Hizkia krijgt de boodschap dat hij gaat sterven. En dat op een moment dat de Heere hem tot twee keer toe zo machtig heeft uitgeholpen. Hij roept het vervolgens uit: Weest U mijn Borg. In oprechtheid hangt Hij God aan. Het gaat om eeuwige belangen. Zo komt vandaag het Woord van de Heere tot ons.
Jesaja 38 vers 14b: ‘Weest U mijn Borg‘.
Hoe zal die het gezegd hebben, kinderen, jullie hebben meegelezen, meegezongen. Elke keer ging het over die Borg. Hoe zal die het gezegd hebben? Weest U mijn Borg? Geroepen hebben: Weest U mijn Borg? Of zo verzwakt door het vreselijke gezwel. Ik denk dat jullie het aan het einde van de preek wel weten hoe Hizkia het geroepen heeft.
Weest U mijn Borg
1. De dagvaardiging/beschuldiging ontvangen;
2. In oprechtheid aangehangen;
3. Om te komen tot eeuwige belangen [vers 17].
1. De dagvaarding ontvangen
Weest U mijn Borg staat er boven de prediking. Laten we toch hopen dat dat geen vreemd woord is. Misschien voor de kinderen. Als het in de Dordtse Leerregels en in het gezongen versje wat is een Borg? Voorbeeld. Denk terug aan mijn schooljaren. Gebeurde weleens dat ik niet lief was voor de meester, juffrouw. Eerste keer gewaarschuwd. Nog een keer. Dan naam op het bord. Nablijven. Hele schoolplein leegvegen. Kostte een uur. Minder besteden aan schoolwerk.
Stel je voor dat een ander z’n hand opsteken. Mag ik nablijven na schooltijd in plaats van jou. En stel je voor dat de juffrouw het goed keurt. Niet de naam van dat kind op het bord komt. Dan gaat het niet goed. Alleen als die ander geen straf verdiend heeft, dat is een borg. De straf te dragen in zijn plaats.
Gemeente, wat betekent dat het over een Borg mag gaan? Ik denk eigenlijk dat we er niet vaak aan denken. De Heere Jezus als Borg weten we wel. Maar kennen we Hem zo wel? Die in de plaats is gaan staan. God vond alleen maar gevallen mensen. Allen afgeweken. En God wil dat aan Zijn gerechtigheid genoeg geschiedde. Gemeente, dat ga je nooit redden.
En nu bij God vandaan, Jezus Christus. Altijd de eer van God bedoeld. Nooit een verkeerde gedachte bij Hem. Ik zit er vol van, maar Hij nooit. Hij gaat betalen. Hoe is het met Hem afgelopen? U gaat er bij stil staan, Kerst, Goede Vrijdag, Pasen. Allemaal plaatsvervangend. Hij voor mij, dat is de betekenis gemeente. Ik in zonden ontvangen, Hij dat reine uit Maria, door de Heilige Geest. Golgotha, om aan het kruis genageld te worden. De straf die ons de vrede aanbrengt was op Hem. Die straf die ik elke dag hoger en erger maak. Om ons de vrede met God te brengen. Dat is een Borg. Betaald wat u en ik nooit afbetaald hadden kunnen.
Gemeente, bedenk toch. Er wacht een eeuwigheid. Komt in. En : u hebt niet gewild. Naar een van die twee. Het staat in het Woord nergens dat het goed zal aflopen met die niet wilde. U die die Borg groot mag maken, zult u het vertellen. Dat er verwachting zal zijn voor zo’n hopeloos mens en toch mag er hoop zijn.
Wilt u die Borg hebben? Dat hoort bij die zondaar, schuldenaar. Dan zit je in een soort rechtsbeding. Gedagvaard. Schuldig. Ik moest hier uit Leiden rijden, ik moest 50. Anderen gingen veel harder en waren uit zicht. Waarom heb ik er moeite mee? Als mijn vrouw er is, dan niet moeilijk. Die let er wel op. Maar als ik zelf ben, ga ik zo te hard en de anderen achteraan.
Volgende week envelop op de mat. Stempel erop. CJIB. Ik heb er enkele gehad. Bekeuring. Daar ligt die op de mat. Nu kan het niet, heb ik niet gedaan. Ik vrees naar het eeuwige om niet. Ik ben mij van geen kwaad bewust. Die brief moet bij een ander zijn. De buurman, die rijdt zo hart. Ik kijk naar het venster. A. den Hartog. Maar dan ben ik er niet. Ik wil het weten. Wat er verkeerd zou zijn. Daar en daar op dat en dat tijdstip vijf kilometer te hard, dertig euro. Dan geloof ik het nog niet. Agenda: wat staat er bij. Ik heb er niks te doen dan te betalen. En snel betalen anders wordt het gauw meer. Had het beter aan de diaconie geven.
Dat kan ik betalen. Maar vanmorgen hebben we het over dat wat u nooit kunt betalen. Als u buiten Christus bent, eeuwige straf. Krijgt het niet betaald. Heb ik u er een beetje bij. Voelt u het uw gemis, uw nood. We horen het vanmorgen een moeder. Zo eeuwigheid, voor Gods rechterstoel komen. Tenlastelegging van CJIB had ik het over. Gemeente vraag om overtuigende genade.
Zou het groot zijn. Dan komt die plaats van de Borg waar Niemand bij kan komen. Hizkia 700 jaar voor Christus. Van 725-671, 59 jaar oud geworden. Tweestammenrijk van Juda. Nageslacht van David. Koning geworden na zijn vader Achaz. Meteen een wonder. Erge dingen van Achaz. God van vader Jakob wilde hij het niet verwachten. Maar van de god van Assyriërs. Kostte hem veel geld. Weet je wat hij deed? Hij gaf het goud van de tempel, scheurde het eraf, door Salomo erin gebracht, offerdienst eruit was niet meer nodig. Aangrijpende tijd met koning Achaz die deed niet veel goed.
Vaders, appel valt niet ver van de boom. Zie het in mijn zes jongens. Hebben ze van mij. Man, geef het nou eens op. En dan Hizkia. Ik zal de Heere niet meer zien in Zijn huis. O gemeente, hij mocht heel veel goed doen. Kennelijk dicht bij de Heere te leven. Wat doet Hizkia? Leger oproepen, generaals. Nee, vlucht naar de tempel. Brieven legt hij voor de Heere neer. Al twee keer uitkomsten gehoord. Generaal terug, in eigen land nood en zorg.
Het land is in gevaar. Gered, verlost. De Heere stuurt een engel die 185.000 Assyriërs worden gedood. Ze maken dat ze wegkomen. Twee keer uitkomst geboden. En dan in die dagen: Hizkia wordt ziek. Kwaadaardig gezwel. Werd Hizkia ziek. Ik zal voorzichtig spreken. Zomaar een bolletje, moedervlek die anders wordt, bloeduitstorting. Wat een vreze vaders, moeders, wereld staat op z’n kop. Hier bij Hizkia hij wordt ziek, ernstig ziek. Zijn medicijnmeesters zullen het wel gezegd hebben. Hier volgt de dood op.
Maar kijk daar, hij ligt op zijn ziekbed. Daar komt Jesaja aan. Knecht van de levende God. Daar had Hizkia omgang mee. Hoe het moest met land en volk. Zo was dat in die tijd. Koning Willem-Alexander die overlegt met een van uw predikanten, hoe met het met het land? Onze aanstaande Minister-President die overlegt met een predikant hoe moet het?
Jesaja kwam. Zonder nadere aankondiging: alzo zegt de Heere. Hizkia verwachtte niet anders. Jesaja zou nooit een woord van zichzelf spreken. En wat de Heere dan? Geef bevel aan uw huis want u zult sterven. Het is wat. Hij zegt het als het ware twee keer. U zult sterven, en niet leven. Gaat niet over een ander maar over jou. Om het duidelijk hebben. Soms moet je het twee keer horen. Ik heb zo ook wel eens in de spreekkamer gezeten. Horen. U zult sterven en niet leven. Doe wat gedaan moet worden, dat is niet verkeerd.
Ouderen in ons midden, zoals ik. Hebt u het geregeld als u er niet meer bent? Ik heb het meegemaakt met een kind van God, op het laatst mocht er amper een predikant bij. Moeder. Dan zouden de kinderen het weer moeten horen waar moeder van leefde. Het kan nog dertig, zestig jaar duren, u zult sterven en niet leven. In Kesteren, kind van 2 jaar, 10 jaar, 18 jaar. Gemeente kleiner dan Katwijk. Ongeluk, zomaar eeuwigheid. U zult sterven en niet leven. Was het dan goed van Hizkia?
2. In oprechtheid aangehangen
Hij keert zijn hoofd om en ligt daar te kijken naar de wand. Hij vraagt niet nog een keer naar Jesaja. Maar u zegt dat was toch niet zo erg met dat leven van Hizkia dat u net geschetst hebt. Veel gedaan, voor Uw aangezicht in waarheid. Kunt u dat zeggen? Dat is nogal wat. Goed gedaan in Uw aangezicht. Hij ziet het voor zijn ogen zweven. Zo heb ik gedaan. Dan zou je verwachten dat het nu anders wordt. Ik wenste wel ontbonden en met Christus te zijn, zegt Paulus. Verre weg het beste. Nee het staat er niet. Hizkia weende gans zeer.
Een diep geween, een ontzettend geween moet daar gehoord worden. Hoe komt dat? U moet het me niet kwalijk nemen, doet u misschien wel. Hizkia kon er niet op leunen en geen rust in vinden. En dat moet u ook niet doen. Al ben je de keurigste mens van Katwijk. Want een ding wordt gemist bij Hizkia. Goed doet geen nut ten dagen der verbolgenheid. Alleen de gerechtigheid van Christus redt u. Werkelijkheid gemeente. Onze gerechtigheden voor God een wegwerpelijk kleed.
Vers 9 doet hij verslag van wat hij meegemaakt heeft. Nadat Jesaja is weggegaan. Tiende vers. Ik zei van de afsnijding mijner dagen. Gelijk het gras is ons kortstondig leven. Bloem sierlijk pronkt, wordt afgesneden. Zeis van de dood maait eroverheen. Ik zal de Heere niet meer zien. Eeuwig niet meer zien. Zo krijgt hij het hier te zien. Na de dood is het leven mij bereid, dat niet. Mijn levenstijd is weggevoerd als een herdershut. Zo’n opvouwbaar tentje. Kon je in schuilen en zo weer verder.
Afgesneden. Wever in z’n web. Daar de spoel waar de draad vandaan komt. Mooi borduursel geweven. Knip. Die draad wordt afgesneden. Er komt geen nieuw stuk meer bij. Ik heb aan verschillende sterfbedden gezeten. Hoe heb je het erbij? Wil ik het geestelijke horen. Maar eerst het sterfelijke. Kleinkind nog graag zien trouwen. Kind bij de studie. Komt er niet meer bij. Een werkelijkheid en komt er niet meer bij.
Het staat er drie keer, afgesneden. Hizkia, zal hem er zeker in dat hij nog geen nageslacht had. De komst van Christus, de meerdere David. Hij had geen stervensgenade. Waarom gebruikt hij het woordje afsnijden? Waarom niet sterven maar afsnijden? U moet vanmiddag 1 Koningen 2 eens lezen, aan tafel. Sterfbed van David.
We geven er eigenlijk teveel waarde aan, de laatste woorden. Moet in het leven blijven. Wat zegt David? De Heere hem beloofd heeft. Nageslacht. Zullen blijven in de inzettingen van de Heere. Heeft God beloofd dat Hij er geen af zou snijden. En nu Hizkia, u zult sterven en niet leven. Ik word wel afgesneden, dus ik heb niet gedaan. Ons nut en ons bezig zijn, schiet allemaal tekort. Wat heeft Hizkia in al die wegen niet nodig gehad? Een Borg. Een Middelaar. De Heere werpt hem op het ziekbed. Om bij die afsnijding bepaald te worden. Onze gerechtigheden een wegwerpelijk kleed. Komt hier terecht, in de weg van schuldenaar voor God.
Ik kirde als een duif. O Heere, als een kraai piepte ik, zei een vertaler, ik heb ze onderweg nog gezien. Brutale volgels. Pikzwart. Onrein. Mocht niet gebruikt worden in de offerdienst. Krassen, niet mooi. Achter elkaar. Zo ligt Hizkia hier. Zwaluw piepte ik, iets minder zwart. Een vogeltje zingt. Een zwaluw tjilpt. Achter elkaar door. Beest hoe houd je het vol? Dat is Hizkia. Zwart van de voetzool tot hoofdschedel toe.
En dan de duif. Dan wordt het anders. Duif in de Bijbel. Die mocht wel geofferd worden. Jozef en Maria gingen om Jezus te lossen. Geen geld, maar hadden wel twee duiven. Duif in de ark van Noach. Duif daalde neer op de Heere Jezus uit de hemel. De Heere zegt ergens: listig als de slangen maar oprecht als de duiven. Wat zingen we weleens: ik beken o Heere oprecht mijn zonden, verborg geen kwaad dat in mij werd gevonden. Hij keek maar naar die muur. Kerk er niet doorheen. Mijn ogen verhieven zich omhoog. Deed hij niet, ging vanzelf. U deed Uw gunst mij aanschouwen.
3. Om te komen tot eeuwige belangen
O Heere die verbonds-Jehova, weest U mijn Borg. Gemeente hoor je, in dit noodgeschrei. Als er toch wat ligt van boven mag zijn. Die Hij, die een leeuw zou verscheuren, om te grijpen, werd een U, wees U mijn Borg. Is dat niet brutaal tegen God? Lijkt wel een bevel. Mag hoor, kinderen. Dat ernstige leven, mag je best eens roepen, de Heere hoort het graag. De Kananese vrouw. Kwam voor haar dochter. Verloren schaap niet van het huis Israël. Heere, help mij. Maar kijkt achter haar dochter. Moeder, je kijkt naar je dochter maar jezelf? Heere, wees U mijn Borg. Zou hij het geroepen hebben? Hoofd omhoog gewend hebben, Heere wees U mijn Borg.
Niet een borg, vele borgen. Dat is eeuwig tekort. Bedrieg u niet op weg naar die nimmereindigende eeuwigheid. Hij is een Borg. Maar Hij de enige Borg. Boston in ‘Viervoudige staat’: twaalf builslagen van God als al die andere borgen eraf geslagen worden. Hij de Borg, en ik in mijn verloren bestaan precies hetzelfde. Ik en hij. Tekort. Wees U mijn Borg. Dat is bezittelijk. Zo mag Hizkia het zeggen. Catechismus: niet alleen voor anderen maar ook mijn zonden. Hebt God nog nooit een vrager op laten staan. Die zo tot Hem mag komen, wees U mijn Borg. Wat is er gebeurd? Hizkia kan er niet over spreken. Wat er toen is gebeurd. Als de Heere overkomt, in die borggerechtigheid van Christus. Als ik daarin besloten mag worden, dan zie je geen wereld. Dat is te groot hoor gemeente, hij kon piepen in zijn nood en dood.
Moeder, als je een keer thuis komt uit de kerk, vader, even naar boven. Ik heb even niks gehoord. Daar moet ik over denken, zoveel gehoord. Voorzichtig mee omgaan. De lofzang is in stilte tot God. Zo verloren, de hel voor ogen, het is de hemel geworden. Hij gaat dan zeggen als het vrede is geworden: U hebt mijn ziel liefelijk omhelst. Daar ligt hij in de armen van Christus. Niet lichaam, maar ziel. Liefde van eeuwigheid. Daarom heb Ik je getrokken, op het sterfbed gebracht. Niet alleen die algemene genade maar ook die bijzondere genade.
Ken je ook zo’n plekje, geliefde gemeente. Daar de Heere kwam op te lossen. Niet u, dat heb je zelf gedaan. Maar Jezus alleen, ze zagen niemand anders dan Jezus alleen. Wat staat er genade? De schuld achter zich geworpen. Zonden afgenomen. Zulke last van plagen, niet te dragen. Ach gemeente, dan komt de Heere er nooit meer op terug. Dat volk wel, die zien ze nog weleens voor ogen zweven. Hij komt er nooit op terug. In de zee van eeuwige vergetelheid. In de diepte. Hij heeft ze weggedaan in het volbrachte werk van Christus.
Daar mag Hizkia van weten. Die de Heere liefheeft, die kastijdt Hij. Slagen, klappen. Als je die kastijding niet waard bent, dan ben je een bastaard. Als die kastijding niet aanwezig zijn, is er smart en verdriet. Maar na deze geeft ze een vreedzame vrucht in gerechtigheid. In de Ander, in de Heere Jezus Christus. Dan zie ik de discipelen zitten achter gesloten deuren naar Pasen. Allemaal in de steek gelaten. We hadden willen vechten maar steek uw zwaard in uw zijde. En dan zitten ze daar binnen. Vrede zij ulieden. In die gedachte die ze hadden. Vrede met God. Dan zegt Hij het nog een keer.
Hier Hizkia in vrede. Die drie dagen. Maar dan zo’n vreedzame vrucht. Geen gerechtigheid meer overhoudt, ook na deze preek. Als ik die Borg mag hebben. Buiten Hem geen hoop hebben. Want Hij doet verduurt de eeuwigheid. Ook in uw leven, ook in uw leven? Wat Hij gedaan heeft zal bestaan in eeuwigheid. Was het toen waar en ook nu waar. Hij stopt niet. Want God wil Zijn Zoon kwijt. Dat kende Hizkia nog niet. Gelukkige verdrukking, geheiligd ziekbed. Het is goed voor mij verdrukt te zijn geweest, om Uw heilig recht te leren.
Amen.
Zondag 17 oktober 2021 – Triumfatorkerk Hersteld Hervormde Gemeente Katwijk – ds. A. den Hartog – Schriftlezing Jesaja 38 en Dordtse Leerregels hoofdstuk 2 artikelen 1-3