In zijn tweede zendbrief aan de christelijke gemeente van Korinthe, die hem zo dierbaar is, gaat Paulus in op hoe gelovigen zich bekeren. Hij roept hen op: laat ons onszelven reinigen van alle besmetting van het vlees en van de geest, voleindigende de heiligmaking in de vreze van God. Voorheen had de gemeente te Korinthe een zonde getolereerd die ruïnerend werkte. Maar daarvan hadden ze zich bekeerd. Dat kan alleen in een weg van schuldbelijdenis voor God. Zo moeten wij ons bekeren tot God en met David belijden: tegen U alleen heb ik gezondigd.
2 Korinthe 7 vers 1: ‘Dewijl wij dan deze beloften hebben, geliefden, laat ons onszelven reinigen van alle besmetting des vleses en des geestes, voleindigende de heiligmaking in de vreze Gods‘.
Hoe gelovigen zich bekeren
Is er een verschil tussen de verloren ziel die zoekt naar bekering en de gelovige? Tot op zekere hoogte is die er. Nu hoe gelovigen als ze vallen en zich bekeren tot de Heere.
De hele rij van heiligheid zoeken. Het is bijzonder hoeveel Paulus zegt in een vers. Wij dan hebben beloften, vers 1. De beloften van het vorige hoofdstuk. Geliefden. Elkaar liefhebben. Deze dingen moeten met groot respect en gevoel worden gedaan naar andere gelovigen.
Laten we ons reinigen. Niet vanuit de hoogte gesproken maar zelf inbegrepen. Van alle besmetting van het vlees. God wil zien dat we ervan gereinigd worden. Van het vlees en van de geest. De vlees refereert hier niet alleen aan het natuurlijke lichaam. Met het gehele lichaam, ziel en lichaam. Interne en externe zonden. Zonden van het lichaam en van het hart, van de gedachten. De zonden van begeerlijkheden en afgoderij. Alle dromen en plannen en motieven. Zelfliefde.
Voleindigende de heiligmaking. Het gaat over compleet maken. Focus op de gehele rij ervan. Niet een deel ervan. Niet je religieus leven en niet-religieuze leven. De hele rij van heiligmaking. Hoe dan we dat? Bij zelfonderzoek. In gebeden.
De vrucht van de Geest. Galaten 5. In de vreze God. Hem in gedachten, Hem zien. Wij zijn Hem zoveel verschuldigd. Onze dagelijkse zonden. Het is een perfect vers die de heiligmaking behandelt. In vers 2 gaat Paulus verder met geeft ons plaats. Maak je hart open voor hem. Wij hebben niemand verongelijkt. De Judaïsten, de valse leraars, hebben continue de apostel bekritiseerd.
Zoals de welvaartsevangelisten vandaag de dag doen. In vers 7 spreekt Paulus over de komst door de vertroosting. Bereidheid om het Woord te ontvangen. In vers 2. Open je hart voor mij. We hebben niemand verongelijkt. We hoorden nog niet zo lang over een megakerk in Amerika dat een voorganger daar mensen misbruikte met verkeerde dingen.
Ik zeg dit niet tot uw veroordeling. Want ik heb tevoren gezegd dat u in onze harten zijt. Dat je in onze harten bent. Zelfs al het lijdt tot je dood. Ik heb veel vrijmoedigheid in het spreken tegen u. Hij weet dat ze verkeerd spraken voorheen maar dat ze veranderd zijn. Ik spreek tot anderen over u. Ik ben vervuld met vertroosting.
Hij spreekt over dat hij geen rust in de geest had dat hij Titus niet vond. Maar wanneer ze kwamen in Macedonië toen wel. Bij vlees bedoelt hij lichaam en ziel. Van buiten was strijd, van binnen vrees. Constante problemen. Van buiten en binnen vrees. Zorgen over de gemeente Korinthe. Hij had het goede nieuws nog niet gehoord van Titus. Hij was vertraagd in zijn reis.
Wat was de situatie? Maar God, Die de nederigen vertroost. Het refereert niet aan luie christenen. Maar die zijn betrokken in de missie. Die de Heere dienen. Het betekent letterlijk in problemen. Maar wij waren in alles verdrukt. In een moeilijke situatie. God brengt vertroosting. Heeft ons getroost door de komst van Titus.
Het was veel groter. Vers 7. Niet alleen door zijn komst maar ook door de vertroosting met welke hij over u vertroost is geweest. Bij je bekering en verandering. En nieuwe inzet voor het werk van de Heere. Het vroege verlangen. Paulus schreef dat hij Korinthe een fijne gemeente vond maar problemen. Ik ben een volger van deze voorganger, en ik van die. Een kliek werd gevormd. Dat leidde tot argumenten. Dat was niet het enige probleem.
En dan was het slechtste van alles dat zij tolereerden dat een man met zijn schoonmoeder leefde. Een schandaal. Het ruïneerde de getuigenis van de gemeente van Korinthe. Ze hebben het getolereerd. Geen discipline geoefend. Het gaf anderen een licentie om te zondigen. De Korinthiërs hebben het niet verworpen. Ze waren vervuld met vroeg verlangen.
Vers 8. Want hoewel ik u in de zendbrief bedroefd heb, het berouwt mij niet. Het viel hem zwaar om de brief te schrijven. Hoewel voor een kleine tijd u bedroefd heeft. Vers 9. Nu verblijd ik mij, niet omdat u bedroefd zijt geweest, maar omdat u bedroefd zijt geweest tot bekering. We hebben zonden getolereerd. Het heeft ertoe geleid dat Paulus ontzettend teleurgesteld is in ons en God verdriet gedaan.
Maar de droefheid naar God. Corrigeren wat is niet goed gegaan. Dat is geen zonden tot bekering. Dat is niet goed. Je bedroefdheid moet zijn tot bekering. God hoeft Zich niet te bekeren. Je bent meest bedroefd naar God en de Zaligmaker die je verlost heeft. Je hebt Hem tegengestaan. Je Heere, Meester.
Zijn vrouw was gestolen van hem. We lieten het gebeuren. Zo moeten wij ook zijn. Tegen u, u alleen heb ik gezondigd zei David. Dat was strikt genomen niet waar. Ook tegen andere mensen. Maar meest tegen God. Je wordt niet verwond door ons maar zegen. Het bracht je tot bekering. Hier is de verbazingwekkende bekering tot bekering. Het heeft een effect, zaligheid van die zonden.
Werkelijke verandering van hart. Ik ga als het aan mezelf ligt terug naar de zonden. Maar naar God. Dat je leven verandert. Welke haast is er in je? Ze wachten niet. Een ware gelovige die overtuigd van zijn zonden verdedigd zich niet van zijn zonden. Die drukt het niet aan de kant. Ik moet mij bekeren en snel. Dat is het eerste teken van Goddelijke bekering, ware bekering in een gelovige.
Hoe snel je brengt op dat punt. Ik deed het. Ik heb geen excuus. Om al de zonden te zien. Om de zonden te zien. En de problemen die het brengt. De reputatie van het Evangelie die geweld wordt aangedaan.
Ik ben boos op mezelf. Op wat we gedaan hebben en iemand raakte. Wat een vrees voor die slechte zonde. Wat vrees voor dat ik het toeliet in mijn leven. Om wat niet goed gegaan is te corrigeren. En terug te keren naar het Woord van God.
Ik hoop dat dit niet negatief klinkt. Dit zijn lessen in de Bijbel wat nodig is. Hulp in onze eigen bekering. Ik wil komen tot de positieve conclusie in vers 12. Dat is niet om diens wil die onrecht gedaan had, noch om dienst wil dien onrecht gedaan was, maar opdat onze vlijtigheid voor u bij u openbaar zou worden in de tegenwoordigheid Gods.
Dat je de liefde en zorg van God op jou is. Dat door de woorden van een andere persoon mij bekeer. Dat ik op een nieuwe weg ben. Om Hem te dienen. Maar uiteraard dat Hij in Zijn grote genade mij niet verwerpt maar verbetert. Hij brengt me op de knieën om beter te doen.
De glorie en dank is tot de Heere. Hij bracht mij terug. Door de levende God. En geven Hem de glorie.
Zondag 7 juni 2020 – Metropolitan Tabernacle Londen [Verenigd Koninkrijk], dienst online uitgezonden via YouTube – dr. P. Masters – Schriftlezingen Psalm 103 en 2 Korinthe 7