De apostel Paulus zoekt naar woorden om de grootheid van de genadegaven van God uit te drukken. God is genadig en schenkt Zijn gaven aan Zijn kinderen op aarde. Destijds in de gemeenten in Macedonië en ook vandaag. Paulus somt de gaven op om overvloedig te zijn in geloof, en in woord, en in kennis, en in alle naarstigheid, en in uw liefde tot ons, ziet, dat u ook in deze gave overvloedig zijt. Met liefde tot de missie om anderen over het Evangelie te vertellen.

2 Korinthe 8 vers 1: ‘Voorts maken wij u bekend, broeders, de genade van God, die in de gemeenten van Macedonië gegeven is‘.

De gaven van de christen

Het is een groot hoofdstuk. De apostel geeft in de eerste helft van het hoofdstuk zes gaven van God die Hij geeft aan de gelovigen. Broeders, wij maken u bekend de genade van God die gegeven is aan de gemeenten van Macedonië. In vers 7 worden de zes gaven opgesomd. Gelijk u alles overvloedig zijt. Dubbele superlatief. Gemanifesteerd in grootheid. Dan komt de lijst.

In geloof, dat de eerste. Geloof is de basis van het christelijk leven. Gave van God gegeven bij de bekering. Overtuiging, beweging. Diepe overtuiging dat de dingen werkelijk en waar zijn. Het is de gave van God door het werk van de Heilige Geest. We weten vanaf dat moment als instinctief dat het Evangelie de waarheid is. Het wordt vanzelfsprekend voor ons verstand dat het waar is.

De val van mensen. We zien het overal om ons heen en merken het op. In elk gedeelte van de mens zonden. De overtuiging is vanzelfsprekend voor ons. We zien het in ons eigen hart. Het is niet zo dat God het overschrijft. Maar het geweten functioneert weer. Voor de bekering vragen we ons of het waar is maar vanaf de bekering weten we dat het waar is.

We zijn er zeker van, zegt Paulus. Als we getuigen naar anderen dan komt die zekerheid erin mee. Niet om te tonen dat we altijd gelijk hebben. Hopelijk komt onze nederigheid erin mee. Het geloof komt in bij moeilijke situaties, bij verdriet. Sommigen denken dat in woord hier gaat over tongentaal zoals ze dat hadden in het Nieuwe Testament maar dat is hier niet bedoeld. Het gaat over het vermogen om te spreken.

En kennis. Kennis van het Woord van God. En kijken naar de wereld en begrijpen wat er gaande is. Als iemand naar je komt met onwaarheid, dan herken je het. Dat is een gave. En alle naarstigheid. Ernst. De gave van snelheid, van haast. Voorwaarts te gaan. Gereed om te handelen. In alles wat je doet voor de Heere, dat het iets in zich heeft van voorwaarts te gaan. Het beter te doen. Ernst erin.

In de liefde tot ons. Liefde voor de missie van het Evangelie. Het komt eerst. Prioriteit. Dat u ook in deze gave overvloedig zijt. Voorts maken wij u bekend, broeders, de genade Gods in de gemeenten van Macedonië gegeven is. Het wordt hier gegeven aan de gemeenten. Interessant want vaak aan individuele christenen. Er waren drie gemeenten in Macedonië. Filippenzen, Thessalonicenzen en de Bereërs.

Gave van rentmeesterschap. Vers 6. Gelijk hij tevoren begonnen had, hij ook alzo nog deze gave bij u voleinden zou. Titus was daar geweest. Hun harten waren geopend. De tweede genade werkt naar buiten en tot nut voor anderen. Dat in veel beproeving der verdrukking de overvloed hunner blijdschap en hun zeer diepe armoede overvloedig geweest is tot den rijkdom hunner goeddadigheid.

De christelijke kerk in Jeruzalem was niet de hoofdkerk waar de andere kerken onder stonden als een denominatie. De gemeenten van de vroege kerk waren allen autonoom van zichzelf. De christelijke gemeente van Jeruzalem leed het meeste. De kerken waren heel nationalistisch. Mensen werden verworpen en als ze een bedrijf hadden, dan ging die maar zo ten onder.

Door vervolging zouden mensen gemakkelijk teruggaan naar het oude leven. Maar ze deden het niet. Wat de kerk deden voor de armen was de goederen delen en daarmee gingen ze door. Voor elkaar te zorgen. Twee jaar na Pinksteren, in het jaar AD 32, werden diakenen ingesteld om te leiden. Paulus kwam in het jaar AD 34 tot bekering. In AD 37 kwam hij naar Jeruzalem en zag de armoede. Het raakte hem. Hij wees de christenen erop om de christelijke gemeente in Jeruzalem te helpen. Goederen werden gestuurd. Ze namen de last op hun harten.

In 1 Korinthe 16 lezen we erover om elke week iets apart te leggen voor de kerk in Jeruzalem. Het was uit bewogenheid. De Macedoniërs deden dit zelfs terwijl ze zelf in armoede leefden. Vers 2. Het betekent niet dat ze heel veel gaven. In het geven kijkt God naar de verhouding en het hart. Vers 4. Ons met veel vermaning biddende dat wij wilden aannemen de gave en de gemeenschap dezer bediening, die voor de heiligen geschiedt.

Ze deden het en gaf hun grote vreugde. Hoe kunnen wij onze zekerheid vergroten? Vreugde en vrede vergroten in christelijke blijdschap? Ik lees het vanaf vers 2. De overvloed van hun blijdschap. De apostel Paulus weet niet waar de superlatieven te vinden. Grote vreugde komt van getuigenis. Niet van schaamte. En het doen. En nadien is er grote vreugde in het vertegenwoordigen van de Zaligmaker.

Voor de missie. De vreugde wordt door de Heere gegeven door deze dingen te doen. Als ik het nalaat om de christelijke gaven te gebruiken, dan kan het zijn dat de vreugde in het dienen van de Heere ontbreekt. Vers 5. En deden niet alleen gelijk wij gehoopt hadden, maar gaven zichzelf eerst aan de Heere en daarna aan ons, door den wil Gods. Het was geheiligd en gewillig. Voor de Heere.

Hoe onnadenkend kunnen we in de dienst van offerande geven. Geld geven zonder jezelf geven aan de Heere, is een dwaas iets. Dit is een probleem met elektronisch geld geven, dan voel je het niet zo en ben je er zo niet bij betrokken. Nu heb je een grotere verantwoordelijkheid om mijzelf aan de Heere te geven. Hier ben ik Heere, neem mij.

Vers 6. Gelijk hij, Titus, tevoren begonnen had, hij ook alzo nog deze gave bij u voleinden zou. De kerk had problemen. Waarom hadden ze hiermee problemen om weg te geven aan de armen om de armoede te ledigen? Drie suggesties. De valse leraren. Of de partijschappen de een die van Paulus was of de ander van Apollos. Ze oefenden niet de genade van deze gave. Of door de grote zonden.

Zij hadden de vijf gaven en oefenden zich daarin maar niet de zesde. Om te geven. In je nieuwe leven de gaven. Geloof. In woord te spreken. Waar de gelegenheid zich voordoet. Kennis. Tot wie spreek ik en hoe zal ik hem benaderen. Sympathie voor mensen in hun verloren geestelijke conditie. Bewogen met hen te zijn. Kennis. Doctrine te leren, wat zit er voor mij. Wat leer ik ervan? Lees ik een boek. Ernst. Haast. In heiligheid elke dag. Liefde voor de missie van het Evangelie. Of ben ik zo bezig met werk en de zaken. Hoe kan ik helpen voor andere gelovigen die het nodig hebben. God werkt de genade in de gemeenten. Ze brengen grote vreugde. Toewijding aan de Heere. De zes gaven en de zeven vergeldingen.

 

Zondag 28 juni 2020 – Metropolitan Tabernacle Londen [Verenigd Koninkrijk], dienst online uitgezonden – dr. P. Masters – Schriftlezingen Psalm 36 en 2 Korinthe 8 vers 1-12