De zekerheid van het geloof ligt niet in ons gevoel of verstand, maar in Gods oneindige zondaarsliefde. Hij heeft Zijn eniggeboren Zoon overgegeven in het lijden en de dood. Hij deed dat uit liefde voor zondaars. De relatie ging door de zonde finaal stuk. We werden vijanden van God. God maakt ons van vijand zelfs niet tot vriend, maar teerder: kind en erfgenaam. 

Zeker weten!

Het gaat over het loflied van Paulus. In de Statenvertaling, u weet dat, staat ‘ik ben ervan verzekerd’. Er staat een passieve werkwoordsvorm: ik ben ervan overtuigd geworden. Langzaam maar zeker naar die overtuiging toegegroeid! Die zekerheid moet je gevoeld krijgen, keer op keer. Niet dat je het op zak hebt. Niet eventjes tevoorschijn toveren. Het is voortdurend afhankelijk zijn van God en de Heilige Geest. Als je die zekerheid mag ervaren.

Apostel Paulus laat dit duidelijk merken in het slot. Een slotlied. Juist in Romeinen 8. Dat begint bij vers 31. Wat zullen wij over deze dingen zeggen? Vanaf het eerste hoofdstuk tot het achtste, is een geheel. Paulus heeft het gezegd: ik schaam mij niet voor het evangelie. Het kruis evangelie. Eigenlijk is het heel aanstotelijk. Iemand die aan het kruis genageld, Hij de oorzaak van je verlossing. Een van de geleerden heeft in mijn jeugd gezegd: als ik zo zalig moet worden, geef mijn portie dan maar aan Fikkie.

Als je gaat geloven in het kruis evangelie van Christus, hoe kom je tot dat geloof? Voor mij is het ook openbaring geworden. Romeinen 5 vers 5. Daar wordt het uit de doeken gedaan. Het is het werk van de Geest. Die stort de liefde van God uit in je hart. De Geest gaat je ogen en oren openen. Wat er gebeurt als Jezus Christus de oorzaak van je zaligheid is… Van nature merken wij dat niet op. Achter het kruis, heb je dat ontdekt, dat daar de liefde van God brandt?! Dat zijn de belangrijke dingen!

Wat zullen we tot deze dingen zeggen? Dat is zo machtig wat Paulus dan doet. Hij vat het evangelie samen. Dominees kunnen wel eens lang van stof zijn. Paulus weet het heel kort samen te vatten. Weet je wat de kortste samenvatting is? God voor ons. 3 woorden. God voor ons. Hebt u dat in de leerschool van het geloof en van de Geest mogen ontdekken? Dankzij kruis en opstanding hebben we geen God die tegen ons is, maar voor ons.

De apostel Paulus maakt het even heel duidelijk. Kijk maar eens. Die liefde van God, waarmee Hij voor ons (voor mij!) is, heeft Zijn eigen Zoon niet gespaard. Voor de joden was dit direct duidelijk wat hiermee bedoeld wordt. Paulus gebruikt een werkwoord wat bij joden en islam bekend is. Offerfeest. De islamiet zegt dat Abraham niet Izak maar Ismael geofferd heeft.

Abraham de vader van alle gelovigen. Paulus heeft hem in het voorgaande naar voren geschoven als voorbeeld van geloof. Wat was de ultieme test? Geloof en hoop en liefde van Abraham. Abraham! Zie hier ben ik, Heere. Neem je zoon, die je liefhebt. De unieke. De eniggeborene. Offer hem op de berg Moria. En Abraham, tekende hij protest aan? Hij ging hè. Hij ging. Met twee knechten. Ze kwamen bij de berg. Beneden zei Abraham: blijven jullie hier achter. Tot wij hier samen terug komen? Samen! En die vraag, pap, u hebt het mes en het vuur, ik heb het hout, waar is het lam voor het brandoffer? De Heere zal er zelf in voorzien, mijn zoon. Wat moet dat geweest zijn voor Abraham. Hij hief zijn mes. Om hem te slachten. De Heere zei toen: nu weet Ik dat je volmaakt bent in de liefde voor mij. Abraham hoefde zijn zoon niet over te geven. God de Vader heeft dat wel gedaan. Zijn eigen Kind. En waarom hè! Die liefde van God moet toch volkomen en volmaakt zijn! Wie heeft Hij zo liefgehad? Dat kerstlied horen we: dat welbehagen van God in mensen. God heeft hierin Zijn liefde betoond dat Hij zijn eigen Zoon gegeven heeft tot een losprijs. Hij heeft vijanden liefgehad. Door die liefde overwint onze God nu onze vijandschap.

Kunt u begrijpen dat de Geest die liefde van God in onze harten gaat uitstorten? Dat je ontdekt dat er een God is die je zo liefheeft. Het geheim van de lijdensgeschiedenis: overgegeven. In het lijden en de dood.

En gemeente, als de liefde van God ten opzichte van u, jou en mij, zo groot is dat Hij zijn eigen Kind niet gespaard heeft, we mogen het zo zeggen (Paulus had het erover): we worden door de dood van Christus niet alleen bevrijd van de zonden, maar de gebroken verhouding wordt geheeld. De relatie ging door de zonde finaal stuk. We werden vijanden van God. God maakt ons van vijand zelfs niet tot vriend, maar teerder: kind en erfgenaam. Dat zijn eigenlijk diepe dingen, vindt u niet. Geadopteerd door God, tot Zijn kind en erfgenaam.

God geeft ons met Hem, zijn Zoon, alle dingen. Wij worden dus niet alleen geadopteerd tot kind. Dat is geweldig rijk. God betuigt je Zijn liefde. Milde handen, vriendelijke ogen. Van eeuwigheid! Wanneer is het goed tussen ouders en kind? Alleen maar als je zegt, nou kom maar weer van je kamer is? Is je hart dan gerust? Nee hè. Je moet omarmt worden. En die kus moet er zijn hè. Die boze ogen moeten liefdevolle ogen worden. In het Duits is het treffend: niet omarmen, maar ‘sich Herzen’. Aan het hart gedrukt worden. Dat doet God in en door Christus.

Maar als je Christus als oudste broeder mag ontvangen, dan blijkt het dat Jezus Christus zeg maar een erfenis nalaat in Zijn sterven. Wat laat Hij na aan de andere kinderen? Mij is gegeven alle macht. En daarom kan Paulus zeggen: met Christus zal God ons alle dingen schenken. In en door Hem. Merk je het door de Heilige geest, als je gaat geloven. Dan ben je de koning te rijk. Realiseert u zich dat wel eens? Dat we alle dingen mogen ontvangen!

Waar loopt dat op uit? Op die heerlijkheid van Jezus Christus. Een nieuwe hemel en een nieuwe aarde. Daar behoort de gerechtigheid en het eeuwige leven bij. Dat het weer goed is tussen de Vader en mij. En het eeuwige leven: aan Gods bedoeling beantwoorden. Door de zonde is er niet alleen een breuk maar ook afgesloten van de bron van leven. De zonde, dood en ellende is gekomen. Dat verdwijnt omdat Jezus Christus een volkomen Zaligmaker is.

Jezus Christus, gestorven voor onze zonden. Hij het slachtoffer. Als dat zo is, wie zal er dan beschuldigingen in kunnen brengen tegen God? Paulus laat ervaren hoe het eraan toe kan gaan. De vorst der duisternis is de aanklager. Hij kan het je zuur maken he. Hij kan onrust stoken. Vooral als je door zwakheid in zonde valt. God weet wat van Zijn maaksel zij te wachten. In het gezin, je belooft beterschap, maar het gaat snel weer verkeerd. Dat kan je in de crisis brengen. Die relatie met God moet kapot, daar is de duivel op uit. Maar dankzij Jezus Christus kan hij er niet meer tussen komen. Heerlijk hè.

U hebt in Jezus Christus mijn zonden op Hem gelegd. Ik mag leven van Zijn gerechtigheid. We hoeven onszelf niet te rechtvaardigen. Je wilt het goed maken. Maar je kunt het niet. Soms is het dat ik het zelfs niet meer wil. Omdat je zo vaak met jezelf ondersteboven valt. Dan neemt de duivel je te grazen. Laat hem niet het laatste woord hebben. Zeg dan: ik heb een Voorspraak in de hemel.

Paulus wijst op die vaste grond van de zaligheid. Die ligt onwankelbaar vast. Het is Calvijn (en de reformatoren) die die zekerheid heeft mogen ontdekken. Ze zien een gevaar in ons menselijk geloven. Wij willen het zoeken in ons gevoel en verstand. Kunt u erbij dat er een God is? Dat Hij de zonden op Zijn eigen kind legt ? Dat Hij Jezus Christus om iemand die alles verdorven heeft, de zonden toerekent. Toch is het waar. Laten we daarom het fundament van geloof, hoop en liefde niet zoeken in ons gevoel of verstand. Calvijn heeft er zelfs de banvloek over uitgesproken. Ik wist niet dat hij kon vloeken. Maar het meest fundamentele is dan in het geding. Ik mag het zeker weten niet omdat ik het voel, maar omdat God in Zijn Zoon dat duidelijke bewijs heeft gegeven.

Paulus gaat nog verder in die liefdesband. Die is onverbrekelijk. Die kan niet kapot gemaakt worden door allerlei (wat Paulus schrijft, ook in vers 38). Niets en niemand kan er dus tussen komen hè. Dan mag je er van overtuigd zijn. Dat kan je in een heel goed huwelijk zeggen: er kan niets tussen komen hoor. Wat is het als je dan ouder wordt, als er dan staat: dood noch leven kan mij scheiden. De dood brengt scheiding voor een tijd. Niet dood is dood. Nee. Het is een overwonnen vijand.

Ik eindig met een getuigenis van Kohlbrügge. Ik weet dat er liefhebbers van hem zijn hier. Als ik sterf, zegt hij in een paaspreek, sterf ik niet. Niet sterven als je sterft! Ds. Van den Berg uit Ouddorp, hij stierf, maar zijn vrouw mag er van getuigen: is bij de Heere. Zijn lichaam hebben we begraven. Kohlbrügge zegt:

Wanneer ik eens gestorven ben,
– maar ik zal nimmer sterven –
en iemand vindt mijn schedel dan,
die alle licht moet derven;

dan predike die schedel nog:
ik zie Hem zonder ogen,
ik mis verstand, toch grijp ik Hem,
zal eeuwig Hem verhogen.

Ik heb geen lippen en geen tong,
maar kus Hem, mag Hem loven
met de belijders van Zijn Naam
op aarde en hierboven.

Ik, hard en dood, ben wonderbaar
versmolten in Zijn liefde,
want Hij ging uit naar Golgotha,
waar ’t zwaarste leed Hem griefde.

Alles is dan vergeten en verzoend. Dat heeft Zijn grote liefde gedaan toen Hij voor ons Zijn kruis droeg. Wat mag uw lofzang zijn?

Wat de toekomst brengen moge,
Mij geleidt des Heeren hand;
moedig sla ik dus de oogen
naar het onbekende land.
Leer mij volgen zonder vragen;
Vader, wat Gij doet is goed!
Leer mij slechts het heden dragen
met een rustig kalmen moed!

Heer, ik wil Uw liefde loven,
al begrijpt mijn ziel U niet.
Zalig hij, die durft gelooven,
ook wanneer het oog niet ziet.
Schijnen mij Uw wegen duister,
zie, ik vraag U niet: waarom?
Eenmaal zie ik al Uw luister,
als ik in Uw hemel kom!

Waar de weg mij brengen moge,
aan des Vaders trouwe hand
loop ik met gesloten oogen
naar het onbekende land.

- Weerklank 471: 1, 2 en 4

Hervormde Gemeente Reeuwijk, Ichthuskerk, zondag 16 augustus 2020, 18:30 uur. Schriftlezing Romeinen 8: 31 – 39 ​ ​en Hebreeën 7: 20 – 28. Geloofsbelijdenis met artikel 20 NGB.