In het paradijs is de mens God kwijtgeraakt en God het kroonjuweel van Zijn schepping, de mens. Nu heeft God al in Genesis 3 redding beloofd: de Messias zal komen. Jezus is gekomen en als de koperen slang is Hij verhoogd aan het kruis. Die les leert Jezus aan Nicodemus, die in de nacht tot hem kwam. In de nacht komen onze vragen en zorgen; beseffen we dat onze zonden ons aanklagen? Brengt het ons bij Hem? Zien op Hem betekent leven!

Broeders en zusters, het gedeelte begin zo eenvoudig. Er was een mens. De mens was kroonjuweel van de schepping. De mens mocht heersen over de dieren, vogels en vissen. De mens mocht wonen in het Paradijs. De hof van Eden. Wat maakt het paradijs tot het paradijs? Omdat God er was. Er was geen ziekte, doden, zorgen. De mens leefde in een levendige verhouding met God. De mens wandelde met God. De mens kende God aan de wind des daags. Wat een situatie moet dat geweest zijn. Echt sjalom! Alles op de goede plek. Genesis 1 en 2.

Maar als je dan verder leest, Genesis 3. De slang nu… Dat zijn de eerste woorden van Genesis 3. De grote tegenspeler van God. De vorst der duisternis. Hij is afgevallen en een menigte van engelen heeft hij meegesleurd. Paulus heeft het over de machten in de lucht. De slang nu. Die gunt het God niet dat mensen Hem dienen, eren, loven en prijzen. Vandaar dat de slang naar Eva gaat. Je mag zeker niks hè. God gaf een proefgebod. De mens kon God dienen. Maar hij had ook de mogelijkheid om dat niet te doen. De mens had een vrije wil. In theologische termen: liefde in vrijheid. De duivel zegt: je mag niks hè. Die weet niet wat voor blijdschap het is om God te dienen. U weet hoe het gegaan is. Eva is verleid. Ook haar man at. En toen werden hun ogen geopend. Ze zagen dat ze naakt waren. Ze wisten dat ze zo niet meer voor God konden bestaan. Zo staat het ook in de catechismus, als een mens ontdekt wordt aan zonde en schuld: mijn geweten klaagt me aan dat ik tegen God gezondigd heb.

Wat een contrast hè, tussen Genesis 2 en Genesis 3. Wandelen met God. En in Genesis 3: verbergen voor God. Maar wat een wonder van genade dat God is gaan roepen toen de mens gezondigd had. Waar ben je, mens? Dat vind ik nou zo mooi bij elke kerkdienst. Dat Jezus eigenlijk elke dienst vraagt: waar ben je? Ik heb gedachten des vredes.

En dan gaat God tegen Adam en Eva praten. En dan de oorlog verklaren met de vorst der duisternis. Het eerste advent. Het proto-evangelie. De eerste adventstekst. Satan dacht dat hij gewonnen had. Eerste Evangelie. Uit het zaad van de vrouw zal de Messias geboren worden.

Is gebeurd hè! Kijk maar naar de aankondiging van Gabriël. Hij zal de Zoon van de allerhoogste genoemd worden. Zaad van de vrouw. Ja.

Hier een man van de Farizeeërs. Lid van de Joodse Raad, die had 70 lezen. De hogepriester was voorzitter. Nu was er daar wat aan de hand. Als ze over Jezus gingen praten, wilden ze niet geloven dat Jezus werkelijk Gods Zoon was. Ze zeiden: Hij heeft zichzelf zo gemaakt. Nicodemus kon dat niet geloven. Omdat hij zijn bijbel bij zich had. Als de Messias komt, zullen er verschillende dingen gebeuren. Doden opgewekt, blinden genezen, doven horen, melaatsen gereinigd.

Dat brengt hem bij Jezus. Met die vraag, in de nacht. Vreemd tijdstip? Eigenlijk niet. Maar hoe is dat met u, met uw geloofsleven? Wanneer bent u met geloof het meest bezig? Op de dag? Of ’s nachts als je niet kunt slapen? Als je ligt te woelen. Als de vragen boven komen. Wat is de eindbestemming van mijn levensreis. Die vragen zijn er soms ’s nachts. Vooral bij mensen die ziek geweest zijn, of in het ziekenhuis: overdag lukt het nog wel, zeggen ze, maar ’s nachts.

Er zit meer achter: Nicodemus wil niet gezien worden door zijn collega’s. Hij schaamt zich misschien. Dat komt vandaag ook voor. Dat mensen zo weinig getuigenis geven van het geloof. Dat mensen elkaar zo weinig vertellen. Zo weinig: Komt luister toe, Gij Godgezinden! Waar kan je vandaag je geloofsverhaal nog kwijt? Moeilijk hè. Je merkt dat mensen overal over spreken maar vaak niet over: wat betekent Jezus voor mij? Is Hij mijn redder en zaligmaker?

Petrus zegt: we moeten getuigenis geven van de hoop die in ons is. Waarom zou je man, buren of collega’s het niet mogen weten?

Nicodemus gaat in de nacht. Hij zegt: wat de mensen van de Joodse Raad zeggen, is niet zo. U moet het echt zijn, de Messias. Nu gaat Jezus hem les geven over bekering en wedergeboorte. Als iemand niet opnieuw geboren wordt, kan hij het koninkrijk van God niet zien. Ik moet denken aan het doopformulier. Of gij niet gelooft dat uw kind aan de zonde onderworpen is, dat hij of zij niet in het koninkrijk van God kan komen tenzij hij of zij opnieuw geboren wordt. Er moet in ons leven iets gebeuren! Het ergste wat een mens kan overkomen: in zonde sterven. Dat gaat Jezus Nicodemus leren. Je moet opnieuw geboren worden. Je zit in de verkeerde trein. Dit kan zo niet.

Nicodemus begrijpt het niet. Jezus neemt dat hem kwalijk. Jij begrijpt deze dingen niet? Jij bent een leermeester. Maar Jezus is een goede leermeester. Hij legt het uit met een voorbeeld. Zoals Mozes de slang verhoogd heeft, zo zal de Mensenzoon verhoogd worden.

Die geschiedenis kent hij uit zijn hoofd. Israël ging 40 jaar door de woestijn. Ze stonden aan de grens. Twee mogelijkheden: omweg of door het land van de koning van Edom. Dan zouden ze er wel eerder zijn. Klinkt verdacht hè: koning van Edom. Edom kwam van Ezau. Jacob was de sluwe en Ezau de ruwe. Jacob kon niet leven zonder de zegen van God. Ezau wel hè. Hij zei, ik ga toch dood. In de Hebreeënbrief staat dat hij een hoereerder en onverschillige was. Erg hè. Ik zie in onze samenleving veel Ezaus. Geen perspectief op wat God geeft. Dat God ons gemaakt heeft voor de eeuwigheid. Je zou het de mensen wel willen geven!

Mozes stuurt twee bedienden uit naar de koning van Edom. Mogen we door uw land trekken? We zullen geen schade aanrichten en het water betalen. En dan mag het niet. Wat gebeurt er dan? Dan gaan de vuisten eruit. Ze schelden tegen God en tegen Zijn dienaar Mozes. Je zou zeggen: wie zijt ge o mens dat ge zo tegen God spreekt?

Ik begon met de slang. Ja en nu komen er slangen. Giftige slangen. Ze bijten het volk. Als ze gebeten zijn, gaan ze vragen of er nog doen aan is om in leven te blijven. Dat is een mens die ontdekt wordt aan zijn schuld. Toen hoorde God… Hij is mijn liefde waardig. Is er nog doen aan? Zoals op de Pinksterdag. Mannenbroeders, wat moeten we doen? Bekeer u en wordt gedoopt. Mozes vroeg het aan de Heere. Hij mag een koperen slang maken. Vastbinden aan hout. En dan in de grond. Als je gebeten bent, hoef hoef je maar één ding te doen: naar de slang te kijken.

Nicodemus, zo zal de Mensenzoon verhoogd worden. Zoals de koperen slang gebonden werd aan een hout, zo zal Jezus vastgebonden worden aan een hout. Opdat een ieder die ik Hem gelooft, niet verloren zal gaan.

Zo komt Mozes met een boodschap van redding. En het geschiedde, staat er, als iemand de blik richtte tot de slang, zo bleef hij in leven. Het omgekeerde ook. Er waren mensen die wilden niet kijken. Waarom niet? Omdat ze hun schuld niet wilden belijden. Omdat ze niet wilden zeggen: we hebben God op het hoogst misdaan. Als je naar het kruis kijkt, moet je wel je schuld belijden. Ik bekend’ o Heer, aan U, oprecht mijn zonden. Hier een tweewegenprediking. Kijken betekent leven, niet kijken betekent de dood. Je moet opnieuw geboren worden!

Niokdemus, begrijp je het nu? Want, zo staat. Want alzo lief heeft God de wereld gehad. Ook een adventstekst. Dat Hij zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft. Opdat een ieder die in Hem gelooft niet verloren gaat. Als Luther die tekst las, vulde hij voor ‘wereld’ zijn eigen naam in. Wat zou het heerlijk zijn als we dat nou ook zouden kunnen doen. Dat we onze eigen naam invullen. We worden vanmorgen opgeroepen om te zien op de Heere Jezus. Om alles te brengen aan de voet van het kruis. Om te zien en te kijken. Daar zie je God in Zijn hart. Hij heeft Zijn Zoon niet gespaard.

Zie en leef! Door een blik op het kruis is er leven. Voor u, jou en mij.

Amen.

Lof zij den God van Israël,
Den HEER, die aan Zijn erfvolk dacht,
En, door Zijn liefderijk bestel,
Verlossing heeft teweeg gebracht;
Een hoorn des heils heeft opgerecht;
’t Geen Davids huis was toegezegd,
Dat wil Hij ons nu schenken;
Gelijk Gods trouw, van ’s aardrijks ochtendstond,
Door der profeten wijzen mond,
Zich hiertoe aan de vaderen verbond.

God had hun, tot hun troost, gemeld,
Hoe Zijn genâ ons redden zou
Van onzer haat’ren wreed geweld;
Nu blijkt Zijn onverwrikb’re trouw;
Nu toont Hij Zijn barmhartigheid,
Van ouds den vaad’ren toegezeid,
En dat Hij wil gedenken
Aan ’t heilverbond, aan dien gestaafden eed,
Dien Hij weleer aan Abram deed,
Aan Zijn verbond, dat van geen wank’len weet.

– Lofzang van Zacharias vers 1 en 2

Hervormde Gemeente Reeuwijk, Dorpskerk, zondag 13 december 2020 (Derde Adventszondag), schriftlezing Johannes 3:1-17.