De apostel Paulus schrijft vanuit de gevangenis aan de christelijke gemeente te Kolosse. Hij heeft van hen gehoord en onderwijst hen om de dingen die boven zijn te zoeken. Het is uit en door Christus die aan de rechterhand van de Vader zit. Hij heeft alles voor de zaligheid verdiend. Het komt aan op het geloof in Hem. Om met Hem geopenbaard te worden bij Zijn wederkomt naar deze wereld.

Kolossenzen 3 vers 1-4: ‘[1] Indien u dan met Christus opgewekt zijt, zo zoekt de dingen, die boven zijn, waar Christus is, zittende aan de rechter hand Gods. [2] Bedenkt de dingen, die boven zijn, niet die op de aarde zijn. [3] Want u bent gestorven, en uw leven is met Christus verborgen in God. [4] Wanneer nu Christus zal geopenbaard zijn, Die ons leven is, dan zult ook u met Hem geopenbaard worden in heerlijkheid’.

Gemeente, als Paulus deze brief aan Kolosse schrijft, dan zit hij zelf in de gevangenis. Welke gevangenis? Wel, de Statenvertalers denken aan Rome. Anderen aan Efeze. Het is niet zo van belang. Paulus moet inleven: ze hebben Mij vervolgd, ze zullen u vervolgen, Mij gehaat, ze zullen u haten. Voetstappen drukken van Christus. Ook in de vernedering.

Dan valt het op dat Paulus zo’n waardige dienstknecht van Christus mag zijn. En zo meeleeft met de gemeente van Kolosse. Zijn bezorgdheid uit. De Heere Jezus in de nacht dat Hij verraden werd, gemarteld, gehoond, toen zag Hij nog om naar Petrus. Toen Petrus Hem loochende, zelfs bezwoer ik ken Hem niet. In al Zijn lijden zag Hij Petrus nog aan. En Petrus naar buiten gaande weende bitterlijk.

Jongens en meisjes, als Jezus aan het kruis hangt, toen zag Hij om naar die moordenaar: heden zult u met Mij in het paradijs zijn. Zo moet lijden en dan toch nog bewogen zijn. Zo ook met Paulus. Hij was bewogen met de gemeente van Kolosse. Zag er naar om ook al was hij er nooit geweest. Had gehoord dat de Heere grote werken had gedaan door de dienst van Epafras.

Met name heidenen tot het geloof gebracht. Maar waar de Heere Zijn kerk bouwt, bouwt satan zijn kapel ernaast. Gaat rond als een briesende leeuw zoekende wie hij kan verslinden. Soms door geweld. Door dwalingen. Twee dwalingen. Evangelie werd krachteloos gemaakt. Mensen van dr zuiverheid van het Evangelie afgetrokken. En het andere wettisisme. Geloof alleen niet voldoende. Inzettingen van mensen, daaraan voldoen.

Nee gemeente, het gaat om de zuiverheid van het Woord, van het Evangelie. Door het geloof alleen. Dan kan er van de mens niets bij. Alleen door het geloof in de opgestane Levensvorst. Zeker dat geloof werd in Kolosse gevonden. Paulus vermaant hen dan. Dat geloof mag blijken in de werken. Goede geur te verspreiden en ook anderen te winnen voor het Evangelie.

Indien u met Christus opgewekt zijt. Niet stel. Hier zit geen twijfel. Aangezien dan u met Christus opgewekt bent. Er zijn dingen gebeurd, stukken beleeft. Paulus heeft ervan gehoord. God begint niet ergens middenin. God is een God van orde. Bij het begin. Naar het paradijs. Terug naar die breuk. Geschapen naar Zijn beeld, Zijn gelijkenis. Maar wat ze over zich hebben gehaald door het eten van die boze vrucht.

Dood in zonden en misdaden. Dat er buiten de duivel geen ellendiger schepsel is dan de mens. Hebben we het al erkend. De plaats komt te maken voor het Evangelie. Plaats te maken voor de Heere Jezus Christus. Dan wordt een mens aan het einde gebracht van zijn streven of pogen. Aan het einde van de wet gebracht. Om iets aan de zaligheid toe te doen. Het einde van de wet is Christus.

Vanuit het Woord door paring van de Geest Christus te verklaren. Werkelijk die ene naam onder de hemel gegeven tot zaligheid. Buiten Christus geen leven maar een eeuwig zielsverderf. Gemeente, Christus te leren kennen in Zijn Persoon, ambten, arbeid, gangen van Zijn vernedering maar ook in Zijn verhoging.

Wat ze door waarachtig geloof deelachtig geworden zijt. Aangezien u met Christus opgewekt bent. Eerst met Hem gestorven en begraven. Opgewekt in een nieuw leven. In hoofdstuk 2 hebben we gelezen over de onderdompeling. Die doop. Weer opgericht. Het sterven met Christus, in Zijn door begraven te worden. En dan op te staan. Niet dat oude leven weer op te pakken maar in dat leven der dankbaarheid. Voor de Heere te leven in verwondering en dankbaarheid.

Zo zoekt de dingen die boven is. Dat zoeken. Niet een twijfelachtig en wanhopig zoeken. Alle kastjes, alle laatjes. Nee, hier is zoeken echt een gericht zoeken. Een najagen. Zo zoekt in geloof, in verwachting. De dingen die boven zijn. Het gaat om de zaligheid. Om dat eeuwig heil. Dat Christus verworven heeft.

Straks het einde daar is. Ach hier uit het leven weggenomen om dan bij de Heere te zijn. Nooit meer te hoeven en te kunnen zondigen. Eeuwig de lof toe te zingen. Door U door U alleen om het eeuwig welbehagen. Dat eeuwige leven dat daar in de hemel bewaard wordt als een schat. Kanttekening: hoe men tot die zaligheid mocht komen, door de middelen. In de middellijke weg verkregen. Die gangen van de Heere. Wonderlijk hoe de Heere Zijn genade verheerlijkt. Een zondaar door Christus wordt opgericht. Soms ook wegen van tuchtiging.

Zo zoekt de dingen die boven zijn, waar Christus is. Die in deze wereld gekomen is. In die stal van Bethlehem. Van kribbe naar kruis. Zo vernederd. Al die smarten die Hem zijn aangedaan, de helse smarten doorlezen en doorstreden. Zo’n heerlijke Naam verhoogd. Dat alle tong moet belijden. Iemand schreef: hoger kon niet. Aan de rechterhand van de Vader. Die ereplaats.

Die Borg. Prijs van Zijn bloed betaald heeft. Volkomen genoeg gedaan aan die geschonden gerechtigheid. God uit God. Licht uit licht. Hij gelijk. Maar hier gaat het over Christus als Borg. Christus zittende aan de rechterhand Gods. Bedenkt de dingen die boven zijn, niet die op de aarde zijn. Voortdurend. Niet maar af en toe. Daar altijd mee bezig zijn, altijd in de gedachten, in gebed.

Dat is ook een verwijzing naar die dwalingen. Dwaze filosofie die alleen maar onzekerheid geeft. Ook in onze tijd. Luther zei al: Een mens is geneigd alles te geloven, als het maar niet het Evangelie. Allerlei theorieën, maar de waarheid, het Woord. Dan komt het openbaar. Hoe komt het? Omdat we van nature uit de vader der leugenen voortkomen. Achter al die onwaarheden aan. Daarom bedenk die dingen die boven zijn. Niet wat hier allemaal wordt bedacht en verspreid.

Daarom, jonge mensen, onderzoekt de Schriften. Geen bedenksel van mensen maar door God gegeven. Het Woord dat zo eerlijk is en aanwijst wat er moet gebeuren in je leven. Tenzij een mens wederom geboren wordt, hij kan het Koninkrijk niet zien. Maak in Uw Woord mijn gang en paden bekend.

Als de Heere er zo in mee mag komen dat het Woord gaat trekken. Dat je van het Woord niet meer los kunt komen. Want daar zaken in aangaande het eeuwige leven, het eeuwige behoud. Het welzijn voor tijd en eeuwigheid. Bedenkt de dingen die boven zijn en niet die op de aarde zijn. Want u bent gestorven, zegt Paulus.

Gestorven aan al uw pogingen en streven. De dood leren schrijven op alles wat Christus niet is. Dan kan er zoveel zijn waar een mens aan hangt. Kunt u ermee voor God verschijnen? Ja ik heb wel wonderlijke dingen meegemaakt. Ik heb er de Heere voor mogen danken. Is dat uw bekering? Denk aan de negen melaatsen. Wel ziek geweest. Genezen. Wat gebeurde er? Zijn ze ermee naar de Heere gekomen, in de Heere geëindigd hier in beginsel. Nee, waar zijn de negen. Alleen die ene Samaritaan kwam.

En denkt aan de schare die gegeten hebben van het brood. Zagen niet op de Weldoener maar op wonderen. Gingen met de wonderen aan de haal. Veel van Christus niet. En dan kan er veel zijn waar we van kunnen spreken. Maar als een mens er zijn bekering van gaat maken, dan bedriegt hij zichzelf op weg en reis naar de eeuwigheid.

Dat is een weg, die vrouwen naar het graf. Daar komen ze. Zoveel specerijen. Wat zoekt u de levenden bij de doden. Gemeente, met alles moet een mens aan het einde komen. Om zich over te geven aan die Borg en Middelaar. Uw leven is met Christus verborgen. Ja, voor het oog van de wereld. De wereld verstaat het niet, weet niet wat ze ermee aan moet vangen.

En de godsdienst. Altijd dat treurende. Het is zo’n verborgen leven. Die verborgen omgang met de Heere. Waar de wereld niet van weet en ook geen lust in heeft. In tegendeel, de wereld wil zich uitleven. Genietingen van het tegenwoordige leven. Maar de wereld gaat voorbij. Met de wereld kunnen we niet sterven en God niet ontmoeten. Als je op je sterfbed mag komen, kan zo anders gaan.

Ach de wereld gaat voorbij. Het gaat om Gods genade in Christus om die deelachtig te worden. Zelfs Gods volk. Er ligt nog zoveel verborgen. Paulus zegt we kennen ten dele, we profeteren ten dele. Hoe het eenmaal zal zijn. Dat geluk van Gods volk. Die eeuwigheid zaligheid. Paulus is opgetrokken geweest in de derde hemel. Het is een mens niet geoorloofd daarover te spreken. Al onze woorden schieten tekort.

Christus in Zijn heerlijkheid. Johannes heeft er iets op gezien op Patmos. De Heere in Zijn heiligheid. Jesaja: wee mij want ik verga. De serafs roepen uit: heilig, heilig, heilig. Voorsmaak. Dan wordt weleens gezegd, als dit de voorportalen zijn, wat moet dan de hemelse heerlijkheid zijn? Dit maar een voorsmaak.

Altijd met God in Zijn liefde en gemeenschap. In verwondering en aanbidding. Aan de andere kant hoe verschrikkelijk om eeuwig verloren te gaan, buiten die gemeenschap waar wening is en knersing der tanden. En dan te weten om eigen schuld. Kostbare genadetijd veracht. Om eigen schuld voor eeuwig verloren. Daarom moeten wij gebracht worden tot die keus: uw volk mijn volk, uw God mijn God. En Mozes. Verkiezende liever met het volk van God kwalijk behandeld te worden dan voor een tijd de genieting der zonden.

Ja, ik wil genieten. Ja wat genieten? Ja iets aan mijn leven hebben. Wat is dat dan? Wat heeft die wereld dan wat de Heere niet heeft. Mocht die keuze met Ruth zijn door genade, uw volk mijn volk en uw God mijn God. Zend Heere Uw licht en waarheid neder.

Psalm 43 vers 3

Want u bent gestorven en uw leven is met Christus geborgen in God. Voor Gods volk ligt zoveel verborgen. Misschien wel indrukken van hebt. Dan straks eeuwig zich verwonderen. Zoals met de koningin van Scheba: de helft was mij nog niet aangezegd. Met indrukken kan er weleens een heimwee zijn. Paulus zegt te verlangen ontbonden te zijn met Christus.

Een verlangen, een trekking. Maar als het Uw wil is te blijven, ik zeg het met eigen worden, dan mocht hij instemmen met Gods wil. Kanttekening: met de wederkomst op de wolken van de hemel. Hij komt. Om de wereld te richten in rechtmatigheid. Ik zeg niet dat we onze verantwoordelijkheid hebben. Maar dit gaat er bovenuit. Eenmaal zal Christus komen. Zwavel en vuur. Door al die gerichten zal een nieuwe hemel en een nieuwe aarde komen.

Christus komt. Dan zal alle oog Hem zien. Dan zal openbaar komen die scheiding schapen en bokken. Kaf en koren. Tot de ene komt in u gezegende Mijns Vaders. En een ander gaat weg van mij. Wat een verschrikkelijke ure zal dat zijn. We zullen het allemaal meemaken, gemeente. Alle doden zullen opstaan. Alle boeken zullen geopend worden.

Straks zal het oordeel publiekelijk bevestigd worden. Dan zal die grote scheiding zichtbaar worden die trekt door gezinnen, families. Twee op het dak, een aangenomen, ander verworpen. Twee op een bed. Wat zal het voor ons zijn? Komt? Of werpt uit? Daarom mocht het de Heere leren opbinden. De tijd uit te kopen. De Heere mochten leren zoeken en mochten leren aanlopen. In een weg van waarachtig geloof en bekering. Wanneer Christus geopenbaard zal zijn Die ons leven is.

Ik leef zo zegt hij elders. Ik leef maar niet meer ik maar Christus. Van Hem te mogen spreken. Hem aanprijzen. De begeerte om ook nog een middel te zijn voor anderen. Gemeente, Christus Die ons leven is. Hij is de Bron, de Oorzaak. Het is in en door Hem, die grote Levensvorst is.

Groot als we dit de apostel na mogen zeggen. Amen te zeggen. Dan komt het er altijd op aan: komt de Heere erin mee. Kan niet met een ander doen. Komt er zelf op aan. Hij is uw heil alleen. Het is altijd door Christus, in Hem. U bent de Christus, zegt Petrus. Op deze Petra, deze belijdenis zal Ik mijn gemeente bouwen.

Daar is geen duivel, geen oude mens, geen wereld. Om daar eeuwig te mogen zingen. Mijn God mijn God u zal ik eeuwig loven omdat U het hebt gedaan. Hier reeds in beginsel maar dan volkomen volmaakt met al de heiligen. Elk verwonderd, waarom was het op mij gemund daar zovelen gaan verloren. Ik heb het verbeurd, bij de aanvang en voortgang. Onwaardig. Maar Ik doe het niet om uwentwil. Maar enkel uit genade. Gode zij dank ligt het zo eenzijdig, zo soeverein. Daarom kan het, is er doen aan.

Het welbehagen gaat ook nog in deze donkere tijden gelukkiglijk voort. Straks zullen ze allen staan. Ze zijn in Zijn handpalmen gegraveerd. Straks zal Hij ze teruggeven aan de Vader. Opdat het zal zijn God alles en in alles.

Straks ten volle mogen genieten. Dat het niet tegen ons zal getuigen de weg te hebben geweten maar niet te hebben bewandeld. 

Amen.

 

Zondag 8 mei 2022 – Triumfatorkerk Herstelde Hervormde Gemeente Katwijk-upon-Sea – ds. A.C. Rijken – Schriftlezing Kolossenzen 2 vers 6-23