In zijn zendbrief aan de christelijke gemeente te Kolosse vervolgt zijn Paulus met het schrijven dat alle begeerte, gramschap, toornigheid, kwaadheid, lastering, vuil spreken uit de mond dient te worden afgelegd. Het behoort tot de oude natuur, de oude mens. Het is de plicht van de gelovige in Christus om dit af te leggen, met de hulp van God. God haat de leugen. En vervolgens gaat het over het aandoen van de nieuwe mens die vernieuwd wordt tot kennis, naar het evenbeeld van Christus Die hem geschapen heeft. In de kerk van Jezus Christus is geen onderscheid: Christus is alles en in allen.
Kolossenzen 3 vers 8: ‘Maar nu legt ook u dit alles af, namelijk gramschap, toornigheid, kwaadheid, lastering, vuil spreken uit uwen mond‘.
Toenemende vernieuwing
We zullen eerst stilstaan bij begeerte uit vers 5. Begeerte het is een dienen. Begeren, meer begeren. Begeerten naar dingen. Rijkdom. Welvaart. Meer dan de dingen van God.
Het is onderdeel van de oude natuur. Een wil om meer te hebben. De samenleving is zo materialistisch. Bombastisch komt het tot de jongeren. De stille stem zegt in je: als ik maar goed voor mensen kan verschijnen. Met meer. Grotere auto. Groter huis.
De balans te bewaren. En niet door begeerten geleid te worden. Altijd meer te willen. Toen ik een jongere was, waren er veel grote kerken hier in Centraal Londen bijna leeg waren. Terwijl er nota bene toen in de jaren vijftig en zestig meer christenen hier waren dan toen. Wel missionaire kerken. Het had te maken met migratie.
Er waren praktische problemen. Bombardementen die schade hadden aangericht. Mensen trokken uit Centraal Londen weg. Deze kerk was er bijna onderdeel van. Mensen willen altijd meer. Grotere auto. Groter huis.
Ik moet voorzichtig zijn. Het is moeilijk een huis te hebben in Centraal Londen. Dat huis met een extra slaapkamer omdat de familie is uitgebreid. Maar begeerten heeft er veel mee te maken. Wat is goed voor mij. Niet de doel, niet de Heere. Wees voorzichtig met begeerte. Het is onderdeel van de oude natuur. Niet ons als gelovigen in te houden.
We gaan nu verder naar vers 8. Het lijkt dat de apostel zich herhaalt maar dat is niet zo. Gramschap, toornigheid, kwaadheid, lastering, vuil spreken uit uwen mond. Elke van deze bepaalt bij een specifiek element. Maar nu legt af. Werp het van je.
Het is bemoedigende taal voor een christen. Als ik mij slecht gedragen heb, ik kan het afleggen? Wegwerpen? Het klinkt gemakkelijk. Ik kan mezelf stoppen. Het hoeft niet door te gaan en een lelijk onderdeel van het leven te zijn. Ja, leg het af. Alleen de gelovige kan dat doen door het voorrecht van God.
Het is het voorrecht van de gelovige en de plicht. God wil het geven als je Hem vraagt en je erdoor heendragen. De wereldling heeft er ook mee te maken maar voor hem veel moeilijker om af te leggen. Maar nu, het klinkt simpel, leg het af.
Als je een gelovige bent, bekeerd door God. Je kunt het en zult het doen. Er is een probleem hier. Maar Paulus, je hebt het al gedaan. Het lijkt een tegenstelling. Ik heb het afgelegd en ik moet het afleggen. Bij de bekering bekeerde ik mij van deze dingen. God nam het weg. Hij vergaf mij de zonden voor altijd. In de gerechtigheid van Christus.
Maar ondertussen is de oude natuur daar nog. Het schreeuwt om zich te uiten. De bewegingen van de zonden. Ik heb het dan weliswaar afgelegd bij de bekering, maar ik moet het ook dagelijks afleggen. Het geldt beide.
Gramschap. Het woord in het Grieks refereert aan een voortgaande boosheid. Een genestelde boosheid. Je bent boos. Zonder iets te zeggen. Het is daar. Het is vreselijk. Het is de oude natuur. Iedereen heeft er mee te maken. Weet je niet dat je het nu af kunt leggen?
Zoek Gods hulp en zegen. Verander het. Is het tegen je man of vrouw? Verander het in vriendelijkheid. Het is onderdeel van de oude natuur de gramschap. Toornigheid is er een voorbeeld van die nog verder gaat. De uitbarsting ervan. Gebrek aan zelfcontrole. Het is vol van schaamte. Het moet worden afgelegd.
Kwaadheid. Dat is een ander. Je bent furieus. Er is geen uitbarsting. Maar het kwaadheid die kwaad verbergt. Het is vreselijk. We moeten ons van alles wat erop lijkt ons begeren. Het kan leiden tot jaloezie.
En dan lastering. In de Bijbel uitgelegd als lastering van God. In het Grieks lastering van God en mensen. Dit moet ook tot de dood gebracht worden. Het vuil spreken. Het betekent elke vorm van vol schaamte spreken. Elke aanval van een ander ontworpen om te verwonden.
Je vindt in menselijke literatuur niet het onderscheid tussen deze vijf als hier zo in de Bijbel geschreven. Ze moeten worden afgelegd. Het vuil spreken kan na jaren eruit komen. We moeten ons ervan weerhouden en het ter dood brengen.
Ik kom nu bij vers 9 aan. ‘ Liegt niet tegen elkander, dewijl gij uitgedaan hebt den ouden mens met zijn werken’. Integriteit is belangrijk voor een christen. Ik herinner me een preek die negatief klonk maar dat niet was. Er werd uitgelegd over de haat van God tegen de leugen. God is er zo tegen. Dat blijkt uit het Bijbelboek Openbaring.
Als je de leugen niet aflegt. Er is een reden hier gegeven. Dewijl u uitgedaan hebt den ouden mens met zijn werken. Bij de bekering afgelegd. En nu neem je het opnieuw aangedaan. Maar doodt de leugen. Leg het af. Excuses zijn leugens. Beloften die je niet meent zijn leugens.
Het is een oorlog tegen de leugen. Met al deze dingen, we kunnen afleggen. Vraag om de hulp van God. Vers 10. ‘En aangedaan hebt den nieuwen mens, die vernieuwd wordt tot kennis, naar het evenbeeld Desgenen, Die hem geschapen heeft.’ Allereerst spreekt dit vers over voortgaande vernieuwing. Je hebt een nieuwe natuur ontvangen. De oude natuur is naar de achtergrond verdreven maar is nog daar.
De nieuwe natuur vernieuwd in kennis. Waarom dagelijks vernieuwd in kennis? Laat ik een paar suggesties doen. Ik zie dat ik het gedaan heb in het verleden. Je krijgt zicht op de lelijkheid ervan. Als je vernieuwd wordt, krijg je een vers inzicht. Waar je tegen vechtte. Ik versta mijzelf meer. Dat die oude natuur in mij zo verrot is.
Ik ben een christen voor 60 jaar. Ik ben toegenomen in de kennis. In de kracht van God. Ik heb dat mij nooit gerealiseerd. Dat ik dit kan met Gods hulp. Ik waardeer de kracht van de Geest van God meer dan ooit tevoren.
De oude natuur uitwerpen. Dan ben ik meer op God betrokken. De familie meer betrokken. Ik zie de consequenties van dit effect. Ik waardeer de doctrines meer. Meer in de kennis van het Woord. Vernieuwd in kennis. En de verzekering komt door dit.
Naar het evenbeeld Desgenen, Die hem geschapen heeft. We hebben nog kort de tijd om naar vers 11 te kijken. ‘Waarin niet is Griek en Jood, besnijdenis en voorhuid, barbaar en Scyth, dienstknecht en vrije; maar Christus is alles en in allen.’
Geen verschil nu tussen Jood en heiden. In de jaren vijftig was er de dispensatie leer. Dat de Joden een tweede speciale behandeling zouden krijgen. En een aardse macht. Wij geloven er niet in. Het is heel modern in de 19e eeuw.
De kerk van Christus is van alle uitverkoren Joden en heidenen. Er is geen superioriteit. Niet de ene specialer dan de ander. De Joodse rechten, besnijdenis, zijn voorbij. Barbaar en Scyth. Er is geen ras in de kerk van Christus. Allen een ras. Christus is alles in allen.
Het is niet in de begeerte. Huis, auto. Onze bezittingen. Niet de familie. Maar Christus is alles en in allen. Hem in gedachten. Maar aan Hem te denken dan aan iets anders. Christus te hebben. Hij is alles en in allen.
Zondag 13 december 2020, Derde Adventszondag – Metropolitan Tabernacle Londen [Verenigd Koninkrijk] – dr. P. Masters – Schriftlezingen Psalm 73 en Romeinen 6 vers 11-23