Na Hemelvaart breekt er een nieuw tijdperk aan: een tijd van verwachten. De discipelen gaan niet gelijk aan de slag, maar zijn eensgezind in bidden en smeken met elkaar verbonden. Dat is ook wat wij in dit nieuwe coronatijdperk moeten doen: ons niet focussen op plannen, protocollen en cijfers, maar in gebed gaan en pleiten op de beloften van God. We leven in een tijdperk van gebed. Terwijl Jezus afstand heeft ingebouwd met de Hemelvaart, mag die afstand overbrugd worden door gebed. Hemelvaart geeft ruimte om te bidden. Die afstand is geen verlies, maar winst. Ruimte om te bidden, hunkeren, verwachten, uit te zien naar Zijn wederkomst.

En toen zij in Jeruzalem gekomen waren, gingen zij naar de bovenzaal en bleven daar, namelijk Petrus en Jakobus en Johannes en Andreas, Filippus en Thomas, Bartholomeüs en Mattheüs, Jakobus, de zoon van Alfeüs, en Simon Zelotes, en Judas, de broer van Jakobus. Dezen bleven allen eensgezind volharden in het bidden en smeken, met de vrouwen en Maria, de moeder van Jezus, en met Zijn broers.

– Handelingen 1:13-14 (HSV)

Een nieuw tijdperk is aangebroken

  1. In gebed verbonden (vers 13)
  2. Met volharding bidden (vers 14)

Ik kan me voorstellen, gemeente, dat u wat zoekt, waar is hij op uit met dit thema? Wat bedoelt hij precies? Het coronatijdperk? Een nieuw tijdperk. De anderhalvemetersamenleving en straks de anderhalvemeterkerkdienst. Wie had dat ooit kunnen bedenken? Een nieuw tijdperk is aangebroken. Hoe lang kan het duren? Misschien langer dan we denken en niet durven hopen. Nou ja, in zekere zin een nieuw tijdperk. Nu al wordt gesproken over voor en na corona. Als we het beleven mogen en we zijn 20 jaar verder, dan zal er net zo gesproken worden als in de tijd van de watersnoodramp. Ook voor en na. Een nieuw tijdperk. Ik bedoel dat niet allereerst met het thema.

Handelingen 1 leidt een nieuw tijdperk in. Ook zo’n knik, zo’n knikervaring. Dat hebben de discipelen meegemaakt. Een knikervaring. Weet je wat dat is? Dat is als je iets meemaakt wat je leven op z’n kop zet; dat het niet meer wordt zoals het was. Iets pijnlijks of verdrietigs. Het wordt niet meer zoals het was. Bijvoorbeeld bij een afscheid van iemand. Bij het overlijden van iemand. Een opa, oma, vader, moeder, kind, broertje, zusje.

Eigenlijk merken we dat al in het kleine, want stel dat je moeder zegt: ik ga vanmiddag weg. En je bent 4 jaar. Dat vind je niet leuk. En als je je moeder ziet wegrijden, dat voelt heel naar van binnen. Maar je moeder heeft gezegd, ik kom terug. Maar je ziet haar nu niet meer. Dat is zo’n knikervaring. Heel klein. Een paar uurtjes. En ja, ze komt terug.

Iets soortgelijks, maar veel heftiger, hebben de discipelen meegemaakt. De Man met wie ze aten en dronken, met wie ze uiterst vertrouwelijke gesprekken voerden; Hij gaat weg. Daar legt Handelingen 1 de vinger bij. Een nieuw tijdperk is aangebroken.

Vers 9-10 vertellen het feitelijk. Hij werd opgenomen. Terwijl zij het zagen. Dat is nog pijnlijker. Als je moeder ineens weg is, is het pijnlijk. Maar nog pijnlijker als je je moeder ziet wegrijden. De auto kijk je na. De pijn, het nare gevoel neemt toe. De discipelen hebben Jezus zien wegvaren.

Tot een wolk er voordrijft en ze Jezus niet meer zien. Ik hoop dat er iemand is, die zegt: Jezus komt toch terug? Dat is ook zo! Misschien word je daar wel heel blij van als je daaraan denkt. Zoals een kind zei: ik zie er naar uit, want dan doe ik geen zonden meer. Ik kijk naar de grote mensen in de camera: hoe staat dat ermee bij ons. Hij komt toch terug? We hebben het er gedurig over gehad; dat dat een aanhangseltje over gehad. Hij komt terug. Maar de Bijbel is één proclamatie van Hem die terug komt!

Het leven gaat door. Ook in het coronatijdperk. We hopen dat het snel voorbij is. We hopen dat we op vakantie kunnen. Het hoort erbij en het mag ook. Maar met dat het gebeurt, maar raken we het zicht op degene die terugkomt, kwijt. Zo werkt het toch! Daarom staat dit eerste hoofdstuk in de bijbel.

Het begint hier met het afscheid, de Hemelvaart. Dat is de inleiding. Na het eerste boek van Lukas, het evangelie over Jezus. Wat Hij gedaan en gezegd had (vers 1). Hij schrijft een tweede boek. Waar gaat dat boek over? Ja, dominee, dat staat erbij: de handelingen van de heilige apostelen. Ik heb daar eigenlijk moeilijk mee. Dat opschrift is niet geïnspireerd. Het zijn de handelingen van de Heilige Geest! Hij schakelt de apsotelen in, jawel, zeker. Het eerste boek gaat over wat Jezus doet en onderwijst. Het tweede boek over wat de Geest doet. Door mensen heen.

Het is te danken aan de belofte van de Vader, vers 4. Lees het maar. Als Jezus weggaat, afscheid neemt, ten hemel vaart, is de belofte van Vader datgene waar de discipelen zich aan mogen vastklampen. Zonder zichtbare Jezus, waar je aan kunt vasthouden. Tijdperk van afstand nu. Je mag mensen niet zomaar een hand geven. De discipelen hadden geen anderhalvemeter; maar veel verder, niet binnen handbereik.

Daar staan ze. Als we met hen meekijken, zouden we dezelfde verweesdheid ervaren als zij. Want dat is het he: ze voelen zich verweesd, bedremmeld. Ze staren Hem na. Ze blijven maar kijken. Ze krijgen het niet op een rij. Een nieuw tijdperk, zonder Jezus?! Maar wat was het laatste wat ze zagen, dat staat in Lukas 24: de zegenende handen, met de littekens. Dat zagen ze. Geen gebalde vuist. Jullie hebben Mij verlaten?! Maar: zegenende handen! Onder de zegenende handen mogen ze leven en het evangelie gaan verkondigen. Is dat genoeg?

Op dat moment, gemeente, komen er twee mannen in witte kleding. En die zeggen tegen hen: wat staan jullie te staren? Deze Jezus komt terug. Wat doen die engelen? Niet naar boven kijken, maar vooruit kijken! Vooruitzien. Hij komt terug! Denk aan de belofte van de Vader. Op dezelfde wijze komt Hij terug als u Hem naar de hemel hebt zien gaan. Dat is wat de discipelen mogen oefenen: uitzien. In een tijdperk van afzien. Uitzien. Verwachten. Want ze zijn er nog niet. Nee.

Het boek Handelingen telt 28 hoofdstukken: strijd, bloed, zweet, tranen, ook groei van het Woord, maar ook van veel verdrukking. Dit nieuwe tijdperk is een tijdperk van verkondiging, uitbreiding van het evangelie. Het begint in Jeruzalem. Wat een moeite en strijd. Uitputtend, dit tijdperk, vindt u ook niet? Afmattend. De tijd tot Jezus terugkomt is een vermoeiende tijd. Die wordt er niet minder vermoeiend op. Lees de Bijbel maar. De tegendruk neemt toe. De Satan weet dat hij een kleine tijd heeft.

Wat staat ons te doen? Wat staat de discipelen te doen? Weet je wat ik verwacht had, nadat de engelen dat gezegd hebben, dat ze hadden gezegd: laten we de handen in elkaar slaan, laten we nú het evangelie gaan verkondigen. Want (vers 8): u zult mijn getuigen zijn. Dat hoor je nu ook: de kerk moet nu getuigen, de samenleving in, de wereld moet het weten. Maar dan sla je een belangrijk element over. Zonder dat is het ijdel. Vers 8: u zult Mijn getuigen zijn. Maar wat staat er voor? U zult de kracht van de Geest ontvangen. Hoe? Op Pinksteren! Deze tijd is wachtenstijd. Daarom niet, in vers 12: ze gingen naar Jeruzalem om te verkondigen. Nee. Naar de bovenzaal. Misschien wel die zaal waar ze gegeten hebben met Jezus. Wat moeten ze daar?! Geen tijd te verliezen? Nee, toch niet. Voordat ze de handen uit de mouwen gaan slaan, gaan ze de handen vouwen. De binnenkamer, gemeente. Dit nieuwe tijdperk wordt ingeluid met gevouwen handen. Ik vind dat spiegelend.

Coronatijdperk: tijd van protocollen en beleidsplannen. De kerkvoogdij is er druk mee. Het is nodig. Tijd om plannen te maken. Plannen veranderen. Tijdperk van cijfers, statistieken, verwachtingen. Gemeente, wat een spiegel houdt de Heere ons voor, u en mij, vanuit dit Woord. Waar ligt de prioriteit? Waar ligt de nadruk? Gemeente, ook als kerk kunnen we er zo in misgrijpen. Dat we de coronatijd, die nu wat versoepeling ontvangt, weer gaan gebruiken om zo snel mogelijk alles weer op de rit te krijgen, alles weer draaiende te krijgen. Dan is corona zand in de machine geweest; zand gaat weg, we doen er olie bij, de preken gaan door, de huisbezoeken gaan weer fysiek door, de kringen niet meer online maar fysiek, dan zijn we er weer?! Dan hebben we de boel weer onder controle. Dan is het voor het oog weer goed.

En toen zij in Jeruzalem gekomen waren, gingen zij naar de bovenzaal. Niet om plannen te smeden. Niet om te mijmeren hoe het was vóór het tijdperk. Maar om te bidden. Mag ik nou vanmorgen aan de andere kant van het bootje gaan hangen? Ik kan zeggen: het is nodig dat er plannen zijn, dat er preken zijn. Mag ik nou eens aan de andere kant van de boot gaan hangen? Heel bewust, voor mezelf en voor u. Hoe staat het met mijn gebed? De inkeer naar binnen? Hoe vaak is de stilte van het hart niet gevuld in plaats van leeg voor God? Hoe vaak heb ik gebeden, deze week, achterliggende weken. Och, dat U de hemelen zou scheuren en dat U zou neerkijken. Ik heb wel gebeden dat deze tijd snel voorbij zou zijn. En natuurlijk dat ik er lessen uit zou trekken. Maar wat als dit voortduurt? En wat als het nooit meer wordt zoals het was? Als we altijd moeten rekenen met afstand en protocollen? Dan gaan we ons daar toch op instellen, zegt iemand. Met elkaar komen we er wel?!

Gemeente, die mensen die in die opperzaal komen, terwijl ze Jezus naar de hemel hebben zien gaan, komen niet met plannen, protocollen en idealen. Wel met verwachting. En ze zijn samen geconcentreerd op een ding: de belofte van de Vader. Ze missen de Heere Jezus. In het gemis vinden ze elkaar. De belofte van de Geest staat nog uit. Het is het startsein om te hopen, hunkeren en verwachten. Al die mannen (en vrouwen trouwens!), ze bidden.

Al die namen worden genoemd. Dat is niet even feitelijke informatie. Lukas had ook kunnen zeggen: de elven. Petrus en Jakobus en Johannes en Andreas, Filippus en Thomas, Bartholomeüs en Mattheüs, Jakobus, de zoon van Alfeüs, en Simon Zelotes, en Judas, de broer van Jakobus. Die verbindingen met elkaar, dat dat in het evangelie heel anders was. Daar lees je over Simon en Andreas, Jacobus en Johannes. Die orde wordt omgegooid, vrij willekeurig worden de namen genoemd. Simon Zelotes. Dat was die man met dat mes, de man van de actie, van programma’s en idealen. Hij zit er ook tussen! En de vrouwen. Allemaal bij elkaar in een ruimte. Maria, de moeder van Jezus. En zelfs de broers van Jezus. Een groep, een nood. Aus tiefer Not schrei ich zu Dir. Dit verbindt: de nood en behoefte aan doorwerking van de Geest.

Een voetbalclub, jonge mensen, een elftal bestaat uit verschillende spelers. Wat hebben ze met elkaar? Nou, in het dagelijks leven misschien niets. Maar op het veld wel. Dan alles met elkaar. Een bovenpersoonlijk belang: wij gaan de wedstrijd winnen. Daar gaan ze voor. Zo rolt de bal over het veld en werken ze samen. Terwijl ze in het dagelijks leven, als ze niet op voetbal zaten, elkaar niet zouden groeten? Op het veld totaal anders.

Het gaat mij om het bovenpersoonlijk belang. We hebben allemaal plannen, belangen, gedachten. Maar is er iets wat daar boven uitstijgt? Voor deze mensen wel. Ze zijn ook verschillend hoor. Petrus de man van de vurige actie. Johannes meer de bezonkene. Dat levert zomaar botsingen op. We weten uit Handelingen dat er botsingen zijn geweest. Maar ze vinden elkaar daar: op de knieën, voor Gods aangezicht. Een nieuw tijdperk. Jezus is ten hemel gevaren. De Geest wordt uitgestort. Er is nood, gemeente. Je moet niet zeggen: het moet eerst nood worden in mijn leven. Nee: het is nood. Maar misschien zie je het niet. De Geest is erop uit om het te laten zien: nood, verlegenheid. Het moet geen nood worden, het is het al. Dat die nood je verbindt aan God! Bid daarom. Dat U de hemelen zou scheuren. Dit vers, koester het, als je als lid van de gemeente luistert. Zet je naam er maar tussen. En die naam uit de gemeentegids; zo verschillend in het dagelijks leven. In de gemeente zijn we aan elkaar gegeven. Wat verbindt? We zijn zo’n diverse gemeente, ja. Wat verbindt? Ze gingen naar de bovenzaal. En bleven daar. Bidden.

2. Met volharding bidden

Iets beginnen, gemeente, is mooi. Maar iets volhouden, is moeilijk. Ik maak thuis mee dat kinderen iets van Lego maken, ze beginnen. Maar om dat vol te houden… Als een steentje kwijt is geraakt. Moeilijk he, volharden.

We lezen: ze bleven eensgezind volharden. Met één nood, verlegenheid, verlangen. Ze zijn ermee doorgegaan. Tien dagen lang. Totdat de Geest werd uitgestort? En ja, ook daarna: Handelingen 2:42. Ze volharden in de gebeden. Ze volharden in de gebeden. Doorgaan. Dat is wat dit nieuwe tijdperk uiteindelijk bedoeld te zijn: een tijdperk van gebed. Terwijl Jezus afstand heeft ingebouwd, mag die afstand overbrugt worden door gebed. Hemelvaart geeft ruimte om te bidden. Die afstand is geen verlies, maar winst. Ruimte om te bidden, hunkeren, verwachten, uit te zien. Als iemand bij je is, hoef je niet uit te zien. Maar als iemand er nóg niet is: uitzien.

Bidden en smeken lezen we. Een intens bidden. Daarom las ik Jesaja 63 ook. Dat is een smeekgebed in de tijd van het oude Israël. Dat U de hemelen scheurde. Dat is geen beleefd verzoek. Nee. O Heere, kom! Wanneer smeek je? Misschien vraag je wel eens wat aan je vader, dat kan je op een beleefde manier doen. Maar smeken is iets heel anders. Bidden en smeken betekent dat je in nood zit. Dat je het niet meer ziet zitten. Ik zit ergens mee. Ik ben bang. Ik zie ergens tegenop. Dan smeek je eigenlijk: papa, mama, help, wat moet ik doen, stel mij gerust. Smeken veronderstelt nood. Ik heb al gezegd, die nood is er. Ook vandaag. Wij hebben nood aan God. Nood aan God. U ook? Aan de doorwerking van Gods Geest in ons leven en in de gemeente. Dat hoort bij dit tijdperk, bij deze eeuw, bij het leven tussen Hemelvaart en wederkomst. Bidden, volhardend bidden. Niet in luchtledige wat roepen. Nee, de belofte lag er. Zovele beloften als er zijn, even zovele zijn het stapstenen om door het moeras van het leven heen te komen. Ik hoop dat je zegt: ja, dat heb ik ervaren. Dat de beloften je verkwikt hebben. Stapstenen in het moeras.

Dat bindt samen, ook vandaag. Ik weet niet hoe u luistert. Misschien machteloos, verbitterd, vermoeid, verward? Of welke emotie de boventoon ook voert. Of het ontbreken van emotie: dor, doods, droog? Handelingen 1:14 is een spiegel. O u zegt, je moet gaan bidden? Moet ik weer iets gaan doen? Wat is bidden anders dan de verlegenheid voor Gods aangezicht neerleggen? Als je het niet meer met elkaar kunt redden: Heer, waar dan heen? Als kinderen niet meer gaan in het spoor dat je wees. Een verlegenheidsoplossing? Alstublieft, gemeente, dat is dit niet! Waar moeten we anders heen? Nee! Volharden in bidden en smeken. Door de crisis heen. Ik geloof vast dat ze zich aan elkaar hebben opgetrokken. Vast en zeker. Samen hebben ze het gedaan: bidden. Niet 24 uur per dag. Ze hebben ook opgeroepen om door te gaan, bemoedigd wellicht. Daar zit ook een les in he, vandaag. Misschien is dat de reden dat Lukas het zo nadrukkelijk opschrijft: je hebt elkaar gekregen, zoek de ander maar op, blijf in verbinding. In je huwelijk. Gemeenteleden. Je hoeft het niet alleen te doen: je hebt die ander nodig. In ieder geval, ze hebben volhard.

Nu is het risico groot dat ik op de preekstoel en u thuis, daar een heilig plaatje van maakt. Een opperzaal met mensen op de knieën. Ernstige gezichten. Ja?! Voor je het weet is de afstand ingebouwd. Ik luister vanuit mijn huiskamer, dominee, vanuit de concreetheid van mijn bestaan. Vanuit mijn geleefde bestaan, het is soms zó verknipt. Wat let je vanmorgen? Om met dat verknipte bestaan, dat volle bestaan, met dat wat je niet meer in de hand hebt, tot Hem te gaan? Ik hoor een Psalmdichter zingen:

Al ’t geen Uw mond aan mij had toegezegd,
Gaf aan mijn hart vertroosting, geest en leven.

Gods toezeggingen kunnen je ziel verkwikken. Psalm 94 spreekt daar ook van. Terwijl voeten uitglijden, het bestaan heen en weer wordt geschud, hebben Uw gedachten mijn bestaan verkwikt. Wat zijn Gods vertroostingen? God nodigt je ertoe uit: Psalm 27, ik kom naar U toe. U zegt: zoek Mijn aangezicht. Neem mij aan in genade.

Deze bleven alleen eensgezind in bidden en smeken. Laten we niet vergeten, het plaatje wat ik oproep, dit te verbinden met de rest van Handelingen. Als Paulus straks bij de keizer is: het is hier begonnen. Handelingen 2, daar begint het? Nee: het begint met Handelingen 1. God regeert de wereldgeschiedenis door de gebeden van Zijn kinderen. Zijn stakkers en stumpers. Die weeft Hij op een goddelijke manier in, in Zijn plan. Daarom kan Paulus de gemeente van Rome oproepen: strijd in de gebeden met mij. Hij gaat Zijn eigen spoor? Zoals je een docent kunt hebben, wat je ook zegt tegen hem, het is tegen dovemansoren omdat hij zijn eigen gedachten en patronen heeft. Maar zo is God niet. God hoort! 150 psalmen zijn daar getuigen van. Van bidders. Die tot een God, met open oren, hebben gesproken. Het begint in Handelingen 1. De opperzaal, dat kleine opperzaaltje, dat is de wieg van de grootste kathedralen van de wereld, zegt iemand.

Dat deed me denken aan Spurgeon. Veel zegen op zijn bediening. Veel mensen kwamen tot geloof. Hebt u veel gaven, vroeg iemand. Hoe komt dat nou, dat veel mensen door uw bediening tot geloof komen? Hij zei, kom maar mee. Hij leidde ze via een trap naar de kelder in de kerk waar hij preekte. Daar was een enorme gebedsruimte. Tijdens iedere dienst waren daar mensen aan bidden. Dat is het geheim, zei Spurgeon. Dat is de motor. Hier zitten mensen te bidden.

Wat is het geheim van de gemeente? Getalsmatige groei? De gemeente wordt groter: mooi. De zegen ligt hier: waar u en ik in eenparige verbondenheid voor Gods aangezicht in dit nieuwe tijdperk eensgezind volharden in bidden en smeken. Waar moet ik dan om bidden? Daar is de Bijbel duidelijk in. De lievelingsgave die God wil geven is de Heilige Geest. Als u om Hem bidt, zal Hij u die geven. Dat is ruim. We hebben Hem nodig. In het gezin, huwelijk, gemeente-zijn, omgaan met elkaar. De Heilige Geest. Gemeente, bidt u mee dat dit tijdperk niet het tijdperk van beheersbaarheid zal zijn? Maar dat de kerk in het nieuwe coronatijdperk zal leren (en dat begint bij mij en u): alle goeds komt van boven. Ja, en dan zullen er ook vergaderingen gehouden moeten worden. Hoewel, die vergadercultuur misschien ook wel een beetje minder kan. Dat lezen we in Handelingen 1, vers 13-14. Een nieuw tijdperk. Door de knieën. Daar ben je het kleinst.

We gaan eindigen. Misschien heb je een klein broertje of zusjes. Kan nog niet lopen. Nog niets eens zitten. Maar je weet: als alles goed mag gaan, mag het gaan lopen en wandelen. Dat hoort bij de ontwikkeling van een gezond kindje. Terugschalen, terug naar knielen, is moeilijk. Niet het grote, beheersbare, ik die alles kan. Maar leren te verwachten. Zoals die dichter van Psalm 121. Ik hef mijn ogen op naar de bergen. Mijn hulp is van de Heere alleen. Gemeente, dan gaat het goed. Dan komt het goed – dwars door alles heen. Want Hij leeft. Amen.

‘k Sla d’ ogen naar ’t gebergte heen,
Vanwaar ik dag en nacht
Des Hoogsten bijstand wacht.
Mijn hulp is van den HEER alleen,
Die hemel, zee en aarde
Eerst schiep, en sinds bewaarde.

De HEER zal u steeds gadeslaan,
Opdat Hij in gevaar,
Uw ziel voor ramp bewaar’;
De HEER, ’t zij g’ in of uit moogt gaan,
En waar g’ u heen moogt spoeden,
Zal eeuwig u behoeden.

– Psalm 121:1 en 4 (berijming 1773)

Hersteld Hervormde Gemeente Apeldoorn, donderdag 21 mei 2020, Hemelvaartsdag, 9:30 uur. Online dienst i.v.m. maatregelen Coronacrisis. Schriftlezing Jesaja 63:17 – 64:4 en Handelingen 1:1-14.