In de brief aan de gemeente te Pergamum waarschuwt Jezus de gemeente ervoor dat de troon van de duivel in hun stad staat. Niet zozeer op een bepaalde plek, dat misschien ook wel, maar vooral in het moderne levensgevoel. De duivel is daar waar God aan de kant geduwd wordt. Wie echter staande blijft, kan rekenen op Gods vrijspraak en zal ook een nieuwe naam ontvangen. God kent de Zijnen als geen ander en beter dan dat zij zichzelf kennen.
Ik begin met jullie, jongens en meisjes. Straks is er preekbespreking. We gaan naar Pergamum. Dat ligt een eind weg. Aan de westkant van Turkije. Een tijd lang geleden. Een prachtige stad zien we. Een hele oude. Onderaan de stad stroomt een rivier. Verderop weer een. Een vruchtbaar land. Een aantal kilometer verderop kom je bij de zee. De stad ligt bij de berg. Ze bouwden als het ware twee steden. Het belangrijkste lag op de berg. Andere gebouwen aan de onderkant. De benedenstad.
Er lag iets bijzonders. In Berlijn heb je een Pergamummuseum. Kolossaal ding: 34 meter breed en 36 Meter lang. Een altaar. Dat stond boven op die Akropolis. Op die berg. Daar baden de mensen. Niet aan de God van Israël. Maar aan Zeus, de God van de Grieken. En even verderop zag je van allerlei tempels. Een tempel voor de keizer en voor Rome en voor die en die.
Er was nog iets heel moois. Pergamum doet mij ergens aan denken, die naam. Dat lijkt op het woord perkament. Perkament is uitgevonden Pergamum. Papier verging. Maar op leer schrijven, op perkament, dan kon het bewaard worden. Ze hadden een grote bibliotheek. Perkamenten rollen. Die konden gelezen worden.
En nog iets. Er was een bekende artsenschool. Ascleplius. We kennen het teken: staaf met een slang. De esculaap. Dat was ook in Pergamum.
Een juweel. Ik had er best graag willen gaan kijken. Maar de stad bestaat niet meer.
Er was nog iets. Een gemeente! Waarschijnlijk niet zo groot. We weten niet hoe die er kwam. Hoe ontstaan of gegroeid, weten we niet. Er was een gemeente. Er waren mensen – heel veel, best wel – die in die stad God dienden. Niet die God van de hoge berg. Maar de God van de Bijbel. De Heere Jezus. Niet die God die vraagt dat je opklimt, maar die naar ons afdaalt. Niet verdienen, maar genade.
Een prachtige brief schrijft Jezus. Ik weet uw geloof! Ik weet dat u eraan vasthoudt. Dat u het niet loslaat. Zelfs toen, toen ja ook, toen, toen Antipas gevangen genomen werd en gedood werd. En zijn bloed vloeide. Jullie bleven trouw. Jullie plek waar de troon van de duivel is…!
Daar schrik ik even van. Een mooie stad, Pergamum. In die stad staat de troon van de duivel. Bedoelt Johannes dat kolossale altaar op die Akropolis? Bedoelen ze dat? Of bedoelen ze andere dingen? Ja, wat zou het kunnen zijn?
Ik moet dit zeggen: er was niemand in Pergamum die kon zeggen: daar woont de duivel. Ze geloofden niet in God en dus ook niet in de duivel. Het was wel de plek waar de duivel woonde. De wetenschap? De cultuur? De geneeskunde? Ja, ik weet het eigenlijk niet. Ik denk dat het alles is. Waar is de duivel? Laat ik het simpel zeggen: daar waar God niet is. Waar God wordt weggeduwd. Als ik dat overdenk, denk ik aan onze tijd. We leven niet in Pergamum. We zien gebeuren in onze maatschappij dat God naar de rand geduwd wordt. Je moet niemand kwetsen met je overtuiging. Vooral niet zeggen dat de ander ook zo moet denken. Dit en dat zegt de Bijbel?! We zien dat God naar de rand toe gedrukt wordt. Wat zie je dan? Als God wijkt, komt de duivel terug. Ik zie geen spoken. Het is wel tekenend, dat je overal Halloween ziet. De duisternis wordt binnengehaald. De troon van de duivel.
Nu lopen we wel een gevaar. Dat is dat ik die troon van de duivel zoek in dingen buiten mij. Weet u wat misschien wel de grootste troon van de duivel is? Dat hij ons doordrenkt van het moderne levensgevoel. Dat scheiden normaal is. Dat mensen van alles doen. We worden geïndoctrineerd. Het is niet alleen op dat altaar bovenaan. Maar veel subtieler. Het is een levensidee. Je wordt erin getrokken. Het doordrenkt je.
Wat die troon van de duivel is? Nou ja, dit: dat je de hele dag beziggehouden wordt. Dat er geen moment is dat je met God alleen bent. Die piepjes. Messages op je telefoon. Het doordringt je. In die wereld staat de gemeente. En dan is mooi wat er staat.
Zij dienden de Heere. En waren trouw. In die seculiere wereld. Iedereen hobbelde achter de kennis aan en achter Ascleplius. Wetenschap is trouwens geweldig. Maar daar zit het niet in. Niet de goede dingen losmaken van God. Deze gemeente stond in die wereld. Aan die gemeente stuurt Jezus een brief.
Dat begint mooi. Jezus heeft ook iets op ze aan te merken. Dit zegt Hij…! Die het zwaard van het leven heeft. Het scherpsnijdend zwaard. Jezus schrijft een brief aan de engel van de gemeente. Dat is een moeilijk punt. Een beschermengel? Of meerdere engelen? Dat lijkt niet zo bedoeld. Die engel wordt ook berispt. Het gaat om een bode? Dat kan het woord engel ook in de grondtaal betekenen. Een bode of boodschapper. Die brieven worden gestuurd door mensen uit de buurt van Johannes. Dat lijkt toch ook niet waar. Het gaat om de leider van de gemeente. Een engel, waarom? Als boodschapper van God? De kanttekeningen zijn aarzelend. De ene dominee staat niet boven de andere. De engel is de vertegenwoordiging van de gemeente. Daarin wordt de gemeente aangesproken.
Het is ambtsdragersbevestiging. Dankbaar dat dat kan. Het is wel veel. Wat is een ambtsdrager? Ik zou zeggen, dat is een soort engel. Een engel is iemand die speciaal in dienst van God staat. Regerend, onderwijzend, dienend. De gemeente proberen te leiden met het zwaard van het woord. Leiden in de weiden als een herder. Aansporen, voor op gaan, bemoedigen, waarschuwen. Geen baantje. Johannes noemt het: engel. In de handen van God. Hij houdt de zeven sterren in Zijn rechterhand. Dan word je klein! In dienst genomen van God. Als je mag en moet spreken, niet je eigen woord, maar het woord van God.
Het gevaar komt niet van buitenaf, maar van binnenuit. Is misschien wel het gevaarlijkst. Mensen die zich houden aan de leer van Bileam. Dat was die profeet die moest vervloeken, maar hij ging zegenen. Het lukte niet. Minder bekend is dat hij aan het eind van zijn optreden nog een aanbeveling deed. Ik kan niet vloeken, zei hij. Ik kan jou, Balam, wel raden. Nodig ze uit voor een feest. Breng er jonge Moabitische meisjes, laat ze gemeenschap hebben, dan wordt de kracht van het volk gebroken. Ze maken iets vreselijks mee. Een list van Bileam. Om het niet zo ernstig te nemen met het woord van God. In het leven ruimer te zijn. Je hebt een leven op maandag en tot en met vrijdag en zaterdag en een leven op zondag. Je leven in compartimenten. Dan ben je serieus, op zondag, maar de rest is feestvieren.
Daar waarschuwt Jezus voor. Word niet gelijk aan deze wereld. Word veranderd in je hart en geest. Om te beproeven wat de goede en welbehagelijke weg van God is. Die ouderling is geroepen daar leiding aan te geven. Bij het woord en het zwaard van de Geest hanteren. Niet slaan. Het woord van God is levend en krachtig en scherper dan enig tweesnijdend scherp zwaard. Het dringt door. Oordeelt gedachten en overleggingen van het hart. Wat is het wapen in de kerk? Niet de stem van de dominee maar dat God tot je spreekt. Geef je leven vorm met Mij! Dat is de opdracht en boodschap die we als kerkenraad hebben.
Johannes heeft nog iets te zeggen, aan het einde: ik heb een woord voor u. Wie oren heeft om te horen, laat hij horen. Wie overwint, wie zich niet laat meeslepen door wat iedereen in deze wereld vindt of door eigen emoties en lusten. Wie overwint….? Dat kan ik niet! Daarom dicht bij Jezus en Zijn Woord blijven.
Wie overwint .. luister eens. Ik heb moois te vertellen. Die krijgt drie dingen.
- Eten, wat je nooit voor mogelijk had gehouden. Manna dat verborgen is. In de hemel verborgen. Als God het wil, daalt het neer. Hij onderhoudt Zijn gemeente. Ook als het moeilijk wordt. Ook als het spannend is. Als er verdriet of rouw is. We zongen het samen: Psalm 105 vers 22. Manna daalde neer uit de hemel. God geeft kracht, nieuwe moed. Wie met God zijn weg gaat, krijgt iets moois, die zal niet omkomen. Die strijdt de goede strijd van het geloof. Die zal niet in de steek gelaten worden. Dat zegt Jezus u toe. De ambtsdragers geldt dit ook. Hij geeft sterkte.
- Een witte steen. Wat is een witte steen? Waarschijnlijk is dat (we weten dat niet precies) een steen die je kreeg bij een rechtspraak. Of als je zelf moest rechtspreken. Vrijspraak is een witte steen. Zwarte steen is veroordeling. God zegt: ik zal een witte steen geven. Wie bij Mij hoort, zal behouden worden. Voor eeuwig. Als hij staat voor de troon zal ik de witte steen laten zien. Niet omdat die man of vrouw geweldig was, nee, wel omdat hij God vreesde en zijn reiniging zocht in het bloed van Jezus. Wie met Mij mag leven en Mij mag dienen, wie Mij leerde kennen en capituleerde, die zal een witte steen krijgen. Die steen veroordeelt nooit.
- En nog iets. Ik houd het kort. Op die steen een nieuwe naam. Die kent niemand dan die hem ontvangt. In Jesaja lazen we dat. God zet een streep door het oude verleden. Je krijgt een nieuwe naam. Pas was er een trouwdienst en toen lazen we 1 Korinthe 13. Het schoot even door me heen, wat een geweldig woord daar staat. Dan (als het volmaakte komt) zal ik kennen zoals ik gekend ben. Dan zal ik weten wat God over mij denkt. Dan zal alles wat hier verborgen is naar boven komen. God zal me kennen. In de genade van Jezus leven, dan is dat kennen zo diep. Hij kent mijn verborgen strijd. En verborgen lijden en aanvechting. Hij heeft het allemaal gezien. Hij zal kennen en liefhebben. Ik ken jou, zal Hij zeggen. Ik heb lief om Christus’ wil. Wij kennen elkaar nauwelijks. Iedereen heeft een verbogen kant. God kent ons wel. Dat is genoeg. God geeft een steen. Wit. Met een naam erop. Wie overwint.
Ik ga eindigen. De gemeente van Pergamum krijgt heel wat mee. Zoek het bij de Heere. In deze wereld met al zijn verleidingen. Buig je knieën voor deze God. Hij is het waard. Vraag er dan maar om. Opdat Hij je zo zal kennen. Niet meer als Verlatene [Jesaja 62], maar Ik ken u als geen ander. En Mijn kennen is liefhebben.
Amen.
(Psalm 86:6)
Hervormde Gemeente Dordrecht, Augustijnenkerk, zondag 30 oktober 2022, 9.30 uur. Schriftlezing Jesaja 62:1-5 en Openbaring 2:12-17.