Als Jaïrus, een overste van de synagoge tot de Heere Jezus Christus komt, dan erkent Hij Hem. Hij buigt op zijn knieën voor Hem neer. We zien waar geloof bij deze man waarvan zijn dochter van twaalf jaar op sterven laag. Er is nood. Het geloof is rusteloos en geeft niet op. Het geloof is ook werkeloos in zichzelf: het is niet onze inspanning of ons werk maar het is Christus’ werk en Zijn verdienste. Geloof is Hem erkennen, op Hem vertrouwen en ons vernederen voor Hem. Buig u voor Hem neer en smeek om vergeving van uw zonden. Hij wil u het leven geven en het burgerschap van de toekomende hemel.

Markus 5 vers 36: ‘En Jezus, terstond gehoord hebbende het woord, dat er gesproken werd, zeide tot den overste der synagoge: Vrees niet; geloof alleenlijk‘.

Waarom geloof?

We gaan beginnen naar het verhaal in vers 22. En ziet! Een overste kwam. Markus maakt duidelijk dat het heel bijzonder was. De Heere was het meer overgestoken naar Kapernaüm. Een klein plaatsje. Er was daar een synagoge. De Romeinse overste had het betaald. Jezus verbleef daar. Mattheüs de tollenaar kwam daar vandaan.

Het bijzondere is dat de overste van synagoge tot Hem kwam en voor Hem boog op de knieën. Zijn naam is genoemd: Jaïrus. Er waren meerdere oversten. Hij was een senior overste. Familie bezat ongetwijfeld grond. Hij was zeer waarschijnlijk een Farizeeër. Externe ceremoniën te volgen. Hij is reeds veranderd en komt tot Christus.

Heel nederig vernederd hij zich voor Hem. Dat zijn dochter behouden zou worden. En ze zal genezen worden. Jaïrus had waar geloof. Ik zei dat hij een farizeeër was. Die waren tegen Hem. Velen mensen volgden Hem en luisteren naar elk woord van Hem. Ze waren jaloers. Maar Jaïrus was anders. Hij was reeds veranderd.

Hij was waarschijnlijk een toeschouwer toen de man door het dak in het huis genezen was. Zoon uw zonden zijn vergeven. Ze waren ontzet. Wie kan vergeven dan God? Jezus zei wat is lichter om te zeggen de zonden zijn u vergeven of staat op en wandel. Opdat u zult zien dat Ik de zonden vergeef, zei tot de geraakte sta op en wandel. En hij stond op en ging heen.

Geloven is in de eerste plaats herkennen. Hij is de Man van liefde. Die mensen met God verzoend. Geloven is niet als een handeling of een werk. Zoals iemand zegt ik wil je dit of dat geven als je dat doet. Een huis bouwen. Het gras maaien. En dan geef ik je dit of dat. Beloning. Geloof is niet zoals dat. Herkennen: God kwam als mens, Gods incarnatie.

Jaïrus erkende dat. Hij viel op de grond voor Hem. Vernederde zich. Dat Christus is God. Niet maar een beetje maar overtuigend. De Heere is God, Christus is God. Het tweede wat je ziet hier is nodig hebben. Geloof wordt gedreven door wat nodig is. We zijn zo gevallen. In liefde met deze wereld en zonden. We willen vanuit onszelf niet tot God keren. Hetzelfde met Jaïrus. Was rijk, heeft niets nodig van een ander. Maar nu anders. Zieke dochter.

Niemand kan zijn dochter helpen. Ze was bijna gestorven. Nu heeft hij het echt nodig. Twee dingen komen samen. Christus is God erkennen. En zijn nood. Ongeacht wie hem ook zal zien. Hij is zeker dat Hij hem kan helpen. Zonder iets nodig te hebben zeggen we: ik heb God niet nodig. Ik zie mezelf dan niet als een incompleet persoon met een ziel die tot leven moet komen. Ik wil geen absolute morele standaarden. Ik heb die dingen niet nodig. Zo was het zeker met mij voorheen.

Maar er komt iets in je leven dat je hem werkelijk nodig krijgt. Een aanraking van God. Ik weet dat er mensen waren die iets zo beschamends deden en dat God erdoor werkte en Hem nodig hebben leerden inzien.

Deze nood is rusteloos. Het gaat niet voorbij. Er is hier een grote interruptie hier in vers 24. De bloedvloeiende vrouw kwam er tussendoor. Christus gaf haar aandacht. Jaïrus moet ongeduldig zijn geweest, voor een moment moet hij gedacht hebben dat Christus zijn interesse voor zijn dochter heeft verloren.

En dan komen de boodschappers. Uw dochter is gestorven. Ze zeggen doe de Meester geen moeite. Christus kan niet uit de doden opwekken, dat is buiten zijn macht. Maar Jaïrus neemt het niet over. Jezus zegt tot Hem: geloof alleen. Het geloof heeft iets rusteloos. Het gaat niet weg.

Geloof alleen. Het is cruciaal. Het is zo belangrijk. Het is werkeloos. Natuurlijk Christus wil in het huis gaan en Jaïrus was daar met zijn vrouw en een paar discipelen. Maar je ziet zijn naam. Hij is bijna alleen maar een toeschouwer. Het verhaal gaat verder en Christus pakt haar bij de hand en wekt haar op. Jaïrus kan niets doen.

Geloof is werkeloos. Om een christen te worden bied ik niet een ceremonie aan. Als je dit of dat doet, dan verdien je het. Ik bied je niet een werk om het te verdienen aan. Geloof is een handeling van genade. Christus moest Zijn gerechtigheid afleggen. Hij moet je leven en veranderen. En je geestelijk leven geven en burgerschap in hemel. Hij moet het alles doen en wat jij inbrengt is geloof. Hoe kom je een gebouw binnen? De deur gaat open en je komt binnen. Geloof is werkeloos.

Natuurlijk is er een begrijpen. Dat is alles wat nodig is. Dat maakt je christen. Jezus laat niemand anders in dan Petrus, Johannes en Jakobus. Jezus ziet het tumult. De mensen die hun geld verdienen met rouwklagen. Hun professionele taak. Waarom wenen jullie? De dochter is niet dood maar slaapt.

Ze was gestorven. Maar wat de Redder van het leven bedoelt is dat ze bijna alweer levend is. Hij is gearriveerd. Ze belachen Hem. Hij dreef hen allen uit. Mogelijk omdat ze niet waardig waren om getuigen te zijn. Een privé aangelegenheid. Geen spektakel. Dit is een illustratie van de zaligheid. Het is een persoonlijke zaligheid.

Je hebt Christus erkend als de Zoon van God. Je hebt een begrip van wat Hij gedaan heeft aan het kruis. Je belijdt je zonden. Aan Hem. Niet aan mij of iemand anders. Dat is zonder betekenis. Wat kan ik doen? Christus wast de zonden. Als je thuis komt, ga naar een stille kamer, tussen jou en de Heere, en stort je hart voor Hem uit. Als je dat in oprechtheid doet, zal Hij je horen.

Dochter, sta op. Dat zei hij. Hij raakte haar aan. De Rabi’s en Farizeeën zouden het niet gedaan hebben. Dat maakte ze onrein. Maar Christus is God. Dochter. Kind. Mijn kind. Heel liefdevolle uiting. Het is zoals zaligheid. Als we prediken gaan we niet schreeuwen. Alleen om een praktische reden met een grote menigte om verstaanbaar te zijn. Nee, we gaan niet schreeuwen.

We willen je laten weten dat Gods oordeel zonder vergeving op je rust maar we gaan je niet onder druk zetten. Het is niet goed als je alleen tot Christus komt uit angst voor straf. Maar we willen echte bekering. Iets van Zijn grote liefde gezien. Dat Hij kwam naar deze wereld en naar Golgotha’s kruis ging uit liefde. We zien het hier bij de opwekking van de twaalfjarige dochter.

Ik was trots als een van de vreselijke dingen van de mensheid. Hij is zo mild en vriendelijk. Het is zo prachtig uitgebeeld in de opwekking van de dochter van Jaïrus. Ze waren ontzet nadat Hij haar opgewekt had. Geloof is essentieel. Je moet Hem erkennen zoals Hij is. Zoals Jaïrus op je knieën vallen. Je moet de noodzaak voelen. Je moet zien dat je werkeloos bent. Dat je niets kunt aanbrengen. Christus moet het doen. Dat is geloof: geloven in Jezus Christus.

 

Zondag 11 oktober 2020 – Metropolitan Tabernacle Londen [Verenigd Koninkrijk] – dr. P. Masters – Schriftlezingen Psalm 23 en Markus 5 vers 21-43