Zacheus was een gehate tollenaar. Hij wilde Jezus zien – hij was nieuwsgierig, maar verstopte zich wel. Jezus zag hem echter zitten en wilde vandaag nog in zijn huis zijn. Jezus zoekt verloren zondaars om hen eeuwig gelukkig te maken.
Gemeente van onze Heere Jezus Christus, er is veel voor te zeggen dat Zacheus een brisant rijke man moet zijn geweest. Overste van Tollenaars. Jericho was een grensstad. Daar was veel verkeer. Kon je tol heffen. Daar gingen mensen ook over de Jordaan. Strategische plek op economisch gebied. Weg naar Jeruzalem. Over de Jordaan, door Jericho heen. Veel verkeer is veel tol. Het levert Zwitserland veel geld op. Het was een handelsstof. Zalven werden er bereid. Verscheept tot Indië en Rome.
Daar was deze man tollenaar. Belastinginner. Stond bovenaan. Ik overdrijf niet als ik zeg dat hij brisant rijk was. Hoe zo bereikt? Kon je daar dingen. Solliciteren. Bij Romeinen. Ik heb de capaciteiten. Ik beveel me aan. Ik zal veel belasting heffen. Romeinen gaven iemand een rayon. Afspraken over maken. Ook deel in je eigen zak te steken. Meer vragen dan noodzakelijk. Zij moesten ook verdienen! Als je zelf kunt bepalen hoeveel je verdient. Jezelf verrijken. Zo was het bij Zacheus gegaan. Tollenaars waren gehaat. Hadden die reputatie. Zacheus deed die reputatie eer aan.
Toen op een dag. Gerucht. Christus is in de buurt. Hij had natuurlijk van Christus gehoord. Wie niet? Zijn roep en faam ging van Hem uit. Sommigen hadden het over een profeet. Hoe stond Hij bekend? Als u gevraagd zou worden, leven van Christus samen te vatten in een zin, wat zou u zeggen? Zou u me iets over Christus kunnen zeggen? Petrus heeft dat gedaan. Op de Pinksterdag. Hij zei: U kent Hem wel. Hij was die man die goed deed. Goeddoende door Israël ging. Waa godd en deed goed.
Dat stond haaks op leven van Zacheus. Maar toch. Die naam hoorde. Even aangeraakt door een voorjaarswind. Snuif je even voorjaar op. Kan je nauwelijks een naam geven. Je merkt het voorjaar komt eraan. Een avond, als het warm geweest is, een koele frisse bries. De natuur ademt ervan op. Zo was het bij Zacheus. O Jezus Naam, en dan komen er kwalificaties: hoe zoet en goed klinkt Uw Naam mij in de oren. We zingen dat straks.
Maar Zacheus kwam er niet overheen. Zit het in orde met je leven? Hoe gaat dat. Dat overstem je, dat gevoel. Duwde weg. Overstemde. Het is toch gewoon goed. De Romeinen zijn zo beroerd nog niet. Joden hadden 60-70 jaar geleden een burgeroorlog gehad, Romeinen hadden geholpen. Ze behartigden iets van recht. Dat ik teveel vraag, ja dat moet misschien veranderen. Maar dan ebde dat weer weg.
Jezus is in de buurt. Een zindering gaat door Zacheus heen. Even wil hij Hem zien. Wie is dat? Hoe ziet Hij eruit? Zo begint die geschiedenis. Is een bekeringsgeschiedenis. Begint met een gerucht. Het raakt Zacheus en hij wordt nieuwsgierig.
Kunnen wij meer zeggen, wat maakt Christus bijzonder? Kunnen wij dat aangeven wat het eigene is van Christus. Stapje verder dan Petrus? Wat is het bijzondere? Zou het dit zijn: de wind waait waarheen hij wil, maar u weet niet waar hij vandaan komt. Christus kwam van de Vader. Stond ermee in contact. Verspreidde een sfeervol. Mensen kwamen onder de indruk. Hij is de Zoon van God.
Maak ik even een stapje buiten de stof. Zouden wij dat ook hebben, als de hemel open is, in gebed en wij met God leven, zou er dan iets van ons uitgaan? Wat het is weet ik niet, maar er gaat iets van hem/haar uit.
De Deense dominee Kaj Munk had gewoonte om vlag uit te hangen als het voorjaar komt. Dat is hier ook van toepassing.
Zacheus wil Jezus zien. Hij is nieuwsgierig. U kent de geschiedenis. Hij is klein van gestalte. Probeert een glimp op te vangen. Hij staat op zijn tenen. Straks meemaken dat Jezus voorbij is en hij Hem dan niet gezien heeft?! Hij loopt vooruit. Hij loopt vooruit naar de vijgeboom. Op een tak zitten. Kijken naar de stoet. Zo vertelt de Bijbel dit. Zacheus kijkt naar beneden.
Waar doet dit aan denken? Welke associatie roept dit op? Hard vooruit lopen en in een boom klimmen? Een kind, nietwaar. Een jongen. Zacheus doet zoals hij deed toen hij klein was. Een kind staat tegenover iets groots. Voelt zich een kind. Zacheus voelt zich weer een kind. Indien u niet wordt als een kind, u kunt het koninkrijk van God niet zien. Discipelen zochten een keertje ruzie met elkaar. Ze durfden niet te zeggen, Christus hield aan, ja, wie van ons is de belangrijkste. Jongetje, kom eens hier. Tussen die mannen. Kijkt omhoog. Jezus zegt: als je niet wordt als een kind. Dit kind. Omhoog kijken. Een kind, maakt dat geen ruzie? Maar tussen de grote mensen, dan onder de indruk. En ontvankelijk. Die meneer riep hem. Zo staat dat kind bij Christus. Indien u niet wordt als de kinderen.
Zacheus heeft iets van een kind. Toen hij nog nieuwsgierig was. Daar zit hij. Wat verscholen. Hij hoopt verborgen te blijven. Iets van Christus opvangen, een glimp. Liever niet in aanraking komen met Christus. Waarom niet? Dan mijn leven veranderen? Ik voel dat mijn leven niet goed is. Daar zit hij.
Waar doet dit me aan denken? Aan de paradijsgeschiedenis. Aan de hof. God kwam elke avond. Adam en Eva verkeerden met God. Van een boom mochten ze niet eten. Ze gingen onbevangen met God om. Toen werden ze angstig. God kwam opnieuw. Adam en Eva hadden zich verborgen. Achter het gebladerte. Adam, waar bent u? Riep de Heere God. Zojuist nog onbevangen! Zonder angst leven. Maar de boze had hen wantrouwen ingezaaid.
Zacheus. Toen ik een kind was en grote ogen op kon zetten, kende hij de geboden. Verbond en wet. Maar toen het leven kwam, toen was hij op zichzelf aangewezen. Hoe moest hij zich redden? De boze had vrij spel. Makkelijke weg om je verrijken. Op zichzelf gericht. Rijkdom was gekomen. Een prachtig huis. Alles. Maar van binnen? Een fortuin verdiend, maar toch. Daar zit hij. In de boom. Als eens Adam, nadat hij had gegeten. Gods stem: waar ben je?
Nu komt Gods stem voor Zacheus. Zacheus! Waar bent u? Waar houd je je op in je leven? Waar zit je? Zacheus! Hij zoekt Adam en Zacheus. Jezus kijkt omhoog. Trefzeker. Hij kent Zacheus. Ik moet in uw huis zijn.
Misschien vult u uw naam in? Hoe kan Jezus zijn naam weten? Jezus is Gods Zoon. Maar is er meer te zeggen? Jezus voelt het aan. Er zit iemand, daar, omhoog. Hij ziet hem. En zegt: Zacheus. Hoe kent Hij hem?
Verhaal dat ik als jongetje hoorde van de dominee. Doop geweigerd. Ik was er bijna trots op, zei die dominee. Dominee zei tegen de ouders: u belooft niet naar de kerk te gaan, dus het gaat niet door. Doop geweigerd. In de week erna ging de bel. Stond een mevrouw bij de pastorie. U kent mij niet, ik wilde u iets vragen. Ik ben de oma van het jongetje dat u niet wil dopen. Zou u straks Lukas 19 willen lezen. En vooral die tekst: Ik moet hier zijn omdat deze een zoon van Abraham is. De vrouw draaide zich om en ging weg. De tekst kwam bij de dominee binnen. Christus ging naar Zacheus omdat hij bij het verbond hoorde.
Ik denk aan die oma, het jongetje ging niet naar de kerk. Maar die oma vouwde elke dag haar handen. Naam door de doop en door het gebed bekend bij God! Zou het zo bij Zacheus zijn gegaan? Zijn vader of moeder, opa of oma, zorgen gemaakt? Dat God tegen Jezus zegt: kijk eens omhoog. Kijk, Zacheus. Ik moet bij jou thuis zijn. Bij God was hij bekend. Maar ook bij Christus, die ook gewoon mens was, door de Vader.
Ik moet in uw huis zijn. Moet. Hoe klonk dat? Wie kan die stem nadoen? Zoals bij Maria Magdalena: Maria! Of: Vrouw, Ik veroordeel u ook niet. Wat een kracht in Zijn stem. Voorjaarswind zwelde aan tot een krachtige wind. Hosea: Ik zal zijn als een leeuw die brult. Majestueus. Zo zal Ik roepen. Israël zal stil worden. Ze zullen komen en zich bij Mij voegen. Zijn stem maakt diepe indruk.
Zacheus laat het toe. Hij komt naar beneden. Hij komt met blijdschap naar beneden. Opgelucht. Nee, dit was niet goed. Op je schouders lag iets, het wordt weggehaald. De boom uit met blijdschap. Deur open, kom binnen. Oosters gebruik: maaltijd.
Heden is hier zaligheid geschiedt. Diep, echt, eeuwig grondig geluk. Dat is Christus komen brengen. Gekomen om te zoeken om zalig te maken. Eeuwig gelukkig te maken. Om dat te doen. Dat gebeurt hier. Als kind leefde hij niet dicht bij God, toen een tweesprong, jezelf redden? Je eigen schaapjes op het droge. Hebzucht, angst, verwarring. Hij greep naar zijn ik. Hoe wankel. Ik. Hoe ging het daar verkeerd. Zonde had de overhand. Dat brokkelt nu af. Hij krimpt ineen. Hij was slim en sluw geweest. Een valse berekening. God woog niet het zwaarste, maar zijn eigen ik. Nu anders. Christus veranderde dat. Ik moet in uw huis en leven zijn.
Ik ken de straten in Reeuwijk niet. In Hoornaar wel. Toen heb ik een aantal straten genoemd in de preek. Ik moet in de …. zijn. Te gast. Stel je voor. Christus dat aan u vroeg. Christus zo bij u blijft deze week. Wat zou u zeggen? Nu U er bent… Ik ben gewend zo te spreken, of deze programma’s te bekijken, of zo met de computer om te gaan, appen op die manier, maar nu U naast me zit… Mag Hij met u meegaan? Mag Hij u zoeken en uw Zaligmaker zijn? Het is heerlijk. Om met Hem om te gaan. Er is niemand zoals Hij.
De Farizeeën mopperen. Jezus geeft een subliem antwoord. Net als bij Levi, ook een tollenaar. Arts gaat niet naar gezonde mensen. Daar kunt u toch niets op tegen hebben? Tuurlijk. Daar kom Ik voor: voor zieke mensen. Wat is daarop tegen? Toch mopperen ze. Zouden ze wel weten van vergeving en toch niet? Weten dat God het hart aan ziet? Wie lijkt niet op Zacheus? Iedereen. Alleen hebben ze het niet door.
En dan sluit ik af met een gelijkenis van Christus. Twee zonen met een vader. Willen jullie me helpen in mijn akker of wijngaard? Zonen reageren verschillend. Ene zegt: jawel en doet het niet. De tweede zoon zegt nee en dan bedenkt hij zich en doet het wel. Wie heeft de wil van de vader gedaan? Die gelijkenis is van toepassing ook op deze geschiedenis. En het is ook een vraag aan ons adres. Amen.
Hervormde gemeente Reeuwijk, Ichthuskerk, zondag 30 september 2018, 17 uur. Schriftlezing Lukas 19:1-10.