Koning Darius wordt door de stadhouders tot god gemaakt. Het loopt echter altijd verkeerd af als wij onszelf of een ander tot god maken. Daniël weet zich afhankelijk van de levende God van Israël. Die God is niet aan wetten onderworpen. God heeft Christus als Mensenzoon aangesteld als stadhouder over deze wereld. Hij zal de wereld naar de voltooiing dragen.
Wie is god/God?
Wie is God? Veel mensen zullen zeggen: ik ben god. Je ego. Je organiseert je leven om je heen. Net als in oude verhalen moeten wij met elkaar concurrenten, zoals de goden deden. Huwelijksmarkt, arbeidsmarkt, Social media. Een ratrace. Ik ben toch geen god. Ik ben eerder een kwetsbaar klein vogeltje. Hulpeloos en weerloos. Ik hunker naar een betekenisvol leven. Is wat mij tot God maken god?
Ja, zo begint het verhaal van Daniël. Die stadhouders maken van Darius een god. Een marionet van henzelf. Ze pakken het slim aan. Ze geven Darius het gevoel dat hij heel bijzonder is. Ze stellen een wet voor. Niemand mag iets vragen dan alleen via Darius. Ze hebben er zelf belangen bij. Een idiote vraag. Een kind mag niet vragen naar hoe laat ze gaan eten. Je mag de wet niet vragen. Ze laten Darius doen wat zij willen. Een ander mag god zijn als die doet wat jij wilt.
Daniël komt voor het aangezicht van God. En smeekt. En die dienaren zien dat en rennen naar de koning. Precies hetzelfde woord voor aangezicht. Darius is een ijdele man. Met open ogen loopt hij erin. Anderen tot goden maken: sportlui, zakenlieden, popsterren. Maar je zet een val op. Het gaat niet goed als wij mensen tot god maken. Nauwelijks heeft Darius die wet uitgevaardigd of hij ontdekt dat hij in de val is gelokt. Daniël moet in de leeuwenkuil. Door die krankzinnige wet. Deze tragische figuur, Darius, is gevangene van zijn eigen wetten. Hij bezegelde met een handtekening zijn godheid. Hij kan alleen nog maar meelopen tot de leeuwenkuil. De God die jij vereerd, moet jou maar verlossen. Ik kan het niet. De nacht handenwringend doorbrengen. Geen muziek, drank, harem. In de ochtend met een flauwe stem vragen: heeft God je verlost? Darius faalt onophoudelijk.
Dan zijn we meteen bij het antwoord: de echte God is niet de gevangene van Zijn wetten. Die leeuwen, de koning van de dieren, hadden volgens de wetten van de natuur Daniël moeten aanvallen. Een engel was voldoende. God zelf hoefde niet te komen. God is niet de gevangene van zijn wetten. Hij maakt van de koning der dieren een spinnende poes.
Daniël komt vrij. Die stadhouders belanden wel in de kuil. De marionettengod keert zich tegen hen. Maak van jezelf geen god. Maak van anderen of jezelf geen goden. Dan krijg je alleen maar ellende. In Oekraïne zien we er een illustratie ervan. Al wanen we ons in Nederland ook god in abortusklinieken. Dat moet je niet doen. Er is maar een God.
Dit hoofdstuk eindigt met Darius die openlijk de God van Israël belijdt. Alleen de God van Israël is God. Dat is kort en goed de boodschap van het hele boek. Daniël bestaat uit eigenlijk twee delen (hoofdstuk 1-6, verhalen en hoofdstuk 7-12, apocalyptische visoenen). Samenstelling was ongeveer 165 jaar voor Christus. Een spannende tijd in Israël. Eerst Assyriërs, toen de Perzen en toen de Grieken. Vooral de Grieken voerden de druk op. Dat verdeelde de joden heel erg. In het jaar 167 was de tempel ontwijd door Antioches Epifanes. Er was een beeld van de afgod geplaatst. Er was varkensvlees. Tempelschatten werden verkocht. Joodse wetten werden verboden. Een desastreuze tijd. Dramatisch. Het voelde als het einde van de geschiedenis.
Die ervaring inspireerde waarschijnlijk tot het samenstellen van het boek Daniël. Er brak ook een onafhankelijkheidsstrijd uit. Door Macabeeen. In de visioenen ziet Daniël iets anders. De oversten van deze wereld hebben het niet voor het zeggen. Ze rijken komen op, bestrijden elkaar, vergaan weer. Romeinen, kruisvaarders, Hitler, IS, Poetin. Maar dan het verhaal over dat steentje. Dat raakt los. Spreekt een doem uit over de wereldmachten. Verwant aan die berg Horeb waar God die wet gaf. Het vernietigt de rijken. Sodom en Gomorra vergingen ook. De hoogmoed van de mensen zal vernedert worden. Alleen de Heere zal op die dag hoogverheven zijn. De afgoden zullen vergaan.
Dat ziet Daniël in hoofdstuk 7. De wereldrijken zullen vergaan. Hij ziet iets opmerkelijks. Een inauguratie. Iemand als een mensenzoon. Hij wordt namens God stadhouder op de wereld. Hij is de zaakgelastigde van God. De Schepping lijdt door wanbeheer en machten. Hij moet de wereld tussen de klippen door sturen naar de voleinding. Die mensenzoon heeft een eigen rijk. Een rijk van God. Temidden van die andere rijken. Dat rijk van God groeit en vervult de aarde.
Enerzijds ziet Daniël de vergeefsheid van de wereld. De ellende. Er zit iets zinloos in. Dat visioen krijgt Daniël in die crisissituatie. En dan ziet hij: er is Iemand aangesteld om ons te leiden. De allerhoogste God kan de mond van de leeuwen sluiten. En een kiem van de verloste schepping.
Israël is dan op een kookpunt. Veel mensen grijpen naar wapens. Maar Daniël ziet: wij zullen geen onrecht oplossen. Je kunt het alleen bestrijden. Van mensen moet je het niet verwachten. Kijk naar uzelf. We zijn vaak zo traag. De Mensenzoon maakte zich verantwoordelijk voor onze wereld.
Misschien denkt u, we zijn erg ver afgedwaald bij die leeuwenkuil? Daniël wordt in die kuil gegooid omdat koning-god Darius machteloos staat. Er wordt een steen voor gerold. Dat doet ergens aan denken. Net als bij Jezus wordt hier ook de steen verzegeld. De vrouwen gingen vroeg op pad. Net als Daniël. Hij vindt Daniël springlevend. Volgens de wetten van de natuur hadden de leeuwen Daniël moeten verscheuren. Darius was de gevangene. De God van Israël is vrij. Laat Hij je hoop zijn. Bange tijden vanwege de oorlog en klimaatcrisis. God gaat een bijzondere weg met onze planeet. Een ring met zuurstof, water, temperatuur. God maakt leven mogelijk. We hebben reden die wetten te vrezen. De klimaatverandering gaat ook volgens natuurwetten. De opwarming gaat hard. Hittegolven, overstromingen, watertekorten. De helft van de wereld leeft in gebieden waar de klimaat het zal treffen. Afrika. Minste uitstoot en hardst getroffen.
Er zijn mensen die zeggen, wij gaan de planeet redden. Alsof wij goden zijn. Alsof we Darius zijn. We trekken ons niet aan onze haren uit het moeras. God is niet gebonden aan de wetten van de natuur. God is vrij die te passeren. Ook de mensenzoon, Christus onze Heer, is niet de gevangene. Hij is geïnaugureerd om de wereld naar de voleinding te brengen. Hij kan de geschiedenis en toekomst een wending geven – anders dan wordt voorspeld. Zal Hij de wereld sparen? We weten niet of Christus dat zal doen. We moeten ons op het ergste voorbereiden. Vergeet niet dat Hij geïnaugureerd is tot stadhouder van God. Om ons te redden. Zijn inzet: op Golgotha. We suizen niet eenzaam door het heelal. Wij zullen eens voor Hem verschijnen. Dan leggen we verantwoording af. Of je meewerkte of tegengewerkt hebt. Dat gesprek kan op allerlei manieren verlopen. Ik noem een manier.
Stel je voor dat je op dat moment kunt zeggen: Heere, ik heb slecht geleefd. Ik heb Uw schepping slecht behandeld. Ik heb de dieren, planten en lucht geweld aan gedaan. Toen het tot me doordrong hoe kwalijk dat is (rebellie tegen God!), Heer Jezus, toen heb ik me bekeerd. Te laat bekeerd. Ontferm u over mij! Zijn er niet veel slechtere manieren om voor Christus te verschijnen?
Amen.
Hervormde Gemeente Reeuwijk, Ichthuskerk, zondag 13 maart 2022, 9.30 uur. Schriftlezing Daniël 6.