogen die bewogen waren over de schare. Dezelfde ogen die bleven rusten op een overspelige vrouw. Die ogen bleven over omdat die mannen weggingen. Ik zie Hem kijken met liefdevolle ogen. Ik wil niet dat je verloren gaat. Ik zoek je behoud en redding. Hij zag op Zacheüs. Hij zocht ze op en had ze lief.
Ik kijk nog even naar die koperen voeten. Dreigend. Maar ze wandelden naar zoveel huizen om genade te betonen. Ze wandelden naar Jeruzalem om zichzelf als een Lam te offeren. Ik zie Zijn voeten doorboord en Zijn handen doorspijkerd. Ik zie Hem hangen met zoveel liefde. Het is volbracht. Nee, dit betekent niet dat eigenlijk deze tekst niet belangrijk zou zijn omdat Hij wel genadig zou zijn. Nee. In Zijn toorn is Hij genadig en zoekt Hij genade. Opdat u buigt, voor het eerst en opnieuw. Opdat we gaan bidden:
Beproef m’, en zie, of mijn gemoed
Iets kwaads, iets onbehoorlijks voed’;
En doe mij toch met vaste schreden
Den weg ter zaligheid betreden.
Ik ben het die harten en nieren doorzoekt. God laten meekijken in je leven. Hem in Zijn ogen zien. Brandend. Zo ernstig neemt God de zonde. Eer dat Hij ze onbestraft liet blijven, ze strafte met de bittere dood van Zijn dood. Ogen die niet willen straffen, maar brengen tot bekering. Een kind dat ‘nee’ hoort, dat heeft uiteindelijk een liefdevolle vader.
Er was veel goeds. Er was geloof en liefde. En dienstbetoon. Volharding. En er was groei. Maar ze zeiden geen ‘nee’. Ze lieten het kwaad dooretteren. Ik kijk in mijn eigen hart. U kijkt in het uwe. Zo komen we voor Hem. Hem onder ogen. Heere, zie mij aan, in gunst van boven. Ik wil kijken naar mijn leven zoals U kijkt. In de voorbereiding aan Zijn voeten terechtkomen. U zoekt niet mijn ondergang, maar behoud. U liet Uw eigen handen doorboren. Anders had ik de eeuwige dood moeten sterven. Laten we zo zien in deze week van voorbereiding zien op Hem.
Amen.
(Psalm 119 vers 84)
Hervormde Gemeente Dordrecht, wijkgemeente 2 en 7, Pauluskerk (i.v.m. kou/energiekosten Augustijnenkerk), zondag 20 november 2022, 9.30 uur. Schriftlezing Openbaring 2:18-29.