De christelijke gemeente in Kolossenzen wordt bedreigt door de ideeën van de Judaïsten die probeerden om de jonge christenen naar de oude inzettingen te leiden. Die ceremoniële wetten zijn afgedaan, het was symbolisme en schaduwdienst. Christus is de vervulling ervan. En dit gemengd met de Gnostieken die niet gericht waren op de zaligheid in en door Christus maar op het aangaan van de strijd tussen goed en kwaad. Paulus roept hen op om de dingen die boven te zijn te zoeken. Als een kleed moeten ze de innerlijke bewegingen der barmhartigheid, goedertierenheid, ootmoedigheid, zachtmoedigheid en lankmoedigheid aandoen. Elkander te verdragen en te vergeven. En boven dit alles aan te doen de liefde. Vandaag komt het Woord tot ons. Dat de vrede van God heerse in onze harten en het woord van Christus rijkelijk in onze harten woont.
Kolossenzen 2 vers 16, 3 vers 1: ‘[16] Dat u dan niemand oordele in spijs of in drank, of in het stuk des feest dags, of der nieuwe maan, of der sabbatten. [1] Indien gij dan met Christus opgewekt zijt, zo zoekt de dingen, die boven zijn, waar Christus is, zittende aan de rechter hand Gods‘.
Zoek de dingen die boven zijn
We werken toe naar hoofdstuk 3 vers 1. Eerst gaat het over de werken van het vlees. De Judaïsten hebben de kerk verleid en probeerden de mensen naar de oude inzettingen te krijgen. Gemengd met de Gnostieken ideeën. Om de nieuw-bekeerde mensen te verleiden. De ceremoniën waren nodig volgens hen. Er is een constante strijd tussen goed en kwaad in je en daarom het vlees verloochenen.
De focus was verlegd van de zaligheid in Christus naar gnostieken ideeën. Dat u niemand oordele in spijze of in drank, of in het stuk van de feestdag of deze nieuwe maand van de sabatten. Keer er niet naar terug. De Joodse inzettingen zijn voorbij, het waren symbolen. Vers 17. Ze waren niet de werkelijkheid. Ceremoniën om het verstaan van hoe God redt duidelijk te maken.
Het lichaam, de vervulling is Christus. Al die beelden van het Oude Testament zijn voorbij. Dat dan niemand u overheerse naar zijn wil in nederigheid, vers 18. Wat is dat? Er was een soort van hiërarchie van de gnostieken. Als je iets opgaf was je van een bepaalde rank maar als je maar opgaf was je van een hogere rank. En dienst der engelen. Door een engel tot God komen. Maar Christus was er niet in betrokken.
Het was een dwaze gedachte. Paulus ging ertegen in. We hebben het vandaag in de charismatische beweging. Nieuwe doctrines. Ze zijn niet werkelijk bekeerd, ze kennen Christus niet werkelijk. Zodra je je daarop richt en niet op Christus, het Hoofd waaruit het gehele lichaam bestaat.
Vers 20. Vleselijke religie. Natuurlijk is het goed om als christenen niet op welvaart gericht te zijn. Maar niet om er iets mee te verdienen. Dat is legalisme. Maar het is een goede zaak als christenen niet bij het uiterlijke leven. Maar dit was zo anders. Zoals de kerk van Rome die zo bij het vleselijke leefden.
Ze zien eruit dat ze wijs zijn. Vleselijke gedachten. De persoon die nooit Christus gevonden heeft, zegt ik moet iets doen. Ze tonen wijsheid. Eigenwilligen godsdienst. Wat je wilt godsdienst. Waarom willen mensen Rockmuziek? Wat ik wil. Het lijkt naar de vleselijke gedachte het juiste te doen maar het is niet naar God.
Hoofdstuk 3. Als je dan met Christus opgewekt bent, zoek de dingen die boven zijn. Ik herinner me toen ik een jonge christen was en een preek hoorde over deze tekst maar de prediker maakte het zich moeilijk. Hemelse ervaringen noemden hij het. Wat zal ik daar hebben, mij in verheugen? De smaak cultiveren om het nu al te hebben. Maar dat is niet wat Paulus hier bedoelt.
Zoek de dingen die boven zijn. De dingen die de hemelse ervaringen reflecteren. Vers 12. Zo dan doet aan, als uitverkorenen Gods. Zoek de dingen die boven zijn. Het positieve moet eerst komen. Heiligen en beminden. Banden van barmhartigheden. De innerlijke bewegingen barmhartigheden. Diepe verlangens van binnen.
Paulus zegt niet: imiteer de heidenen. Dat het alles uiterlijk is. Nee, niet uiterlijk. Maar van binnen. Dit spreekt van wat eruit komt maar dit spreekt van wat voel je. Wat je diep voelt. Het is in de context van kleding aandoen. Banden van barmhartigheid. Ik kan dit doen als een christen omdat ik in Christus ben. Hij is met mij. Hij wil mij helpen.
Het is zo vaak een fout in ons dat wij die banden van barmhartigheid niet voelen. Het is zonder affectie moeilijk om de gevoelens te voelen. Ik ben de ontvanger van de gevoelens. Van de liefde van Christus die Zijn leven gaf voor zondaren. Christus de Zaligmaker had zulke dieper gevoelens.
Ik was de ontvanger van de diepe verlangens van mensen die voor mij baden toen ik een hopeloze, arrogante ongelovige was. Ik was de ontvanger. Hebben we de diepe gevoelens? Cultiveer ze. Bid voor anderen. Niet: Heere redt niet een ander. Maar Heere, redt hem. Als ik voel voor die andere persoon. Voor hulp en ondersteuning. Om anderen te bemoedigen. Want ik voel voor hen in hun nood.
Zoals Christus voelde voor de Zijnen. Zoals Paulus bad voor de uitverkorenen bad. Hij voelde voor hen. Hij kende ze niet voor hij naar de volgende stad reisde. Voor je man, voor je vrouw. Elke dag. Wees gewaarschuwd voor je hardheid. Bid ervoor, voor de hulp van God. Waarom is er zo weinig toewijding in de kerken? Is er zo weinig aan diepe gevoelens? Heb je ooit de kerkgeschiedenis gelezen? Over de diepe gevoelens.
Je moet de diepe gevoelens levend houden. En het aandoen. En dan goedertierenheid. Een gerelateerde genade. Het is een staat van het hart. Het is niet alleen goede dingen doen. Het is de staat van het hart. Niet soms goed, maar het cultiveren van de staat. Laten we ons verzachten. Hoe heb ik mijn vriendelijkheid getoond? Naar anderen, collega’s. Heb ik mij soms niet vriendelijk opgesteld? Trots ingesteld. Alsof de andere onwetend is en ik het weet. Oefen het tussen man en vrouw.
Ootmoedigheid van gedachte. Er is overlap met goedertierenheid. Vandaag gaat het over zelfvertrouwen. Als christenen weten we hoe weinig we kunnen doen. Het meest belangrijke werk is het redden van zielen. En we weten hoe onbekwaam we zijn. We hebben een voordeel om ootmoedig te zijn. Dit geeft veel ruimte voor zorgen voor. Gewetensvol. Zelfkritisch. Meer vervuld van gebeden.
Zachtmoedigheid. Het is een gereedheid om ten onrechte te lijden. De geest van een dienstknecht. Dienstknecht van de Heere. Het is gereedheid om ten onrechte te lijden. Gereed om zo te lijden voor de Heere als het nodig. Vandaag zie je er niet zoveel van. Hier en daar verdrietig om het te zien, zelfs van christenen en kerken. Kerken die niet luisteren naar de overheid. Wij luisteren niet. Wij dragen geen maskers. Onderwerping aan de overheid zelfs al ben je heel kritisch.
Lankmoedigheid. Niet prikkelbaar. Lang geduld. We hebben de beloning diep van binnen die ligt te wachten. Vers 13. Verdragende elkander en vergevende de een den ander. Zoals Christus u vergeven hebt, doet u ook zo. En boven dit alles doet aan de liefde. Zelfgevende liefde. Het is de band der volmaaktheid. Laat de vrede van God heersen in uw hart.
Diepe tevredenheid over wat God ons geeft. Zaligheid. Gebeden. De beloften. Gemeenschap. Hij geeft ons zoveel. Natuurlijk kunnen we lankmoedig zijn in deze onvolmaakte wereld. We zijn tevreden in God. Laat het in je heersen, laat het je leiden. Maar ik ben verkeerd. Reflecteer. Je hebt de eeuwige glorie. Laat de vrede van God heersen in je hart en wees dankbaar.
Het woord van Christus wone rijkelijk in u. Moet dat niet het meest belangrijke zijn? Leer de Schriften? Uhm, uhm, zegt Paulus. Eerst de innerlijke bewegingen der barmhartigheden. Voor we tot het Woord komen, wat is in ons hart. Mag God onze harten bewegen en geven barmhartigheid, goedertierenheid, ootmoedigheid, zachtmoedigheid, lankmoedigheid, liefde en vrede.
‘His sovereign power reigns not alone,
Grace is a partner of His throne:
And pardoning grace with endless love
Is our sublime reward above.’Psalm 62 ‘My spirit looks to God alone’, Isaac Watts 1674-1748.
Zondag 29 november 2020, Eerste Adventszondag – Metropolitan Tabernacle Londen [Verenigd Koninkrijk] – dr. P. Masters – Schriftlezingen Psalm 62 en Kolossenzen 2 vers 16- 23 en 3 vers 1-4